De Tijdspiegel. Jaargang 33
(1876)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 370]
| |
Mengelwerk.Rachel, door Cath. F. van Rees.V.De zomer van 1840 was voorbij en Rachel weder te Parijs. De roem, dien zij op deze eerste kunstreis had ingeoogst, maakte haar voor de Parijzenaars nog belangwekkender. Intusschen had men zich door een andere tragedienne voor haar gemis trachten schadeloos te stellen. Mej. Maxime, eene talentvolle jonge dame, was in het Théâtre-Français opgetreden en uitermate bevallen. De pers ging in haren ijver zelfs zóo ver, dat zij haar boven Rachel verhief. Mej. Maxime vond deze onderscheiding aanmoedigend genoeg, om er hare kans op te bouwen voor de verdrijving harer voorgangster. Ze was veel schooner dan Rachel en wist, dat dit groote voorrecht niet weinig bij de Parijzenaars in aanmerking zou komen. Ze wilde zich dus met Rachel in de Maria Stuart meten, en met gespannen verwachting zag men het optreden der beide tragediennes in Schiller's meesterstuk te gemoet. In hare nieuwe, kostbaar gemeubileerde woning, Rue Joubert, ligt Rachel met de oogen half gesloten op den divan uitgestrekt.Ga naar voetnoot(*) Naast haar, op een laag stoeltje, zit haar jongere zuster Rebecca, wier lief, aanvallig gezichtje met eerbiedige bewondering naar de innig geliefde zuster is opgeheven. - Wie had gedacht, o wie kon denken, dat ge zóó beroemd zoudt | |
[pagina 371]
| |
worden, lieve zus! - zegt ze, terwijl ze Rachel's hand vat en die herhaaldelijk kust, - en wie zou nu in u, élégante dame, het vroegere bedelkind herkennen! Denkt ge nog wel eens aan dien benauwden tijd? - Of ik er aan denk? - antwoordt Rachel op haren diepen toon en met den weemoedigen glimlach, die haar zoo aantrekkelijk maakt. - Er gaat geen dag voorbij of ik verdiep mij in het verledene; daarvoor behoef ik boven slechts een blik te slaan op mijn ruw houten kinderledikantje. Gelukkig heb ik het voor den ondergang behoed. - Dat steekt zeker al zeer zonderling af bij deze fraaie meubels! - zegt Rebecca en slaat een bewonderenden blik in 't rond. - Rijk zijn is toch heerlijk! - Vroeger wat meer en nu wat minder, zou mogelijk voor ons allen beter geweest zijn, - herneemt Rachel met een bezorgden blik op Rebecca's tenger figuurtje. - O, mij maakt ge 't niet wijs, dat de overvloed ons ooit zal drukken! - roept Rebecca lachend. - Ik schik mij veel beter in het tegenwoordige meer dan in het vroegere minder, en zoo zal het u ook wel gaan. - Wie die zich niet gaarne na een kouden, doodschen winter in de eerste koesterende stralen der lentezon verblijdt, - zegt Rachel peinzend, - maar de winter had toch zijn eigenaardige poëzie, en die mis ik. - Poëzie! - roept Rebecca verbaasd, - ik vind geen poëzie in dat rondtrekken van plek tot plek met een voddenkraam! Rachel glimlacht. - De poëzie lag waarschijnlijk in de kluchtige tegenstelling van dit nomadenleven met mijne grootsche kinderdroomen van macht en grootheid. Nu ik die bereikt heb, blijft er eigenlijk niets meer voor de verbeelding over, en had ik niet mijne kunst.... - Ei, is daar dan geen poëzie in? - valt Rebecca levendig in, - en is die niet verhevener en bevredigender dan al wat uwe kinderdroomen u voor konden tooveren? - Ik wenschte dat de kunst mij werkelijk verhief! - prevelt Rachel onhoorbaar, terwijl zij hare oogen sluit. - O Rachel! - vervolgt hare zuster met geestdrift - hoe gaarne wil ook ik mij aan de kunst wijden! Nog liever, - voegt zij er lachend bij, - dan dagelijks van uwe goede gaven genieten. - Ik weet wel dat ik nooit uw standpunt kan bereiken, maar u van verre volgen, zou mij reeds onuitsprekelijk gelukkig maken! Denkt ge, Rachel, dat dit mogelijk is? Vleiend drukt zij haar hoofd tegen den schouder harer zuster en ziet haar angstig vragend aan. - Zoodra mijn Rebecca bevoegd is om op te treden, bezorg ik haar een engagement, - zegt Rachel en kust haar. | |
