| |
Spencer over opvoeding.
Spencers opvoeding, door Joh. A. Leopold. Te Groningen bij J.B. Wolters, 1875.
De wilde hecht meer aan opschik dan aan doelmatige kleeding. Hij laat zich netjes tatouëeren en verduurt daarbij de ondragelijkste pijnen, met geen ander oogmerk dan om te pronken. Zelfs bij het toilet der dames in onze beschaafde wereld doet zich de zucht om te behagen nog veel krachtiger gelden dan de behoefte aan warmte en gemak. Zoo moet ook bij de opvoeding het nuttige nog met het sierlijke om den voorrang strijden. Men pompt den kinderen Grieksch en Latijn in, dat zij later nooit tot een practisch doel gebruiken zullen. Onbewust gaat men mede met den ouden sleur. Het geheugen wordt met woorden, namen en jaartallen overladen, omdat de mode het zoo vereischt. Wij overwegen niet welke kennis de meeste waarde heeft, maar wat bijval, eer en aanzien verschaft. Iemand zou zich schamen den klemtoon bij het woord Antigone verkeerd te leggen, maar het is veroorloofd niet te weten waar de Eustachische buizen zijn. Buiten twijfel is er geen zaak, waaraan de mensch zijne aandacht wijdt, of zij heeft eenige waarde. Een jaar aan de heraldiek besteed kan een dieper inzicht in oude zeden en gewoonten verschaffen. Daar evenwel den mensch slechts een korte spanne tijds vergund is en hij dus niet alles leeren kan, komt het erop aan eene verstandige keuze te doen. Zoo verrijst de vraag: welke kennis heeft de meeste waarde? En het antwoord luidt: niet de kennis van letteren en van wat men onder
| |
| |
den naam van geschiedenis pleegt op te disschen, maar positive wetenschap, de wetenschap der wetten van natuur en geest.
Om dat antwoord te rechtvaardigen worde op het einddoel van alle opvoeding gelet. - Zij moet voorbereiding wezen ‘for complete living’. Met dien maatstaf gewapend, kan men de betrekkelijke waarde van iedere soort van onderwijs beoordeelen. Alle kennis zal van meer of minder belang zijn, naarmate zij meer of minder onmisbaar is om het leven voor ons zelven en anderen een bron van geluk te doen zijn.
Wanneer men de verschillende soorten van kennis als hulpmiddelen tot een compleet leven tracht te classificeeren, dan krijgt men de volgende rangorde:
1o | Kennis van wat rechtstreeks noodig is tot zelfbehoud. |
2o | Kennis, die strekt om zich middelen van bestaan te verwerven. |
3o | Kennis van de manier, waarop kinderen behooren te worden opgevoed. |
4o | Kennis van wat men weten moet om een goed en nuttig burger te zijn. |
5o | Kennis, welke dient om aesthetisch genot zelf te smaken of aan anderen te verschaffen. |
Kennis van wat rechtstreeks noodig is tot zelfbehoud neemt de allergewichtigste plaats in. Als men niet wist hoe zijn bewegingen te bestieren, hoe gevaar te vermijden, dan zou men den eersten keer, dat men zich op straat waagde, er het leven bij inschieten. Maar voor dien grondslag der opvoeding wordt door de natuur gezorgd. Als onverstandige ouders de gelegenheid tot ervaring en oefening maar niet versperren, dan leert het kind van zelf, wat pijn doet en gevaarlijk is, hoe het zien tegen kwetsing en vernietiging beveiligen kan. Onze gewaarwordingen, die onze natuurlijke en betrouwbare leidslieden zijn, zeggen ons daarenboven wat tot onze gezondheid dient. Als we maar altijd naar haar luisterden en nooit aten zonder honger, nooit dronken zonder dorst, vrije lucht lieten binnenstroomen, wanneer een bedompte atmosfeer ons hindert, en den arbeid staakten, als geest of lichaam zich afgemat gevoelen, dan zou ons gestel zelden van streek zijn. Maar, wijsneuzig als we zijn, slaan we den raad dier goede gidsen in den wind en versmaden het volgens de natuur te leven. We breken onze veerkracht, verliezen tijd en geld, maken plichtsbetrachting voor ons onmogelijk, roeien de vroolijkheid in onze harten uit, vergallen het bestaan onzer familie, en verkorten ons leven, door ons zorgeloos allerlei kleine en groote ziekten op den hals te halen. Daarom is het noodig, dat ons de gezondheidswetten ontvouwd worden. Een krachtige gezondheid draagt meer dan eenig ander ding ter wereld tot het geluk van den mensch bij; van alle onderwijs is dus een cursus in de hygiene het belangrijkst.
Daarop volgt onmiddellijk in waarde die kennis, welke strekt tot het winnen van een levensonderhoud. Zij is van meer belang dan de
| |
| |
kennis aangaande de wijze, waarop men kinderen moet opvoeden. Want iemand, die zelfs voor zijn eigen persoon geen middelen van bestaan kan vinden, is natuurlijk nog minder bij machte, de zorg voor een huisgezin op zich te nemen. Wat baat het nu den toekomstigen brouwer, bankier of spoorwegdirecteur, als hij Latijnsche verzen kan maken of met de Charlemagnesage vertrouwd is? Om behoorlijk rundvee te mesten, moet men weten dat voedsel bespaard wordt door de dieren warm te houden, en zoo moet een scheepsbouwmeester volgens het mechanisch juiste principe der golflijnen kunnen bouwen, wil hij niet, aan het oude model blijvende hangen, door een ander overzeild worden. Ziedaar een mijn, bij wier ontginning de aandeelhouders zich te gronde hebben gericht omdat zij niet wisten dat zeker fossiel tot de oude roode zandsteen behoort, beneden welke geen kool gevonden wordt. Ginds vermorst men zijn geld aan de vervaardiging van electromagnetische werktuigen, in de dwaze hoop daardoor de stoom te kunnen vervangen. In onze eeuw van gemeenschappelijke ondernemingen is bijna ieder, die boven den arbeider staat, als kapitalist in de eene of andere zaak betrokken; winst en verlies hangen dikwijls van zijn kennis der wetenschappen af, welke bij die zaak kunnen worden toegepast. Aan mathesis, astronomie, physica, chemie, biologie, sociologie ontleent men de regelen, waarnaar men op het gebied der nijverheid te handelen heeft. Maar van al die vruchtbare wetenschappen wordt op de scholen niets of bijna niets geleerd. Ook zou onze nijverheid spoedig uitsterven, indien de menschen niet eene nieuwe studie begonnen, nadat hunne opvoeding voltooid heet. Viel er niets te leeren, behalve wat op de scholen onderwezen wordt, zoo zou Engeland thans nog zijn, wat het in de tijden van het feudaalrecht was. De kennis, op welke het voor het leven aankomt, die, waardoor ons volk geworden is wat het is, en waarop ons geheele bestaan gegrondvest is, zij heeft hare kweekplaatsen in hoeken en
gaten gevonden; de officieel aangestelde onderwijzers zijn tot op den huidigen dag voortgegaan met het mompelen van doode formules.
