De Tijdspiegel. Jaargang 33
(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 563]
| |
Mengelwerk.Rachel, door Cath. F. van Rees.VII.Brief van Rachel aan hare moeder.Marseille, 13 Juni 1843. Lieve moeder!
Reeds zes dagen ben ik te Marseille en heb nog geen anderen weg afgelegd dan van het hôtel naar het theâtre en van het theâtre naar het hôtel. Ofschoon ik hier alleen ben, moet ik u toch bekennen, dat ik mij nog geen oogenblik verveeld heb. Maar ook kan geen kunstenaar ooit vleiender ontvangst ten deel vallen. RoseGa naar voetnoot(*) verzoekt mij u aan haar te herinneren. Zij vindt de koffie van het Zuiden nog al slecht en is er wanhopig over. Ik troost mij met de gedachte dat alles hier goedkoop is. Bij mijne terugkomst wil ik u vertellen, hoe ik hier uit embarras de choix bijna geen onderkomen vond. Iedere hôtellier prees mij zijn hôtel aan. De een jammerde, de ander trok zich de haren uit het hoofd, een derde zwoer, dat hij een zelfmoord zou begaan als ik zijne apartementen versmaadde, zijn hôtel was het beste, het grootste, hij zou zichzelf en zijn huis onteerd achten, stapte de grootste kunstenares van Navarre niet bij hem af, enz. Na veel strijd viel het een vierde in, mij vrij logies aan te bieden. ‘Niets zal ik u laten betalen,’ riep hij. Dit onbaat- | |
[pagina 564]
| |
zuchtig aanbod, door de wanhoop ingegeven, roerde mij. Ik eindigde met een goed werk te doen en nam mijn intrek bij den ongelukkigste, die mij het liefste scheen te hebben. Die arme! wat had hij begonnen! De eerste dag verslond ik bijna alles wat zijn keuken opleverde, en mijn gevolg liet het zich ook aan niets ontbreken. 's Nachts werd ik zeer ziek, de hemel strafte mij voor mijne gierigheid. Ik kwam tot inkeer, liet de waardin bij mij komen en zeide op bestraffenden toon tot haar: ‘mevrouw, na hetgeen er deze nacht is voorgevallen, kan ik niet langer kosteloos bij u blijven. Gij moet mij dus wat geld afnemen, aan u laat ik het over er mij zoo min mogelijk van te berooven.’ De voorwaarden werden gesteld. Mijn logies-, salon, slaapkamer, eetkamer, kabinetje en twee dienstbodenkamers - 10 frank. Zeer goed. Middageten op mijn kamer, vier frank; uitmuntend. Ontbijt? éen frank. Ik heb er ook niet het minste tegen in te brengen. Sinds dien dag eet ik niet meer dan men mij geeft. Gij bemerkt, dat ik toch mijne terugkomst te Parijs niet kon afwachten om u dit bijna historische verhaal te doen. Wat ik er bij fantaiseerde geschiedde om u, vader en mijn lieve, kleine kinderen eens te laten lachen. Ik kan van vermoeidheid de pen niet meer vasthouden. Wees hartelijk omhelsd door uwe dochter Rachel. | |
Rachel aan haar broeder Raphaël.Lyon, 7 Juli 1843. Mijn lieve kleine groote Raphaël!