[pagina 372]
| |
- Alles, alles wilt gij toch voor ons doen! - roept Rebecca opgetogen. - Kunt gij 't begrijpen hoe lief ik u heb en hoe ik mijn best zal doen om mijn beroemde zuster tevreden te stellen? Om harentwille zal men mij denkelijk geen te hooge eischen stellen, en ik, o ik wil mij gaarne vergenoegen met het glorierijke schijnsel dat van haar afstraalt. - Ik hoop dat mijn Rebecca met haar eigen schijnsel het tooneel zal verlichten, - zegt Rachel glimlachend, - zoo als het aan een kweekelinge van Rachel past. Blijft broeder Raphaël vlijtig? - O ja, uwe brieven verrichten wonderen bij hem. Hij wil u tevreden stellen. - Dat verheugt mij; ziet ge, hij zou het succès te licht gaan achten als hij zich aan mijn voorbeeld spiegelde. Wat mij ontbreekt aan kennis en ontwikkeling, zonder mij te benadeelen, zou voor hem een hinderpaal worden om in de wereld vooruit te komen. Maar daar hoor ik een rijtuig stilhouden. Kijk eens uit. - 't Is vader! - zegt Rebecca en ijlt hem tegemoet. Met een lach van voldoening richt Rachel zich op. Evenals al hare stamgenooten, heeft zij een groot zwak voor hare familie, en dat zij er de reddende engel van werd, verrukt haar met blijden trots. Felix treedt binnen. De ruime ontvangsten der tragedienne hebben een welgesteld man van hem gemaakt. Niemand zou in hem den vroegeren armoedigen marskramer herkennen; maar de man van zaken was hij toch gebleven, en de handel, nu op groote schaal met het talent zijner dochter door hem gedreven, bleef zijn element. - Naar wensch geslaagd, mijn oogappel! - zegt hij en steekt Rachel zijn beide handen toe. - Uw reis, waarin ik geen voordeelige speculatie zag, omdat ze het Parijsche publiek van u verwijderen kon, heeft nochtans goede gevolgen gehad. Ik eischte 42,000 francs jaarlijks voor twee voorstellingen in de week, behalve de 10 francs vuurgeld per voorstelling. - Vader! - roept Rachel verrast. - Alles toegestaan, alles, alles! - roept Felix en wrijft zich vergenoegd de handen. - Met uwe extra-voorstellingen en uwe kunstreizen, bereken ik nu, dat ge van 't jaar wel 200,000 francs kunt opbrengen. Daar kunnen we gerust op gaan slapen, denk ik! - 200,000 francs! - herhaalt Rebecca werktuigelijk - en als ik nu ook nog een engagement krijg..... - Gij? - vraagt Felix verwonderd, - wie zal u dat bezorgen? - Ik, vader! - zegt Rachel, - Rebecca's vorderingen zijn van dien aard, dat zij een goede actrice belooft te worden, maar zij moet er zich eerst nog een paar jaren op voorbereiden. - Ach, ik ben een gelukkig vader! - roept Felix opspringend en beurtelings zijne dochters omarmend. - God zegene u, lieve kinderen! We zullen niet op stroo sterven, al hebben we er lang op gelegen! | |
[pagina 373]
| |
Rachel, toon mij nu uw gouden kroon nog eens; die dagelijks te bewonderen, is een erkentelijkheidsplicht jegens uwe milde Lyonsche bewonderaars. Het kostbaar kleinood, waarmede de stad Lyon Rachel begiftigde, prijkt weldra op de tafel. Het zestal oogen, zoo verschillend van uitdrukking, verlustigt er zich in. - Van echt massief goud! - zegt Felix innig voldaan. - Ik schat die kroon minstens op 7000 frank, 't is een extraatje, dat ik nog niet bij uw inkomen optelde! - Mogelijk wachten er mij nog meer, vader, en daarom zou ik de rekening eerst bij 't einde van het jaar opmaken, - antwoordt Rachel lachend. Terwijl Felix zich opnieuw in de beschouwing verdiept van het kostbare geschenk, wordt er bezoek aangediend