In de derde plaats volgt eene afdeeling der kennis, voor welke bijna niets is voorbereid. Onderstel dat door een zonderling toeval geen spoor van het heden voor de verre toekomst bewaard bleef behalve eenige schoolboeken en examenstukken; de oudheidkundige der latere eeuw zou denken, dat hij met den leercursus van een kloosterorde te maken had. Onvermijdelijk zou hij tot zich zelf zeggen: ‘Hier vind ik alles erop aangelegd om doode talen van uitgestorven naties en levende talen van vreemde volken te kunnen lezen; waarschijnlijk bezat dus Engeland weinig of niets in zijn eigen taal, dat de moeite waard was gelezen te worden; ook vind ik niet de minste aanwijzing, dat de kweekelingen ooit ouders konden worden; dit moet de leercursus van kinderen zijn geweest, voor het coelibaat bestemd’. Als een koopman zonder eenige kennis van het rekenen of het Italiaansch boek- | |
| |
houden een zaak begon, zouden we luide over zijn dwaasheid schreeuwen en de ongelukkigste gevolgen te gemoet zien. Of indien iemand, zonder anatomie te hebben bestudeerd, als chirurg optrad, zouden wij over zijne onbeschaamdheid versteld staan en met zijne arme patienten deernis hebben. Maar dat ouders de moeilijke taak der kinderopvoeding ondernemen, zonder ooit aan de physische, zedelijke of intellectueele beginselen te hebben gedacht, welke bij dat werk richtsnoer moeten zijn, dat wekt geen verbazing over de handelende personen en geen medelijden met de slachtoffers. Is het niet gruwelijk, dat het lot van een nieuw geslacht worde afhankelijk gesteld van het toeval eener onberedeneerde gewoonte, van luimen en opwellingen, van domme bakerpraatjes en raadgevingen van bevooroordeelde grootmoeders? Het gevolg is, dat ontelbare kinderen, jaar op jaar, physisch, intellectueel of moreel, verminkt of vermoord worden. Als zonen en dochters ziekelijk en zwak opgroeien, dan beschouwen de ouders dit als eene bezoeking van den Heere. Maar dikwijls zijn zij zelve de oorzaak van het
ongelukkig lot hunner lievelingen. In volslagen onwetendheid van de eenvoudigste physiologische wetten ondermijnden zij het gestel van hun kroost door het kiezen van een verderfelijk dieet en een krankzinnige kleedij. Eene jonge moeder, die zich enkel met muziek, romans, visites en frivoliteit heeft afgegeven, ziet zich geroepen door gebod en verbod op de ontwikkeling van het gemoedsleven van haar kind invloed uit te oefenen. Terwijl zij op waarheidsliefde aandringt, geeft ze zelve telkens het voorbeeld van onwaarheid, want zij dreigt met straffen, welke niet worden opgelegd. Zij heeft niet het flauwste besef, dat, in de kinderkamer gelijk daarbuiten in de wereld, alleen die tucht waarlijk heilzaam is, welke handelingen, goede en kwade, met de natuurlijke gevolgen vergeldt, met die aangename of onaangename gevolgen, welke de handelingen van zelve na zich sleepen. En hoe zal de ontwikkeling van het verstand behoorlijk geleid worden zonder kennis der wetten, waaraan zij onderworpen is. Tot groot nadeel der kinderen stopt men hun eenige jaren te vroeg het a-b-c boek in de hand. Men maakt van de kinderen boekenwormen en vergeet, dat lezen slechts een substituut is, dat het beter is uit eigen oogen te zien dan te vernemen wat vreemde oogen hebben aanschouwd; men miskent de groote waarheid dat het klankteeken van een begrip eerst dan beteekenis erlangt, wanneer men, door voorafgaande ervaring geleerd, er een zin mede verbinden kan. De verstandsontwikkeling gaat noodzakelijk van het concrete tot het abstracte over, zij volgt nooit den omgekeerden weg. Men verstompt het intellect door het op grammaticale regels te richten, voordat de bijzondere gevallen zijn gekend, waaruit die regels zijn afgeleid. Men begrijpt niet dat het kind eerst dan, als zijn kennis van wat er in huis, op straat en in het veld voorvalt, eenigszins volledig is, tot die nieuwe bronnen van kennis moet gebracht worden, welke boeken hem aanbieden. Met overtolligen bal- | |
| |
last, dien men na de
examens zonder schade van zich werpt, wordt het geheugen bezwaard, terwijl de onmisbare leerstof stelselmatig onthouden wordt. Het is alles een gevolg daarvan, dat men wel voor het maken van schoenen of het bestier van een locomotief een langen leertijd noodig acht, maar de moeilijke kunst der opvoeding zonder eenige voorbereiding in practijk wil brengen.
Kennis van de burgerplichten is van minder gewicht dan kennis der ouderplichten. Want wie zijn kroost goed opvoedt, vervult daardoor van zelf reeds de voornaamste zijner burgerplichten. Toch is het van groot belang, dat ieder, die op den gang der openbare aangelegenheden invloed uitoefent, de wetten kent, waaraan de vooruitgang der maatschappij onderworpen is. De geschiedenis, zooals zij thans onderwezen wordt, heeft niet de minste practische waarde. Wat baat het allerlei veldslagen en vorstennamen te kunnen opsommen, wanneer er eene keuze voor het parlement moet gedaan worden? De verschillende cultuurstelsels, welke in den loop der eeuwen elkander hebben opgevolgd, moeten geschilderd worden; elk van hen moet in al zijne deelen, leden van één lichaam, nageplozen worden; hoe telkens uit het voorafgaand cultuurstelsel het volgende opgroeit, moet getoond worden; eindelijk behooren biologie en psychologie den sleutel te geven tot juist begrip van het aldus ontworpen levend beeld. Aan zulk eene beoefening der geschiedenis zal de burger regels voor zijn gedrag kunnen ontleenen; hij zal als een boogschutter zijn, die weet waarop hij te mikken heeft.
