Voor het zangonderwijs.
De jeugdige Zanger. Theoretische en Praktische Handleiding bij het zangonderwijs, inzonderheid op de scholen, door Richard Hol. Groningen, P. Noordhoff en M. Smit, 1875.
Theorie van den Zang. Korte schets ten dienste van het onderwijs in de zangkunde, vooral voor onderwijzers-kweekelingen, door H.H. Hartman, hoofdonderwijzer aan de openbare lagere school te Cappelle op den IJsel. Derde druk. Te Amsterdam, bij C.L. Brinkman, 1875.
Bovengenoemde werkjes zullen gewis volkomen beantwoorden aan hun doel. De heer Hol heeft er voor gezorgd, dat de beginselen van den zang oogenblikkelijk worden toegepast op kleine zangstukjes, die, hoe beperkt ook van toonmiddelen, toch reeds melodie bezitten. Voor de schooljeugd is dit aanmoedigend. Op deze wijze zal hun gewone tegenzin in de notenleer wijken voor den prikkel om onmiddellijk het geleerde in practijk te kunnen brengen. De gebruikelijke wijze om het kind door voorzingen te onderrichten heeft deze schaduwzijde, dat het zichzelve niet kan onderrichten als daartoe de drang bestaat, 't geen door een geleidelijke oefening van het notenlezen, zooals de handleiding die aangeeft, mogelijk wordt. In het liedje ‘Regen’ breekt het ademhalingsteeken het woord roosje af. Dit zal wel de bedoeling niet zijn, veeleer een drukfout. Vergissen wij ons niet, dan zijn eenige dezer versjes, zooals b.v. ‘Van zeven Kikkertjes’ vroeger reeds muzikaal bewerkt; wel een bewijs dat ze naar wensch voldoen.
Een derde druk van H.H. Hartman's theorie van den zang toont ons evenzeer het verdienstelijke van zijn arbeid als de behoefte die er bestond aan zulk een beknopt, wetenschappelijk overzicht op dit gebied.
Dat ook de harmonie-leer er kortelijk in behandeld wordt verhoogt er, ons inziens, aanmerkelijk de waarde van. Wordt eindelijk de muziek als een tak van opvoeding beschouwd, dan moet ook de bodem gekend worden waarop hare ontwikkeling rust. Beide werkjes, hoe nederig ook, zijn een aanwinst voor onze toonkunst en daarom van harte welkom.
C.