De reden die u belette mij vroeger te schrijven is zóo loffelijk, dat ik er volstrekt niet meer boos over kan zijn. Uwe edelmoedigheid jegens dezen armen Victor verwondert mij niet en het doet mij nu zeer leed, dat ik hem afgewezen heb, toen hij mij zijn toestand beschreef, waaraan ik geen geloof sloeg. Dat de weldaad die hij verlangde hem nochtans van onze familie is gekomen, troost mij een weinig. Dank dus voor hem en voor mij. En nu, lief broêrtje, moet ik weten hoe het met uwen arbeid en uwe plannen voor de toekomst staat, want gij hebt geen tijd te verliezen. Weldra zult gij een man zijn en gij weet wat het spreekwoord zegt: ‘l'habit ne fait pas le moine.’ Als, zooals ik vooruitzie, het tooneel uwe roeping wordt, tracht er dan ten minste de kunst van te verheffen, maak er u een gewetenszaak van, niet om u eene positie te verschaffen - zooals een jong meisje doet, die zoo uit het klooster uitgehuwelijkt wordt om het recht te hebben op de bals zes keeren in plaats van drie keeren te dansen - maar wel degelijk uit liefde, uit hartstocht voor de geestverheffende en hartveredelende kunstwerken. | |
[pagina 565]
| |
Mijn lieve Raphaël, voor den grooten dienst, dien gij Victor hebt bewezen, kan ik u mijne tevredenheid het beste toonen door u met mijne raadgevingen te vervolgen. 't Is een wederdienst, waarvan ge op meer gevorderden leeftijd eerst het noodzakelijke, nuttige en aangename zult erkennen. Waar is het toch dat deze drie betere reisgezellen zijn dan de liefde en de vriendschap. Een vrouw kan somtijds een eervol, achtenswaardig en geschikt standpunt bereiken, zonder het vernis dat de wereld met recht beschaving noemt. Waarom? vraagt ge. Omdat een vrouw niets van hare aantrekkelijkheid verliest, als ze met eenige omzichtigheid hare onwetendheid kan verbergen achter een zekere nederigheid. Een vrouw ondervraagt niet, maar heeft slechts te antwoorden. Zij begint geen redeneering, maar hoort die aan. Hare aangeboren behaagzucht wekt den lust in haar op om zich te onderrichten, zij onthoudt dus en ontvangt daardoor, zonder grondige kennis, het vernis, dat voor opvoeding kan doorgaan. Met een man is dat geheel anders. Alles wat een vrouw desnoods aan kennis kan missen, is een eerste vereischte voor den man, dus een noodzakelijkheid. 't Vermeerdert zijne genoegens, 't vermindert zijn leed en bezorgt hem op den koop toe den naam van ‘knap mensch.’ Gij ziet, mijn kleine Raphaël, dat deze raad niet te versmaden is. Denk er aan en valt u de eerste tijd ook nog wat zwaar, herinner u dan dat ge een zuster hebt, die trotsch en gelukkig zal zijn over uw succès en u innig zal liefhebben. Ik hoop dat deze brief u niet verveelt en ge dien dikwijls in uwe ledige oogenblikken zult overlezen. Een omhelzing van uwe zuster Rachel. | |
Rachel aan haren vader.Lyon, 10 Juli 1843. Lieve vader!
Sedert 4 Juli ben ik te Lyon en zoo vermoeid van mijne repetities en voorstellingen te Marseille, dat ik nog slechts éen keer hier gespeeld heb. Heden zal ik voor den tweeden keer optreden in de Andromaque. Ik heb een steek in den rug, die mij reeds zes dagen plaagt. Daar ik er eerst niet veel gewicht aan hechtte, sprak ik er niet over, maar nu zie ik toch in, dat het van meer beteekenis is dan ik aanvankelijk dacht. Eerst voelde ik de pijn als ik wat lang schreef, nu verlaat ze mij niet of ik moet aanhoudend liggen. Deze pijn zit aan den linkerkant tusschen de twee schouderbladen. Ik kan niets met den linkerarm oplichten zonder hevige smart. De vochtigheid doet er, geloof ik, geen goed aan. 't Regent aanhoudend sinds ik hier ben en de lucht ziet er altijd even donker en treurig uit. Mijn geest | |