Van hoog gewicht, maar toch van minder dan al het voorafgaande, is de aesthetische vorming, waaraan thans alles wordt ten offer gebracht. Werd zij ten minste op de juiste wijze geleid! Maar neen, de rijkste bron van aesthetisch genot wordt bij de opvoeding der jeugd achteloos voorbij gegaan. Die bron is Science, exacte wetenschap, kennis van feiten en wetten. Men meent, dat wetenschap en poëzie vijandig aan elkander over staan, maar dat is een dwaling. Wel verre van het spel der verbeelding en de liefde tot het schoone te dooden, is de wetenschap zelve door en door poëtisch. Een waterdroppel, die voor het gewone oog niet meer dan dat is, wint in de beschouwing van den natuurkundige, die weet, dat zijn elementen door een kracht worden bijeengehouden, welke, plotseling bevrijd, een bliksemstraal zou voortbrengen. De afgeronde, met evenwijdige groeven geteekende rots roept in den geest van den onkundige minder poëzie wakker dan in dien van den geoloog, die weet, dat voor een millioen jaren een gletscher over dien steen henengleed. Wie zich nooit in wetenschappelijke onderzoekingen hebben verdiept, zijn blind voor de meeste poëzie, die hen omgeeft.
En niet alleen dat wetenschap aesthetisch genot verschaft, maar zij geeft tevens het eenig juiste richtsnoer aan de hand tot beoordeeling van kunstproducten. Ook moet de schepper van kunstproducten, wil
| |
| |
hij geen gebrekkig werk leveren, door wetenschap zich laten voorlichten. Dit alles wordt duidelijk, zoodra men in aanmerking neemt, dat ieder kunstvoortbrengsel objectieve of subjectieve verschijnselen voorstelt en dus met de wetten dier verschijnselen in overeenstemming moet zijn. Buiten twijfel, de kunstenaar van iedere soort wordt geboren, niet gemaakt. Maar slechts als het genie zich met de wetenschap paart, komen de edelste kunstgewrochten tot stand. Wie de beginselen der mechanica niet kent, loopt als beeldhouwer gevaar grove fouten te begaan. Het voorbeeld van den veelbewonderden discuswerper bewijze het, die zoo geplaatst is, dat hij onvermijdelijk voorover moet tuimelen, zoodra hij de werpschijf weggeslingerd heeft. De kunstenaar wist niet dat, zal eene figuur vaststaan, de loodlijn, uit het zwaartepunt getrokken, binnen de ondersteunende basis moet vallen. Bij den Discobolus loopt die lijn midden tusschen de twee voeten door. Op ieder gebied moet de kunstenaar, om een werk te leveren, dat waar mag heeten, de wetten kennen der door hem voorgestelde zaak. En dit is niet alles. Een kunstproduct is bestemd op het gemoed van aanschouschouwer of toehoorder een zekeren indruk te maken. De kunstenaar moet, zal hij zijn doel bereiken, weten volgens welke regels indrukken veroorzaakt worden, en, om die regels toe te passen, tevens weten hoe zij voortvloeien uit de wetten der ziel. Zoo steunt de kunst overal op wetenschap.
De letterkundige opleiding geeft geen regels, waarnaar wij handelen kunnen, en moet dus, uit dit oogpunt beschouwd, voor de wetenschappelijke opleiding het onderspit delven. Maar kennis kan nog uit een ander oogpunt, als oefening des geestes, waarde hebben. Verdient in dit opzicht misschien het onderwijs in talen boven dat in feiten en wetten verkozen te worden?
Geenszins. Inspanning van het geheugen wordt evenzeer geeischt van den chemicus, den botanicus en den astronoom als van hem, die woorden van buiten leert. Voorts, waar de litterator zich aan het gezag van lexicon of grammatica moet onderwerpen, wordt de beoefenaar der wetenschap uitgenoodigd zelfstandig te oordeelen en volhardend te onderzoeken. Eindelijk kweekt de wetenschap godsdienstzin, want terwijl zij wetten ons ontsluiert, wetten, volgens welke krachten werken, noopt zij ons tevens eerbiedig de handen te vouwen bij het besef van de ondoorgrondelijkheid der alomtegenwoordige wereldkrachten.
In alle opzichten is het dus heilzamer te leeren, wat dingen beteekenen, dan te leeren, wat woorden beteekenen. Zoowel uit een practisch als uit een formeel oogpunt, zoowel voor de intellectueele als de moreele en de godsdienstige opvoeding, is de studie van feiten en wetten oneindig belangrijker dan de studie van spraakkunsten en woordenboeken.
| |
| |
Ziedaar de hoofdtrekken der eerste van een viertal verhandelingen, welke door haar auteur bestemd zijn eene omwenteling in de opvoeding der Engelsche jeugd te bewerken.
Ik weet niets van de geschiedenis van Herbert Spencer, maar waag het toch te onderstellen, dat hij, gelijk velen van Engeland's beste zonen, autodidact is. Waarschijnlijk heeft hij nooit een enkelen regel Latijn of Grieksch gelezen. Hij is een veel te schrander man om, ware hem de weldaad eener degelijke klassieke opleiding in zijn jeugd te beurt gevallen, de paedagogische waarde van taalstudie zoo schromelijk te miskennen. Intusschen verwondert het mij, dat hij zich zelf niet heeft afgevraagd, hoe de klassieke opleiding, indien zij waarlijk zoo onzinnig is, zich te midden van allerlei revoluties tot op den huidigen dag heeft kunnen handhaven. Een oud en bestendig gebruik moet, zou men denken, iets hebben waardoor het zich aanbeveelt; er moeten redenen zijn, waardoor het zoo diepe en hechte wortels heeft kunnen schieten. Indien het een dwaas misbruik is, dat aan geen enkele blijvende behoefte der menschelijke natuur beantwoordt, een misbruik, met de heerschappij van een grillige en wufte mode op ééne lijn te stellen, vanwaar dan dat het stand houdt, ook als de pruiken in het vuur geworpen en de crinolines aan den kapstok opgehangen worden? Het kan hier niet mijn bedoeling zijn over dit onderwerp uit te weiden. Ik zou eene opzettelijke verhandeling moeten schrijven, wilde ik aantoonen, dat onze schoone beschaving veel aan taalstudie, in het bijzonder aan de studie der doode talen, verschuldigd is. Latijn en Grieksch mogen de voorbereiding blijven voor hen, die bestemd zijn om tot den geleerden stand te behooren. Maar dat er eene andere propaedeuse vereischt wordt voor die talrijke schare van jongelingen, die in de nijvere maatschappij zich eene plaats moeten veroveren, is door Herbert Spencer met onovertroffen duidelijkheid aangetoond. Een fabrikant, een groothandelaar, een brouwer loopt meer en meer gevaar uit zijne plaats te worden verdrongen, indien hij niet door voorafgaande wetenschappelijke studiën in mathesis, physica,