en treedt Poirson, Directeur van het Théâtre-Gymnase, binnen. Vriendelijk wordt hij door Rachel verwelkomd. - Een nieuwe eerekroon op het hoofd der tragedienne! - zegt hij en wijst op het gouden sieraad. - Heb ik geen recht er trotsch op te zijn, dat ik een der eersten was, die het genie in dat hoofd ontdekte? - Ge hebt het ontdekt zonder er winst van te trekken, - zegt Felix schertsend, - en dat heeft uwe bewondering, meen ik, wel wat afgekoeld. - Ik vergeet nooit wie mij het eerst den weg openstelde om deze eerekroon te bemachtigen, - zegt Rachel met warmte, - en ik meen dat die daarom ook van rechtswege op uw hoofd zou passen, mijnheer. Felix legt er instinctmatig de handen beschermend op. Poirson glimlacht erover. - Indien mij een enkel bloempje wordt toegeworpen van den bloemenschat waarmede men u bestrooit, ben ik volkomen tevreden, - antwoordt hij, voor Rachel buigend. - Wat ik voor u deed, was natuurlijk ook in mijn belang, maar uw naam en uw persoon verkregen er niettemin publiciteit door. In de ontdekking van het genie ligt dus werkelijk eenige verdienste. - Een verdienste die ik op hoogen prijs stel, mijnheer, wees daarvan verzekerd! - zegt Rachel met haren aantrekkelijken glimlach, - maar ga toch zitten, bid ik u! Poirson neemt tegenover haar plaats. - Er is veel om u gezucht, - vervolgt hij, - veel ijverzucht geweest over de verkwisting, waarmede gij met uw talent op andere tooneelen te werk zijt gegaan. - Van verkwisting kan geen sprake zijn! - zegt Felix. - Mijn dochter is daar ginds in drie maanden tijds rijker gemaakt, dan hier in drie jaren! Van roem alleen leeft men niet, mijnheer de Directeur! | |
[pagina 374]
| |
- Neen, maar als men er enkel gewin mede beoogt, kan roem zelfzuchtig en opgeblazen maken, - herneemt Poirson scherp, - en 't is geen wonder dat men de ster, die men aanbidt, liefst niet door zulke zwarte vlekken verduisterd ziet. Gelukkig kan ik getuigen, dat de groote tragedienne vooralsnog gebleven is wat ze als nederige débutante was, - goed en eenvoudig. - Ik dank u, mijnheer! - zegt Rachel aangedaan, - en wat nu mijne verkwisting betreft, kan men er zeker van zijn, dat ik hier even mild met mijne voorstellingen zal te werk gaan als ginds. Parijs zal zich nooit over mij te beklagen hebben. Even warm als ik mijn eersten vrienden trouw blijf, hang ik ook mijn eerste publiek aan. Men moet echter niet vergeten, dat er nog altijd iets in mij spookt van het nomadenkind. Gij neemt het toch niet kwalijk, vader? - Zou ik? 't Is immers de zuivere waarheid! - roept Felix. - Ik zie er geen oneer in, dat men geboren werd in armoede en een kroon kan aanwijzen als deze! Weder legt hij er liefkozend de hand op. - Maar zou ik niet veeleer reden tot ijverzucht hebben? - vervolgt Rachel tegen Poirson, - nu ik bij mijne terugkomst verneem, dat de hulde, die men mej. Maxime bewijst, wel iets van een demonstratie tegen Rachel begint te krijgen? - Gij kent ons publiek, 't verlangt à tout prix afleiding, mejuffrouw! Bovendien zijn er mogelijk een paar, wie uw zegepraal in de Bajazet min of meer in hun eergevoel gekrenkt heeft. Gij hebt maar te verschijnen om een tweede zegepraal op hen te behalen. - Juist zoo - zegt Felix - mijne dochter brengt allen zonder onderscheid, door de kracht van haar genie, aan hare voeten. - Ik ben er ook zeker van - herneemt Poirson, - mejuffrouw Maxime verdient geenszins de groote onderscheiding waarvan ze het voorwerp is en zij kan niet in de schaduw staan van onze groote Rachel. In de Maria Stuart zal dit spoedig blijken. Evenwel moet ge u op een heftigen kamp voorbereiden. Zooals de zaken nu staan is mej. Maxime toch een gevaarlijke