[pagina 566]
| |
is er gedrukt onder. Ik ben zwaarmoedig gestemd en gij weet dat het uitzicht van het Hôtel du Nord weinig geschikt is om zwaa moedige geesten op te vroolijken. Eerst als ik tegenover het welwillend publiek sta van deze stad, die mij bovendien zoo levendig herinnert aan mijne kinderjaren, zal ik mijne droefheid en pijn vergeten Denk ik aan de elf voorstellingen die ik hier nog moet geven, dan schrik ik terug voor de vermoeienis. Ik wil evenwel de rust en kalmte, die mij iedere voorstelling kost, in mijne eenzaamheid terug trachten te vinden. Deze brief kost mij groote inspanning, want ik herhaal u dat de pijn door het schrijven altijd verergert. Ook is het vooruitzicht van dezen avond niet geschikt om mij rustig te maken. Vertrouwende, lieve vader, dat gij, mama en de broeders en zusters welvarend zijt, eindig ik. Zijt allen duizendmaal omhelsd door Uwe dochter en zuster Rachel. | |
Rachel aan hare zuster Rebecca.Mijn lief zusje en vriendinnetje! Ik moet zeggen, dat gij uwe vriendschapsplichten trouw vervult; ik ben er zeer gevoelig voor omdat ik u zoo lief heb; uwe vorderingen verheugen mij en ik hoop (wacht maar, ik kom!) dat wij bij mijne terugkomst met reuzenschreden vooruit zullen gaan en alle tegenwoordige en toekomende débutantes zullen verslaan. Ik breng voor mijn kleine speelkameraad een mooie chemisette van Nany mede en twee paar keurige manchetten. Houd u intusschen gereed voor de rol van Atalide. Ik zal de Bajazet spelen, wij repeteeren die met ons beiden en dan zullen we eens zien of ge vorderingen hebt gemaakt. Aan bevatting ontbreekt het u niet, mijn kind, maar gij moet nog wat meer zelfvertrouwen krijgen. Komaan, mijn kameraadje, moed en hoop, de toekomst zal al mijne voorspellingen bevestigen. Een omhelzing van Rachel.
Mijn lieve kleine duc d'York! Neem u in acht en leer uw rol goed! Als ge die bij mijne terugkomst niet behoorlijk voor mij opzegt, zal ik een Glocester of een Tyrrel voor u zijn; maar is de duc d'York lief, dan zal ik zijn broeder Edouard zijn, die iets voor hem in den zak heeft. Over uw schrift ben ik tevreden; het heeft iets van het mijne.... wel te verstaan als ik er mij op toeleg. Ik hoop, mijn lieve hertog, dat gij niet twee harten bezit, dat zou slecht zijn. De s achter een woord door uw eigen hand geschreven, heeft mij een oogenblik op die vreeselijke gedachte gebracht. Stel | |
[pagina 567]
| |
mij hieromtrent gerust, ik heb het noodig, want ik verkies éen goed hart boven twee middelmatige. Ik kus uwe koninklijke Hoogheid op beide wangen, met den eerbied dien ik mijn lieven hertog verschuldigd ben. Ik voeg hier de teekening bij van mijn hôtel. ‘Au duc d'York.’ Uwe zuster Rachel. | |
VIII.'t Is wel een van de grootste bewijzen voor Rachel's buitengewoon talent, dat zij zulk een luimig, wuft, veranderlijk publiek als het Parijsche, jarenlang met klimmende belangstelling en bewondering aan zich boeide, en ondanks de mededingsters, die het nevens haar stelde uit ongeduld over hare veelvuldige afwezigheid, of uit behoefte aan strijd en uit verzet tegen hare absolute heerschappij in de Tragedie, toch altijd weder aan hare voeten terecht kwam. Een gevierder kunstenares dan Rachel heeft Parijs nimmer gekend. Zelfs hare geldzucht, die nu meer en meer de overhand begon te krijgen, en haar minstichtelijke levenswijze vermochten geen oogenblik hare aureole te verduisteren. Aanzienlijken en geringen bewezen haar den meesten