staathuishoudkunde, enz. zich in staat gesteld ziet aan den sterken aandrang der concurrentie het hoofd te bieden. Sedert de dagen van den beroemden piëtist Francke heeft men in Duitschland zich beijverd Realschulen te stichten. De eerste werden door particuliere krachten in het leven geroepen; thans treft men in ieder aanzienlijke gemeente, over de geheele uitgestrektheid van het Duitsche rijk Realschulen aan, welke uit de publieke kas onderhouden worden. Het door Spencer begeerde onderwijs, eene wetenschappelijke uitrusting voor de practijk des levens, is bij onze naburen tot eene officieele instelling verheven. Door Thorbecke is ook hier te lande in dezelfde dringende behoefte voorzien, toen hij, door zijne regeling van het middelbaar onderwijs, de oprichter der burgerscholen werd. Ouders, die voor hunne kinderen meer dan lager onderwijs verlangen, zien zich thans niet langer genoopt ze
| |
| |
naar de Latijnsche school en naar de universiteit te zenden. De eischen van Spencer zijn onmatig, maar dit kan ons niet verwonderen, wanneer we overwegen, dat in Engeland de klassieke studiën nog de plaats innemen, welke zij, volgens de wet der billijkheid, met het realistisch onderwijs behooren te deelen. Omdat Latijn en Grieksch in Engeland de algemeene opvoeding uitmaken, zoodra men verder gaat dan het lager onderwijs, wenscht Spencer dat in het vervolg ‘Science’ de algemeene opvoeding zal zijn. De eene overdrijving roept hier zeer verklaarbaar de andere te voorschijn. Waarom niet voor beide soorten van onderwijs, èn voor het realistisch èn voor het litterarisch, de gelegenheid behouden, of geopend? Zij beantwoorden beiden aan blijvende en ware behoeften des menschelijken geestes. De tirannen, die Latijn en Grieksch aan allen willen opdringen, zullen niet licht hunne tegenstanders overtuigen, dat er voor de welvaart der maatschappij niets noodig is buiten de studie van doode talen. De tirannen, die Latijn en Grieksch uit het onderwijs geheel willen verwijderen, zullen niet licht hunne tegenstanders overtuigen dat aan de realistische studieën de alleenheerschappij toekomt. De eenig practische oplossing is dat twee soorten van tirannen elkaar leeren verdragen, dat zij een compromis sluiten, waarbij ieder van haar voor de helft haar zin krijgt. Wij twijfelen er niet aan, of ten slotte zullen ook in Engeland de strijdige thorieën aangaande opvoeding beide hare toepassing vinden binnen die grenzen, waarin zij op erkenning aanspraak mogen maken.
Ofschoon deze eerste verhandeling door de eenzijdigheid, welke haar ontsiert, minder waarde dan de drie volgende bezit, zal zij toch met groot nut gelezen worden. Op boeiende wijze weet Spencer ons duidelijk te maken, hoe ergerlijk het is, dat ouders noch kinderen met de wetten der gezondheid worden bekend gemaakt, en dat men, zonder eenige voorafgaande voorbereiding, de zware taak op zich neemt vader of moeder te zijn. Ouders, die bij de opvoeding van hun kroost niet in den blinde willen tasten, maar het lichamelijk en geestelijk welzijn der kleinen wenschen te behartigen, aan wie ze het leven hebben geschonken, hebben een verstandigen gids van noode. De uitgave van het boek van Spencer kan voor hen een groote zegen zijn, want beter lessen over verstandelijke, over zedelijke en over lichamelijke opvoeding zijn er nooit gegeven dan in de drie verhandelingen, door England's grooten denker aan die onderwerpen gewijd. Wij hebben hier de pennevrucht van een beroemd wijsgeer voor ons, maar niemand vreeze, dat het hem onmogelijk zal zijn de aangeboden wijsheid in zich op te nemen. Het is niet moeilijk populair te zijn, wanneer men volkomen op een zeker veld van studie te huis is en aangaande een onderwerp alles weet, wat men er in den tegenwoordigen tijd van weten kan. Wanneer de virtuozen in eenig vak van wetenschap, Helmholtz, Tyndall, enz., de moeite nemen voor het groote publiek te schrijven, dan gelukt het hun zich aan allen verstaanbaar te maken, terwijl een
| |
| |
geleerd natuurkenner met minder diepen en ruimen blik, een man van den tweeden rang, enkel in staat is tot de vakgenooten te spreken, en onverteerbaren kost opdischt, wanneer hij de uitkomsten der wetenschap aan de groote schare wenscht mee te deelen. Een treffend voorbeeld van het laatste is Wundt's artikel over ‘de theorie der materie’ in het voor den beschaafden stand bestemde tijdschrift: ‘Deutscher Rundschau.’ Een niet minder treffend voorbeeld van het eerste is Spencer's werk over opvoeding, een boek berekend om door alle vaders en moeders gelezen te worden. Ten einde den smaak te prikkelen, wil ik iets mededeelen van hetgeen deze kloeke man over zedelijke opvoeding zegt.
De behandeling der kinderen, aldus oordeelt Spencer, is meestal hartstochtelijk, onberedeneerd, uiting van den luim van het oogenblik; of voor zoover zij schijnbaar op beginselen steunt, in werkelijkheid beginselloos. Harlekijn komt op het tooneel, met een pak papieren onder iederen arm; op de vraag wat hij onder den rechterarm heeft, luidt zijn antwoord: bevelen; op de vraag wat hij onder den linkerarm heeft, luidt zijn antwoord: tegenbevelen. Zoo geeft de vader bevelen en tegenbevelen en verbergt hij zich, door ieder uur van beginselen te wisselen, hunne eenzijdigheid en onhoudbaarheid. In de eerste les wordt er aan het kind zuivere moraal gepredikt; in de tweede wordt het goede door een beroep op het eigenbelang aanbevolen, in de derde met het: ‘ziet ge dat uw vader zóó doet’? in de vierde: ‘gij zijt nog klein, dat past enkel voor volwassenen’; in de vijfde: ‘de hoofdzaak is in de wereld vooruit te komen’; in de zesde: ‘het eeuwige bepaalt de waarde van den mensch’; in de zevende: ‘verdraag onrecht en wees vriendelijk’; in de achtste: ‘verdedig u dapper als u iemand aanrandt’; in de negende: ‘wees stil’; in de tiende: ‘een jongen moet niet stil zitten’, enz.
Vele ouders misdragen zich tegenover hun kinderen, het hapert hun aan zelfbeheersching, zelfverloochening, sympathie met hun kroost; zelfs het beste schema van zedelijke opvoeding zal in hunne handen niet veel verbetering aanbrengen. Natuurlijk zijn de kinderen niet goed; hoe zouden zij het zijn, daar, volgens de wet der overerving, de gebreken van lange reeksen van voorouders zich in het jeugdig gemoed voortplanten? Men spanne zijne verwachting aangaande de vruchten van een goed stelsel van opvoeding om die dubbele reden, de onvolmaaktheid der ouders en de onvolmaaktheid der kinderen, niet te hoog.
