is geraakt op Ida von Weiler, beraamt het plan om haar uit de macht haars onmeedoogenden grootvaders te bevrijden. Dit plan wordt evenwel verijdeld door de waakzaamheid van Von Oberheim. Als Hugo 's nachts zijne woning wil binnendringen, lost hij een pistoolschot op hem; deze stort van schrik neder. Ofschoon nu de graaf in zijn volle recht is om den nachtelijken indringer te verjagen en zijn pistool bovendien slechts met los kruit geladen was, bedreigt de barones Van Giersteen hem toch in hare moederlijke verontwaardiging met gerechtelijke vervolging en de vrees, dat hierdoor zijn ware naam aan het licht zal komen en dan ook de schande zijner dochter, doet hem nogmaals tot de vlucht besluiten. In dit hachelijk oogenblik verschijnt echter graaf Willem en neemt de zaak een gunstige wending. De graaf vindt niet alleen zijn verouderde geliefde, maar tot zijn verbazing ook nog een volwassene dochter, met een minnaar op den koop toe; beide huwelijken laten nu niet lang op zich wachten.
Dit is de geschiedenis. Los en frisch geschreven, maar niettemin te onwaarschijnlijk om te kunnen boeien.
Zou niet iedere vrouw in Hortensia's plaats den man die haar en zijne liefde kermend opoffert aan den wensch zijner ouders, hebben geantwoord: ‘wie u ook vloeken moge, uw vaderplicht moet hier gebiedender spreken dan uwe kinderlijke onderworpenheid; blijf volhouden in uwe weigering; uw eer, de mijne en die van ons onschuldig, nog ongeboren kind, eischen het!’
Maar Hortensia zwijgt en ook haar vader laat den baron onwetend; mogelijk meende hij niet ten onrechte, dat deze reeds genoeg op zijn huwelijk geanticipeerd had, om er zich als man van eer toe verplicht te rekenen. De graaf schijnt zich hiervan echter geen gewetenszaak te maken en verbreekt liever zijn trouwgelofte, dan de ongenade zijns konings en zijner familie te trotseeren. Dat strekt den man niet tot aanbeveling en het stemt dan ook onaangenaam, als hij later door de beleedigde partij weder in genade wordt aangenomen.
Heeft de schrijver door de figuur van Berkhout willen aantoonen, dat zijn schandevrees eigenlijk geen moralischen grond had, dan heeft hij zijn doel volkomen bereikt, want schandelijker dan de schande zijner dochter, achten wij de acceptatie van een schoonzoon, die zich zulk een flauwhartig en karakterloos minnaar betoonde.
Een andere ontknooping zou evenwel het rechtsgevoel van den lezer meer bevredigd hebben en ze had kunnen gemotiveerd worden door de liefde van Ida en Hugo.
Dit neemt niet weg, dat er genoeg schoone bladzijden in dit boek voorkomen om er de lectuur van te kunnen aanbevelen. Een schrijver als Conscience kan wel eens minder stichten, maar vervelen nooit!
C.