eerbied en dongen als om strijd naar hare gunst. De hartewensch harer ouders werd vervuld. Het goud stroomde haar van alle zijden toe en mild strooide zij het onder hare familie uit. Felix, de marskramer, kon zich reeds verheugen in eene prachtige villa te Montmorency met een inkomen van 12,000 frank. Zijne vrouw, in wie de oude spéculatiegeest zich evenmin liet onderdrukken, werden de middelen verleend om verstrooiing te zoeken in het beursspel en hunne veelbelovende spruiten klopten nimmer tevergeefs bij Rachel aan voor de betaling hunner schulden. Het succès, dat Rebecca bij haar eerste optrede ten deel viel, werkte zóo aanmoedigend op hare zusters en broeder, dat ook deze zich aan het tooneel gingen wijden en door Rachel's bemiddeling nu en dan een engagement ontvingen. Parijs had in geen geringe spanning verkeerd. Nadat Rachel in de Berenice en de Don Sanche d'Aragon was opgetreden, had plotseling de verblijdende mare weerklonken: ‘ze zal de Phèdre spelen!’ De glans, die mej. Duchesnois vroeger aan deze rol had verleend, was zóo schitterend, dat men reeds lang verlangend uitzag naar het oogenblik, waarin Rachel er haar groot genie aan zou toetsen. De nieuwe Phèdre was verschenen en had de gespannen verwachting geenszins teleurgesteld; men dweepte met haar. Eenige kunstkenners deelden echter niet in de algemeene geestdrift. Zij stelden der kunstenares de hoogste eischen en daaraan had ze, huns inziens, niet geheel voldaan. | |
[pagina 568]
| |
Twee bekende schrijvers, Frederic SouliéGa naar voetnoot(*) en Jules JaninGa naar voetnoot(†) onderhouden er zich over, terwijl ze gearmd door den tuin van het Palais-Royal wandelen. - Als gij haar reeds verwachttet, zooals Racine zich zijn Phèdre gedroomd heeft, mijn vriend, - zegt Janin opgewonden, - dan hebt gij groot ongelijk. Zulk een rol laat zich niet dadelijk in zijn geheel bevatten. Men heeft Rachel te dikwijls herhaald, dat het haar aan teederheid en medegevoel ontbrak, 't was glad verkeerd, à tout prix heeft ze zich nu op dit punt geheel op de hoogte van hare rol willen toonen. - Ja, zij heeft er ons overvloedig van gegeven, - antwoordt de ander, zijn cigarette wegwerpend, - daarvoor verdient zij lof, - maar er is toch nog veel wat ze niet begrijpt en te licht neemt. 't Zijn niet altijd Racine's gedachten, die ze ons weer geeft, maar haar eigene; in vele woorden legt zij een geheel andere beteekenis als de dichter bedoelde. - Daarentegen is alles wat ze zegt nieuw, onverwacht, ongekunsteld en bekoorlijk, - herneemt Janin, - uit bewondering voor hare inspiratie moet men haar die kleine feilen oogenblikkelijk vergeven. 't Is opmerkelijk hoe ze ons, alleen door hare eigene opvatting van deze rol, kan boeien en medesleepen. Dat is het genie, Soulié, zij blijft haar eigen leermeesteres, wat ook Samson aan haar zoekt te be schaven! - Wie betwijfelt dan haar genie? - vraagt Soulié de schouders ophalend. - Ook beken ik zelfs, dat hare voortreffelijke kunst het wonder heeft verricht om van haar een aandoenlijke Phèdre te maken, 't geen waarlijk veel wil zeggen. Wij zijn dit evenwel meer verschuldigd aan hare gestes, stem, houding en blik, dan aan hare juiste opvatting van Racine's Phèdre. - Weet ge wat mij iemand uit het orchest zeide, Soulié, toen hij eenige aarzeling bij Rachel bespeurde, alsof het haar aan moed ontbrak om te durven? ‘Mijnheer, - riep hij, - de reden waarom, mijns inziens, Rachel nog beneden mej. Duchesnois in deze rol van Phèdre zal zijn, is eenvoudig deze: zij heeft die te veel bestudeerd, te goed begrepen. Zij heeft niet genoeg gerekend op het toeval, dat de ware Apollo is van deze eenige, schrikkelijke en bewonderenswaardige Tragedie. Zij heeft te lang gewacht met deze rol en had die moeten spelen toen ze pas op het tooneel kwam en er den omvang nog niet van besefte. Dan zou ze, zonder er zich zoo angstvallig op toegelegd te hebben, er nu geheel in thuis zijn. Geloof mij, laat uw onderricht, uwe aanmerkingen achterwege, zelve moet zij er zich in terecht vinden en dat zal ze, ik sta er u borg voor!’ Ik houd het er voor Soulié, dat deze man haar goed beoordeelt. Is 't u niet in het oog gevallen, | |
[pagina 569]
| |
hoe ze, ontevreden over het tweede bedrijf, behendig de klippen vermeed waarop ze had gestooten? Ik voorspel met mijn raadgever, dat wij binnen kort een Phèdre zullen aanschouwen, die uwe stoutste verwachting nog overtreft. - Mocht ge u een beteren profeet bewijzen dan Provost, die nog altijd wordt uitgelachen, omdat hij de tragédienne naar de boulevards verwees! In ieder geval denk ik, dat de Phèdre meer aan haar talent beantwoordt dan de Oreste. Men mag deze Tragedie roemen zooveel men wil, ik vind die ongenietbaar. Voltaire heeft van deze Electre een vervelende rol gemaakt. - Ja, 't is jammer, doodjammer! Waar AEschylus, Euripides en Sophocles hem den weg wezen, had men meer bevrediging kunnen verwachten. Rachel beproefde het onmogelijke, toen ze dezen Oreste weder in 't leven wilde roepen. Ook gaf ze 't spoedig op. Mijns inziens strekt het haar tot eer dat ze slechts in meesterwerken tot haar volle kracht komt. Die dus voor haar wil schrijven, mag dit wel vooraf in overweging nemen. - Ik zal er mij niet aan wagen! - antwoordt Soulié glimlachend. Doch laat ons nu de Roxane gaan bewonderen. 't Is tijd; op, naar de Synagoge! Janin lacht hartelijk. - De kleine Rebecca hindert u toch niet, Soulié? Mij dunkt, dat ze zich in de Oreste werkelijk kapitaal heeft gehouden! - Zeker, zij stond hare zuster in haren doodsangst moedig en trouw ter zijde en was werkelijk allerliefst, maar we moeten nu de geheele bloedverwantschap op het tooneel dulden en 't zou mij niet verwonderen als we eerstdaags ook nog papa en mama Felix te zien kregen! - Of een Jood als aartsbisschop van Parijs! - zooals een onzer bekenden geestig aanmerkte, toen hij zich zoo bitter ergerde over de verheffing van Joden tot hooge betrekkingen. Trouwens onze eeuw émancipeert zich hierin bedenkelijk. - Als de Joden bevoegd zijn tot het vervullen van gewichtige betrekkingen - 't geen trouwens een fait accompli - is, zie ik niet in, waarom men hen die onthouden zou. Maar over de bevoegdheid van Sarah, Dinah en Raphaël Felix, om in ons eerste theâtre op de planken te verschijnen, ben ik het met mijzelf vrij wel eens. Dat wordt daar een echte familiecomedie waartegen men zich met kracht moest verzetten. - Rachel wil het zoo en wat zij wil is der theâterdirectie tot wet, dat weet ge wel. - Dan moet de pers een aanval op die absolute macht wagen en haar binnen hare grenzen terug dringen.... maar vergis ik mij, of is dat werkelijk de abt de Lamennais, die voor het theâtre blijft staan? | |
[pagina 570]
| |