Ook zou eene ideale behandeling van de zijde der ouders op dit oogenblik niet eens gewenscht zijn. Het leven in het huisgezin moet de voorbereiding zijn voor het leven in de maatschappij. Vooralsnog ondervindt men in het maatschappelijk leven dikwijls eene hardvochtige
| |
| |
bejegening. Ware het ouders en onderwijzers thans reeds gegeven voortdurend volkomen billijkheid en warme sympathie ten toon te spreiden, het lijden, dat de zelfzucht der menschen later over de kinderen brengen zal, zou er slechts door verergeren.
Er volgt uit, dat de hervorming der huiselijke tucht met andere hervormingen gelijken tred moet houden.
Is het dus nutteloos een idealen standaard te ontplooien? In geenen deele. De volmaaktheid is in het staatsbestuur voorloopig onbereikbaar; toch moeten we weten wat recht en geheel onberispelijk is, opdat de veranderingen, die we invoeren, ons het doel althans mogen nader brengen in plaats van er ons van te verwijderen; zoo moeten we, waar het het huiselijk bestuur betreft, eveneens het ideaal ons voor oogen stellen, ten einde ons in de richting ervan te kunnen voortbewegen. Te snel zullen de verbeteringen niet zijn; daarvoor kan de natuurlijke vasthoudendheid van ons geslacht aan het oude ons borg staan.
Wat behoort dan, uit een ideaal oogpunt, doel en methode der zedelijke opvoeding te zijn?
Als een kind met zijn hoofd tegen de tafel loopt, dan lijdt het een pijn, welke het zich niet herinneren kan, zonder in het vervolg voorzichtiger te zijn. Als het de kachel aanraakt, met de hand in de vlam der kaars komt, een deel van zijn lichaam met kokend water bespat, dan is de ontvangen brandwond eene les, die niet verloren gaat. Zoo diep is de indruk dat geen mooie praatjes het kind licht bewegen zullen andermaal op zoodanige wijze de wetten van het lichamelijke welzijn te overtreden.
Hier geeft de natuur ons de ware theorie en de ware practijk der zedelijke opvoeding aan de hand. De verkeerde handeling wordt in de bovengenoemde gevallen door ware onvermijdelijke gevolgen gekort. De pijn is heilzaam, omdat zij in het vervolg een gedrag voorkomt, waardoor gezondheid en leven verwoest zouden worden. Tevens is de grootte der straf, (indien men hier van straf mag spreken, waar men met een noodzakelijke niet willekeurig opgedrongene pijn te maken heeft) juist geëvenredigd aan de mate, waarin de handeling afkeurenswaard is. Ten slotte merke men op, dat de natuurlijke reactie op de verkeerde handeling standvastig en onmiddellijk is. Geen bedreiging, maar zwijgende en onverbiddelijke voltrekking van het vonnis. Verontschuldigingen worden niet aangenomen. De tucht is juist weldadig, omdat zij zoo gestreng is, omdat het kind zoo vast op haar rekenen kan.
Wie met de zedelijke opvoeding van het kind belast zijn, ouders en meesters, behooren zich aan het voorbeeld te spiegelen, dat de anorganische natuur hun bij de opvoeding van het kind geeft.
De maatschappelijke tucht is voor den volwassene van gelijken aard als de natuurlijke tucht voor het kind en daarom juist zoo krach- | |
| |
tig. De geneesheer, die zijne patienten verwaarloost, ziet hun aantal afnemen. De klerk, die steeds te laat op het kantoor verschijnt, krijgt zijn ontslag. De voerman, die te hooge vracht eischt, verliest zijn klanten. Zoo wordt de volwassene, door duur gekochte ervaring, tegen wil en dank wijs gemaakt.
Het natuurlijk régime is niet enkel voor de prille jeugd en voor den volwassenen leeftijd, maar ook voor de tusschenliggende jaren beter dan eenig stelsel van willekeur en kunstmiddelen. Het is de taak der ouders te zorgen, dat de kinderen gewoonlijk de natuurlijke gevolgen hunner handelingen ondervinden; zij behooren die gevolgen niet af te wenden, niet te versterken, niet door kunstmatige te vervangen.
Een voorbeeld tot toelichting. Ieder koopman ondervindt op zijn kantoor, iedere moeder in hare huishouding, dat de last om de dingen in orde te brengen het natuurlijk gevolg is van ze te hebben overhoop gehaald. Ook het kind moet dat ondervinden, zal zijne zedelijke opvoeding een voorbereiding voor het leven zijn. Wanneer het kind wanorde heeft gesticht, dan moet het zelf verplicht worden op te ruimen, en men behoort niet de meid te schellen om het werk te doen, maar het kind met een klap of een bits woord van de zaak te ontslaan. Wil het kind niet opruimen, welnu, dan weigere men hem den volgenden keer het speelgoed met deze woorden: ‘De meid heeft geen tijd om alles bijeen te rapen en ik kan het ook niet doen; gij zelf hebt het niet willen doen; dus krijgt ge thans uw doos niet’. Zoo ondervindt het kind de natuurlijke terugwerking van zijn ongehoorzaamheid. De straf komt op het oogenblik, waarop zij het best zich gevoelen laat, want het kind ziet zich nu verstoken van een verwacht genot: de genezing der fout kan niet uitblijven.
Een voordeel der natuurlijke methode is dat door haar juiste begrippen van oorzaak en gevolg worden gekweekt. Er bestaat meer kans, dat de volwassene zijn leven verstandig zal inrichten, wanneer hij als kind de goede en kwade gevolgen van handelingen heeft ondervonden, dan wanneer hij ze enkel op gezag heeft aangenomen.
Een nadeel der kunstmatige methode, die de natuurlijke gevolgen der daden door willekeurig gekozen kastijding vervangt, is, dat bij het verlaten van het ouderlijk huis de teugels, die tot dusverre van kwaad weerhielden, wegvallen en de jonge man, zoolang hij niet door bittere ervaring in de groote levensschool is wijs gemaakt, wellicht een zeer lastig of zelfs gevaarlijk lid der maatschappij zal zijn.
