Een ernstige poging.
De Sterren Liegen Niet! Drama in vijf bedrijven. (Uit Rome Ao. 1539) door Betsy Perk. Amsterdam, G. Theod. Bom. 1875.
Hield de bloei der kunst gelijken trap met de welvaart der volken, dan moest de 19de eeuw overvloeien van onvergelijkelijke kunstgewrochten. Op industrieel gebied is dit dan ook werkelijk het geval. De wetenschap mag er zich op beroemen, dat ze natuurkrachten opspoorde, die de wereld een geheel ander aanschijn geven. Men doorklieft de ruimten, men overbrugt en ondermijnt de zeeën, splitst rotsgevaarten tot wegen, toovert goud uit ijzer en steen, uit lucht en stoom en koffie uit maïs, meel uit gips, in één woord bewijst, dat handel en industrie het tot een ongekende hoogte hebben gebracht, en god Mercurius over den geest die hem ten troon verhief, met welgevallen den scepter zwaait.
Ligt het mogelijk eenigszins aan de heerschappij van dezen god, dat het er met de kunstproducten op geestelijk gebied vrij wat schraler uitziet? Ontkennen toch kan men 't niet, dat dichtkunst, letterkunde, schilderkunst en toonkunst betere dagen beleefd hebben. De Shakespeare's, Corneille's, Racine's, de Raphaëls, Michel Angelo's, de Mozart's en Beethoven's, ze zijn nog altijd onovertroffen, en welke nieuwe wegen men ook inslaat om hen nabij te komen, welke kromme en hooge sprongen men ook maakt om zich tot hunne grootheid op te heffen, nòg is hun verheven standpunt niet bereikt en wordt het tegenwoordig talent onophoudelijk hiernaar verwezen.
Dat vooral ook onze tooneelletterkunde veel te wenschen overlaat, is de klacht van den dag. Het verdienstelijk streven van sommige schrijvers om hierin verandering te brengen, wordt dan ook dankbaar erkend, ofschoon hunne proeven, op weinig uitzonderingen na, den stempel der middelmatigheid dragen. Tot deze categorie behoort ook het Drama van Betsy Perk. - ‘De Sterren Liegen Niet!’
Dat deze schrijfster zich op het gevaarlijk en glibberig terrein van het Drama waagde, moge menigeen wat al te stout voorkomen, die met haren vroegeren letterkundigen arbeid bekend is; ons schijnt iedere ernstige poging om het verarmde Hollandsche tooneel te verrijken, loffelijk.
En een ernstige poging was het van de schrijfster.
Ongelukkig koos zij zich een stof tot onderwerp, die minder geschikt is om ons Nederlanders belang in te boezemen, tenzij ze zoo kunstig bewerkt is, dat ze daardoor belangwekkend wordt.
De Italiaansche beeldhouwer, juwelier en goudsmid Benvenuto Cellini, de hoofdpersoon van dit drama, in 1500 te Florence ge-