- Waarachtig, gij hebt goed gezien! Hij schijnt in tweestrijd. Zou hij werkelijk den moed hebben..... - Den moed? Die heeft wel anderen moed getoond! Ai, daar stapt hij naar binnen. Zie eens hoe men hem aangaapt! De beide heeren versnellen den pas. De abt is een van die veel besproken persoonlijkheden, die nooit onopgemerkt kunnen blijven al wenschen zij het ook. Uit zijn gebogen houding, neergeslagen blik en de haast die hij maakt om zijn loge te bereiken en die achter zich te sluiten, spreekt duidelijk het verlangen om onbekend te blijven. Nochtans heeft menig oog hem ontdekt en verbaasd aangestaard en gaat het weldra fluisterend van mond tot mond aan welk een gestrenge en ongewone critiek de Roxane dezen avond zal bloot staan. Janin en Soulié nemen hunne vaste plaatsen bij het orchest in. Meermalen dwalen hunne blikken naar de loge, waarin zij den beroemden man zagen verdwijnen, maar zoolang de voorstelling nog niet begonnen is houdt hij zich achteraf. - Ik mag lijden dat onze Roxane hem niet bemerkt, - zegt Soulié! - Zulk een zeldzame toeschouwer alleen is nog in staat haar in verwarring te brengen. - Zien zal ze hem wel niet, maar gissen welke machtige oogen op haar gevestigd zijn, dat zou mij niet verwonderen. Op dat punt is haar intuitievermogen zeer sterk ontwikkeld. Maar wij kunnen er slechts door winnen. Janin's veronderstelling bevestigt zich. Een vreemde gewaarwording overvalt de kunstenares bij haar optreden. Ze weet niet van waar het komt, die plotselinge geestdrift, dat vurig verlangen om meer dan immer onvergelijkelijk te zijn en meer dan immer bereikt ze haar doel. Ze is één met haar rol en er geheel van doordrongen. Ze is een Roxane, die de Rachel geheel doet vergeten. - Wat heb ik u gezegd? - fluistert Janin zijn buurman toe. - Zij overtreft zichzelve! - mompelt deze. Hunne oogen zoeken de geheimzinnige loge tegenover het theâter. De abt is nu zichtbaar. Gespannen aandacht en diepe ontroering teekenen zich op zijn gelaat. Hij ziet slechts Roxane. - Ze heeft een groote overwinning behaald, - zegt Janin, als het scherm na het einde van het bedrijf valt. - Ik ga er haar geluk mede wenschen. Een tal van hovelingen spoedt zich te gelijk met hem naar de ruime loge der kunstenares, die meer van een ontvangstkamer dan van een loge heeft. 't Is mode geworden om haar daar in de entre actes te gaan begroeten. Janin kan nog onmogelijk tot haar doordringen en staart glimlachend op dezen stoet van vereerders, waartusschen zich ministers en ambassadeurs bewegen, die allen even gretig dingen naar het voorrecht om een vriendelijk blikje, woordje of handdrukje van haar te ontvangen. Nog iets meer achteraf dan Janin staat de on- | |
[pagina 571]
| |
gelukkige minnaar der tragédienne, de Russische prins Martchinkoff, van wien verhaald wordt, dat hij veel meer goud aan haar offert dan liefde van haar ontvangt. De onrust waarmede hij iedereen opneemt, die Rachel nadert, een onrust die zijn gezicht zoo akelig vertrekt, dat het pijnlijk aandoet, legt geen fraaie getuigenis af van het vertrouwen, dat hij in zijne aangebedene stelt. - Niet waar? een armzalig gezicht voor een hoopvollen minnaar? - klinkt een bekende stem, dicht aan Janin's oor. - Men zegt dat hij eerstdaags geruïneerd naar zijn vaderland terug zal keeren. - Daaraan heeft niemand meer schuld dan hijzelf, - antwoordt Janin koeltjes. De heer die hem aanspreekt, graaf L., een fatterig mannetje met meer inbeelding dan verstand, hervat: - Toch niet! - Hermione heeft daarvan een groot deel op haar geweten. Bezoekt haar de prins te Montmorency, dan spoort ze hem aan om met vijffrankstukken te werpen, waarnaar haar geëerde familie ijverig grabbelt. - Gelogen! - mompelt Janin verwoed. - Op de vijffrankstukken volgen de goudstukken; Hermione gebiedt en de prins kan niet anders dan haar gehoorzamen en zoo gebeurde het dan op een avond dat hij 100,000 frank minder rijk naar huis terugkeerde. Beken dat de genoegens