Een tweede groot voordeel der natuurlijke methode is dat hare billijkheid door het kind duidelijk wordt ingezien. Het bespeurt dat de straf, die het lijdt, hoe bitter zij ook moge gevoeld worden, bij zijn overtreding past en niet het uitvloeisel van een gril der opvoeders is. Laat het b.v. zijn, dat een jongen, schoon tot voorzichtigheid aangespoord, zijn beste kleeren heeft vernield; het spreekt van zelf, dat de uitnoodiging tot het eerstvolgende kinderfeest van de hand wordt ge- | |
| |
wezen, want hij mist het nette pakje, vereischt om op een partijtje te verschijnen. Wegens het karakter van natuurlijkheid, dat de straf vertoont, komt zij niet als een noodelooze kwelling voor; het kind wordt niet wrevelig tegen zijne ouders en raakt er niet aan gewoon ze als plaaggeesten te beschouwen. In plaats van de persoonlijke tusschenkomst der ouders is het de onpersoonlijke macht van den loop der dingen, waarom het kind de kastijdende hand op zijne schouders voelt rusten. Aan de hartelijke betrekking tusschen ouders en kinderen wordt geen wonde toegebracht.
Waar de natuurlijke methode niet gevolgd wordt, zijn moeders en vaders in de schatting der kinderen vriendelijke vijanden. En geen wonder. De behandeling slingert tusschen liefkozing en berisping, tusschen vriendelijkheid en kastijding; telkens wordt aan het kind juist dat verboden, waarin het den meesten trek heeft; toch wordt het aan den anderen kant met weldaden overladen; het kan niet anders of het kind ontvangt de tegenstrijdigste denkbeelden aangaande het karakter zijner ouders. Stel daarentegen dat de moeder niet enkel vermijdt een straffend werktuig te zijn, maar tevens de rol van een trouwe vriendin speelt, door haar zoon bloot te waarschuwen tegen de straffen, welke de natuur zal opleggen. Maar het kind, bezield door dien lust in proefneming, welke instinctief volgens de inductieve methode van onderzoek doet handelen, slaat den moederlijken raad in den wind en gaat toch b.v. voort stukjes papier aan het kaarslicht aan te steken; nu brandt het zijne vingers. Welnu, het kind doet dan eene smartelijke ondervinding op, die het vroeg of laat toch maken moest, en tevens vat het nu, dat de vermaning der moeder inderdaad zijn welzijn op het oog had. Eene onverstandige moeder daarentegen zal het niet zoover laten komen, dat het kind zich pijn doet; bij tijds ontrukt zij, wellicht met een snauw, het papier aan de tengere handjes; zij laadt den schijn op zich niet het geluk van haar kind te bedoelen, maar haar eigen wil eenvoudig door te zetten; daarenboven verlokt zij het kind om in het geheim, wanneer er geen hulp bij de hand is, het gevaarlijke experiment te herhalen.
Om misverstand te voorkomen, zegt Spencer nadrukkelijk, dat het niet zijn bedoeling is scheermessen onder het bereik van zuigelingen te laten, maar enkel het noodlottig stelsel van verbieden zooveel mogelijk in te krimpen.
Maar hoe in gevallen van ernstig wangedrag, bij diefstal of logen, te handelen? Vooreerst zullen die gevallen, als de opvoeding waarlijk rationeel is en niets den vertrouwelijken omgang tusschen ouders en kinderen bederft, hoogst zeldzaam zijn. En ten tweede: ook dan is de natuurlijke methode de beste. De misdaad zal bij den anders altijd vriendelijken vader een koelheid tegenover zijn kind verwekken, welke het kind als de natuurlijke reactie zijner handeling met groote smart opmerken zal. Ook zal het kind, dat zich onrechtmatig iets toegeeigend
| |
| |
heeft, zooals de wet der billijkheid het voorschrijft en zooals in de groote maatschappij eveneens geschiedt, veroordeeld moeten worden tot schadevergoeding aan den benadeelden persoon.
Waar men de kinderen door de natuurlijke gevolgen hunner handelingen opvoedt, daar zal men in overeenstemming met de stelregels handelen, die aldus luiden:
1o. Men moet niet ontijdig een hoogen graad van zedelijke deugd eischen van het kind. Een half uur in de kinderkamer doorgebracht leert dat kinderen, onschuldig enkel in zooverre zij onkundig zijn, allerlei kwade neigingen hebben. Zij zijn wreed, hebzuchtig, ruw; hun karakter is dat van kleine wilden; en geen wonder, want, volgens de groote wet der ontwikkeling, moet de individu in een kort tijdsbestek de phrasen doorloopen, die het geslacht in den langen loop der eeuwen heeft doorloopen. Maar gelijk de platte neus, de breede lippen, de kleine gelaatshoek van zelf voor de trekken van den beschaafden mensch wijken, verdwijnen ook van zelve de booze natuurdriften, indien men maar, gelijk het Spaansche spreekwoord zegt, aan den tijd den tijd laat. Is men daarentegen onmatig in zijne eischen en bewerkt men, door eeuwig dreigen en verbieden, ten koste van den huiselijken vrede, eene zedelijke vroegrijpheid, dan blijven de schadelijke gevolgen niet uit, en de ondervinding heeft reeds dikwijls geleerd, dat wie in hun prille jeugd toonbeelden van braafheid waren, op rijper leeftijd beneden het gewone peil der zedelijkheid daalden.
2o. Men moet op vrijzinnige en niet op despotische wijze de huiselijke tucht handhaven, het kind in de school der ervaring laten rijpen en het bewaren voor die ongelukkige broeikasdeugd, welke òf het karakter zoo buigzaam maakt, dat het alle zelfstandigheid verliest, òf eene geheime, demoraliseerende weerspannigheid kweekt.
3o. Men moet zijn eigen prikkelbaar gemoed bedwingen, den toorn nooit laten losbarsten en steeds met het welzijn van het schuldige kind te rade gaan. Wie dat laatste doet, zal zich intusschen evenzeer voor het andere uiterste wachten en de natuurlijke opwellingen van het gemoed niet zoo onderdrukken, dat er nooit een wolk van genoegen op zijn gelaat zich vertoont en hij op het kind den indruk maakt gevoelloos als een steen te zijn.
4o. Men moet spaarzaam met bevelen zijn. Maar als er een gebod is uitgevaardigd, dan houde men het streng vast en zij onverbiddelijk. ‘Laat uwe straffen evenals die, welke de natuur oplegt, onvermijdelijk zijn’. Door wankelmoedigheid maken zich de ouders verachtelijk in de oogen hunner kinderen. Nooit worde dezelfde fout nu eens zacht, dan weder streng behandeld, al naar de stemming van het oogenblik het ingeeft. Beter een barbaarsche, maar consequente, dan een humane, maar inconsequente tucht.
5o. Men houde in het oog, dat de kinderen niet bestemd zijn als slaven hun leven te slijten, maar zich zelve op rijper jaren te regeeren.
| |
| |
Men voede ze op tot onafhankelijkheid. ‘Slagen en harde woorden zijn straffen, die zoowel den ongetemde wilde als den domsten boer ten dienste staan. Zelfs een dier kan deze methode van opvoeding toepassen, zooals men zien kan aan het brommen en snauwen, waarmede een teef hare al te speelsche jongen in toom houdt’. Wijze ouders zullen overleggen, welke de gevolgen van zekere handelingen in het volwassen leven zijn; zij zullen de methoden uitdenken om uit soortgelijke handelingen hunner kinderen soortgelijke gevolgen voor hen te doen ontstaan.
Wie door het voorafgaande geen lust gekregen heeft om met het boek van Spencer zelf kennis te maken, is niet te helpen. Maar het staat bij mij vast, dat het werk talrijke lezers zal vinden Ik twijfel er niet aan, of het zal, (misschien met uitzondering van de eerste verhandeling, welke voor het grootste deel had kunnen achterwege blijven,) een echt volksboek worden. Ik denk, dat het boek spoedig uitverkocht zal zijn. De vertaling, door den heer Leopold geleverd, is goed. Zij is zelfs zeer goed, in aanmerking genomen, dat het een moeilijke taak was, waarvan hij zich te kwijten had. Toch heb ik enkele aanmerkingen. Niet uit vitzucht deel ik ze mede; mijn eenig doel is ze aan het oordeel van den vertaler te onderwerpen, opdat deze, bij herdruk van zijn arbeid, het werk van enkele fouten bevrijde, welke het thans misschien ontsieren. Juist omdat ik overtuigd ben, dat de Hollandsche Spencer bestemd is een geliefd handboek der ouders te worden, wensch ik de vertaling hier en daar verbeterd te zien. Ziehier mijne aanmerkingen:
bl. 2 reg. 1. Zelfs in de beschaafde wereld let men er bij de keuze van een kleed meer op, ‘of de stof sierlijk dan of zij fijn is’. Moet zijn: ‘of de stof fraai dan of zij warm is’. In het Engelsch: ‘Most think more about the fineness of the fabric than its warmth’.
bl. 2 reg. 31. ‘De menschen tooien hunne kinderen evenals hun lichaam naar de heerschende mode’. Moet zijn: ‘Zij tooien niet alleen het lichaam, maar ook de ziel van hun kinderen naar de heerschende mode’. In het Engelsch: ‘Men dress their children's minds as they do their bodies, in the prevailing faction’.
bl. 3 reg. 22. Wordt ‘deportment’, dat ‘houding’ beteekent, door ‘converseeren’ vertaald.
bl. 4 reg. 24. ‘'t Is niet alleen het wilde opperhoofd, dat met scalpen aan zijnen gordel in de schildering van een vreeselijk slagveld zijnen onderdanen afgrijzen poogt in te boezemen’. In het Engelsch staat: ‘it is not the savage chief only, who, in formidable war-paint, with scalps at his belt, aims to strike awe at his inferiors’. De bedoeling is dus: ‘Het is niet alleen het wilde opperhoofd, dat zijn
| |
| |
minderen ontzag tracht in te boezemen, door de verf, waarmede hij als schrikbarenden krijgstooi zijn gelaat besmeert, en door de scalpen, welke hij aan zijn gordel draagt’. ‘War-paint’ toch moet beteekenen: ‘verf als krijgsdos gebezigd’.
bl. 6 reg. 16. ‘Het bijeengaren van al de onbeduidende praatjes eener streek, zou, hoe nutteloos overigens ook, toch nog tot een nuttig doel kunnen leiden: tot een voorbeeld van erflating’. In het Engelsch staat: ‘Gathering together all the small gossip of a county, profitless occupation as it would be, might yet occasionally help to establish some useful fact - say, a good exemple of hereditary transmission’. De schrijver wil dus zeggen, dat men door die praatjes misschien een treffend voorbeeld van overerving, hetzij van lichamelijke hetzij van geestelijke eigenschappen, op het spoor zou komen.
bl. 10 reg. 31. Wordt gesproken van opvoeding, ‘welke tot de verschillende genietingen des levens voorbereidt’. Maar de auteur bedoelt: aesthetische vorming. In het Engelsch staat: ‘that education which prepares for the miscellaneous refinements of life’.
bl. 19 reg. 21. ‘Aan het fabriekwezen danken wij alle productie’. Moet zijn: ‘Aan het gebruik van machines danken we tegenwoordig schier alle productie’. In het Engelsch: ‘To machinery in these times we owe nearly all production’.
bl. 25 reg. 23. ‘Die toenemende bekendheid met de wetten der natuurverschijnselen, die ons in den loop der tijden in staat heeft gesteld de natuur aan onze behoeften dienstbaar te maken en in onze dagen den eenvoudigen arbeider gemakken aanbiedt, welke voor weinige eeuwen koningen niet hadden kunnen koopen, is nauwlijks voor een klein deel aan de besproken middelen van onderwijs onzer jeugd te danken’. In plaats van ‘besproken middelen’ leze men ‘officieel erkende’, of ‘uit de beurs van het volk betaalde middelen van onderwijs’. In het Engelsch staat: ‘owed to the appointed means of instructing our youth’.
bl. 26 reg. 8. ‘Ik bespeur hier een ijverige voorbereiding.... voor de lectuur van boeken van oude of gelijktijdige volken (waaruit waarlijk ten duidelijkste blijkt, dat deze menschen weinig waarde aan het lezen in hunne eigene taal hechtten’). Moet zijn: ‘waaruit duidelijk blijkt dat de lieden weinig in hun eigen taal hadden, dat waard was gelezen te worden’. In het Engelsch staat: ‘I perceive an elaborate preparation for reading the books of extinct nations and of co-existing nations (from which indeed it seems clear that these people had very little worth reading in their own tongue’).
bl. 29 reg. 20. ‘En ze (nam. de moeder) zou inderdaad zonder uitzondering noodlottig worden’. In het Engelsch is ‘de moederlijke leiding’, ‘her rule’, subject van den zin.
bl. 35 reg. 20. ‘Wij zijn al de feiten noodig’. Lees: ‘wij hebben al de feiten noodig’.
| |
| |
bl. 36 reg. 3. ‘Eveneens moeten de bijgeloovige voorstellingen, van de gewichtiger mythen tot de gewone dwaalbegrippen, worden aangewezen’. Lees: ‘gebruikelijke toovermiddelen’. In het Engelsch staat: ‘The superstitions, also, from the more important myths down to the charms in common use, should be indicated’.
bl. 36 reg. 37. Er moet getoond worden, ‘hoe de geest van voorafgaande inrichtingen en werkzaamheden in dien van volgende overging’. Lees: ‘hoe een voorafgaand cultuurstelsel zich tot een volgend ontwikkelt’. In het Engelsch staat: ‘how the consensus of preceding structures and functions was developed into the consensus of succeeding ones’.