van onze Hermione niet goedkoop zijn. - Ik beken dat uw goedgelovigheid weinig verstand verraadt! - zegt Janin met bliksemende oogen. - Disch in het vervolg uwe sprookjes aan anderen op, die er ten minste nog over lachen kunnen, mijnheer! Bij mij bereikt ge uw doel niet. De jonge graaf, niet weinig verschrikt door dit antwoord, staat in beraad of hij zijn beleediger niet tot een tweegevecht zal uitdagen, maar acht dit ten slotte toch beneden zijn waardigheid en maakt rechts om keert. Janin tracht nu Rachel te bereiken; zij ziet er zeer bleek en vermoeid uit, ook spreekt ze weinig, maar hare oogen schitteren opgewonden en een glimlach van zelfvoldoening verheldert haar donker gelaat. Zij bemerkt haren vriend en wenkt hem naderbij; oogenblikkelijk maakt men voor hem plaats. - Zijt ook gij over mij tevreden, mijn trouwe vriend? vraagt ze, met iets van den vroegeren schuchteren oogopslag der débutante. - Hoe zou ik ontevreden kunnen zijn, als uw machtig genie zulk een groot man als de abt de Lamennais heeft overweldigd! - antwoordt Janin met vuur. - Ha! ik voelde wel dat er iets bijzonders moest zijn in de atmospheer die ik inademde! - zegt Rachel met een vroolijke flikkering in hare oogen, - een abt in het Théàtre-Français, wat zal de aartsbisschop daarvan zeggen! | |
[pagina 572]
| |
- Hij zal den banvloek over hem uitspreken, tenzij de abt u tot het christendom bewege, - schertst Janin, - en mevrouw Duchâtel zal verzekeren, dat de abt daarop groote kans heeft, als hij zich met de Tragedie verzoent. - Gij spotter! - zegt Rachel bestraffend, - wie weet of ik u nog niet eens zal beschamen. Het eene wonder kan het andere verwekken. Door wien zou ik mij liever laten bekeeren dan door een priester, die zich tot het Théâtre-Français bekeert? - Mogelijk door mij, als ik er mij moeite voor gaf, maar ik waag mij niet aan het onmogelijke, zooals een zekere mej. Rachel met de Oreste.... - En vroeger met de Roxane, ofschoon haar die rol door een zekeren mijnheer werd afgeraden! - valt Rachel hem lachend in de rede. - En daarom - vervolgt Janin, als hoorde hij deze woorden niet, - voorspel ik dat het bij de bekeering van den abt de Lamennais tot Rachel zal blijven! Maar ik mag u niet langer ophouden. - Kom mij spoedig zien! - zegt Rachel, terwijl zij hem hare hand tot afscheid reikt en hartelijk drukt. Bij het heengaan ontmoet hij den jaloerschen blik van prins Martchinkoff en herinnert zich, dat zijn gesprek met Rachel op fluisterenden toon plaats had. Na het einde der voorstelling, als Rachel met donderend hoera is teruggeroepen en met bouquetten overladen, als men zich, ondanks de scherpe koude, weder in twee rijen bij de uitgangsdeuren op wacht plaatst, om haar nogmaals toe te juichen, verlaat de abt de Lamennais met opgericht hoofd het gebouw, waarin zijn beroep hem den toegang verbiedt. Nu vreest hij niet meer om gezien en herkend te worden. Deze Roxane heeft hem versterkt in de overtuiging, dat het genie in de kunst als gave Gods volkomen recht heeft op de bewondering eens geestelijken. Op eenige schreden afstands van het gebouw blijft hij staan. Ook hij heeft behoefte nog een blik te werpen op de begaafde vrouw, die hem zulk een groot, rein en zielverheffend kunstgenot verschafte. Daar verschijnt ze en buigt zich de wachtende menigte voor haar als voor een koningin. Prins Martchinkoff volgt haar op den voet en helpt haar instijgen... - Zóó groot, zóó machtig en toch zóó schuldig!.... - prevelt de abt en droevig het hoofd schuddend vervolgt hij zijn weg. (Wordt vervolgd.) |
|