bl. 42 reg. 1. ‘Voor het vaststaan van een figuur is het noodig, dat de loodlijn uit het zwaartepunt midden in de ondersteunende basis valle, en daardoor komt het, dat als een man in uitrustende houding staat, waarbij het eene been strak, het andere ontspannen is, de lijn van het zwaartepunt in den voet van het gespannen been valt’. In het Engelsch staat enkel dat de loodlijn uit het zwaartepunt moet vallen binnen de ondersteunende basis. Van ‘midden in’ is er geen sprake. ‘It is needful that the perpendicular from the centre of gravity - “the line of direction”, as it is called - should fall within the base of support’.
bl. 46 reg. 37. ‘Denkt gij, dat datgene, wat de oningewijde bedaard als eene bloote sneeuwvlok beschouwt, geen hoogere verbindingen vertoont aan hem, die door een mikroskoop de wondervol gewijzigde en sierlijke vormen der sneeuwkristallen heeft waargenomen’? In het Engelsch: ‘Think you that what is carelessly looked upon by the uninitiated as a mere snow-flake, does not suggest higher associations to one who has seen’ enz. Dus: ‘geen hooger gedachten opwekt’.
bl. 48 reg. 12. ‘Geneeskrachten’. Lees: ‘geesteskrachten’.
bl. 49 reg. 3. ‘Het eenige voordeel, waarmede men het overwicht van het onderwijs in talen, dat zoo'n sterk sprekende trek is in onze opvoeding, verdedigt, is dit, dat het geheugen daardoor versterkt wordt’. Gelukkig staat dat niet in het origineel. Men leest er: ‘One advantage claimed for that devotion to language-learning’ enz. Dus: ‘Eén van de vele voordeelen’ van taalstudie heet oefening van het geheugen te zijn.
bl. 71. ‘Hoe meer de wetenschap ons met den aard der dingen vertrouwd maakt, des te meer zien wij, dat zij in zich zelven volkomen zijn’. Moet wezen: ‘des te meer bespeuren we hunne zelfgenoegzaamheid’. De dingen regelen zich van zelve, zonder tusschenkomst van gezag of willekeur, meestal het best. Denk b.v. aan de voeding van een stad als Londen. Moest iemand de daartoe noodige maatregelen verordenen en hing van deze voorwaarde het dagelijksch onderhoud dier stad af, hoe jammerlijk zou het met de maag der inwoners geschapen zijn. We zien in de dingen ‘an inherent all-sufficingness’.
bl. 75. De vertaler eischt ‘toewijding’ van den onderwijzer. Her- | |
| |
bert Spencer: ‘intellectual sympathy’. Dit is iets anders. Het is de gave om zich in den geestestoestand van een ander te kunnen indenken en dus voorwaarde van een onderwijs, hetwelk naar de geesteskrachten van den leerling is berekend.
bl. 80. De vertaler zegt dat ‘de onderwijzers voortdurend gedwaald hebben bij de vaststelling der eerste beginselen’. Spencer zegt dat ‘teachers have constantly erred by setting out with first principles’. Dit is iets geheel anders. Het is verkeerd, bedoelt Spencer, bij de ontvouwing eener wetenschap hare algemeene beginselen op den voorgrond te stellen. Het is verkeerd te doen, wat in handboeken over physica en chemie gedaan wordt, het onderwijs te openen met algemeene beschouwingen, welke eerst gevat kunnen worden, als men reeds in die wetenschap eenigermate te huis is. De algemeene beschouwingen dienen het laatst te komen en niet als inleiding vooruit gezonden te worden. Hoe juist de opmerking van Spencer is, zal ieder erkennen, die zich tot taak stelde de inleiding van een natuurkundig handboek te verstaan zonder vooraf reeds allerlei détails te kennen. Bleek het niet eene nuttelooze poging te zijn? Wie zonder steenen een huis wil bouwen, onderneemt het ongerijmde. Eerst de bijzondere feiten, later ‘the first principles’. Ziedaar de natuurlijke orde, met de behoeften en vermogens van het intellect strookende.
bl. 137. Leest men van ‘geesteswerkzaamheid, die zijne vruchten in zich draagt’.
bl. 109. ‘Menschelijke wezens staan onder den indruk der associaties van denkbeelden’. Veel krachtiger zegt het origineel: ‘Human beings are at the mercy of their associated ideas’. Zij zijn weerloos overgeleverd aan de associaties van denkbeelden.
bl. 116. ‘In de meeste gevallen, en dit geldt vooral van de moeders, wordt er naar den indruk van het oogenblik gehandeld, en deze behandeling is niet het gevolg eener beredeneerde overtuiging, wat voor het kind weldadigst is, doch slechts de uiting’ enz. Lees: ‘beredeneerde overtuiging aangaande wat’ enz. In het Engelsch: ‘reasoned-out conviction as to what will most benefit the child’.
Bl. 119 lezen we van een moeder, ‘die haar kind ergerlijk heen en weer schudt, omdat het niet wil drinken’. In het oorspronkelijke wil het kind niet ‘zuigen’, ‘it wil not suck’. Het is een zuigeling die mishandeld wordt.
bl. 129. ‘Den boel overal gooien’ is een schilderachtige uitdrukking, maar Groningsch patois. In Holland zegt men: ‘den boel overhoop gooien’.
bl. 179. ‘Wij hebben er reeds op gewezen, dat een kind tengevolge van de afwisselende verhouding tusschen massa en oppervlakte betrekkelijk veel meer warmte verliest, dan een volwassene, en hier moet aangetoond worden, dat het nadeel, 't welk een kind bij zijne bewegingen lijdt, zeer aanzienlijk is’. Dit is verkeerd en onverstaan- | |
| |
baar. In het oorspronkelijke leest men: ‘We have already adverted to the fact that, in consequence of the varying relation between surface and bulk, a child loses a relatively larger amount of heat than an adult; and here we must point out that the disadvantage under which the child thus labours is very great’. ‘To vary’ beteekent niet enkel: ‘veranderen’, maar tevens: ‘ongelijk zijn’. ‘To labour’ beteekent niet enkel: ‘arbeiden’, maar tevens: ‘lijden’. Er wordt beweerd, dat de oppervlakte van het lichaam in verhouding tot de massa bij het kind niet dezelfde is als bij den man. In de plaats van: ‘afwisselend’, leze men dus: ‘ongelijk’. En in de plaats van: ‘veel meer warmte’ leze men: ‘betrekkelijk meer warmte’. Verder zegt de auteur, dat hij nu wil toonen, dat, wat warmteverlies betreft, de balans ten nadeele van het kind een zeer aanzienlijk verschil aanwijst. Het bewijs volgt, dat het kind nagenoeg tweemaal meer hitte voortbrengt, dus tweemaal meer voedsel als brandstof verbruikt dan de volwassene.
W.
|
|