mededingster. Rachel's oogen schieten vonken. - Ei, dus heeft men mij werkelijk een mededingster gegeven? - mompelt ze, - dus neigt men reeds tot ontrouw! Hare eerzucht wordt erdoor geprikkeld. Schitterend wil ze zich wreken, zoowel op de overmoedige, die het waagt zich met haar te meten, als op het publiek, dat hare waarde zoo slecht begrijpt. Poirson neemt afscheid. Ook Felix en Rebecca verlaten Rachel spoedig daarna. Zoodra ze alleen is, werpt ze een vluchtigen blik op het aantal brieven en visitekaartjes, dat de blauw porceleinen kom op den schoorsteenmantel vult. 't Zijn vleiende uitnoodigingen van gravinnen en baronessen, verliefde verzuchtingen van edelen en prinsen en eerbewijzingen van bezoekers met klinkende namen. Ze glimlacht ver- | |
[pagina 375]
| |
achtelijk. ‘Welk een eer voor het onaanzienlijk Jodenkind!’ denkt ze, ‘en valt ze morgen van het hooge standpunt, waarop de kunst haar verhief, hoe zal men haar dan met denzelfden ijver verguizen en met voeten treden, waarmede men haar nu begunstigt! Alles schijn, alles bedrog! Alleen dit bedriegt niet!’ Peinzend vestigt zich haar blik op de gouden kroon. ‘Meer dan glans, meer dan schijn is goud! Vader, gij hebt gelijk. Het lot is grillig, maken wij het ons ten nutte! Eerbetoon en gunstbewijzen richten zich naar het glorierijke standpunt dat men inneemt. Verduistert de glorie, weg is de vergoding voor het gewone menschenkind. Maar het goud dat deze glorie opbracht, kan ons troosten over het verlies ervan. Ha! het blijft ons trouw, ook al zinkt de kunstenares in het niet terug! Grijp er dus naar, Rachel, met gretige hand, stapel er bergen van op, ontwring het aan uwe vereerders en..... strooi het dan met milde hand uit over allen, die zoo stiefmoederlijk door het lot bedeeld zijn als vroeger het marskramersgezin!..’ Een sombere gloed straalt uit hare oogen. Met beide handen omvat ze de gouden kroon en drukt die vast tegen hare borst. Dan, met een ongeduldige beweging stoot ze die weder op zijde en gaat onrustig heen en weder. De kunstenares is in haar ontwaakt en jaagt den afzichtelijken geldduivel op de vlucht. - ‘Ah! - mompelt ze, - men maakt zich mijne afwezigheid ten nutte om mij een mededingster te bezorgen! Men richt altaar op naast altaar! Men plaatst Maxime en Rachel reeds op gelijke lijn en meent dat ik die vergelijking goedwillig zal opnemen! Neen, duizendmaal neen! Geen onwaardige mededingster naast Rachel! alleen wil ze staan, alleenheerscheres zijn op het tooneel dat haar de eerste lauweren bracht! Zien zal men, dat zij zich te verdedigen weet, dat ze geen vreemden steun noodig heeft en haar koninginnenrang waardiglijk kan handhaven!’ - Zij schelt, gebiedt dat men geen bezoek meer tot haar zal toelaten en is weldra zoo geheel in hare rol verdiept, dat het goud noch de mededingster meer in aanmerking komen. De gewichtige avond, waarop mej. Maxime en mej. Rachel te zamen in de Maria Stuart zullen optreden, is aangebroken. Reeds vormden zich twee partijen, die elkander met geweldigen tegenstand bedreigen. Sommigen schertsen erover, en voorspellen een kabaal, zooals er vroeger ontstaan was over de schoonheid van mej. Georges en de verdienste van mej. Duchesnois. Geen wonder dat men zich naar deze voorstelling letterlijk verdringt en elkander iedere staanplaats hardnekkig betwist. Zoodra mej. Maxime optreedt wordt ze met luide toejuiching begroet, zelfs zijn er een paar warme vereerders, die ieder harer woorden en bewegingen met een ‘bravo’ vereeren. Rachel siddert van toorn! 't Is een hoon, dien ze duur zal laten betalen. Ongeduldig | |
[pagina 376]
| |
wacht ze het derde bedrijf af. Dan, als de beide koninginnen tegenover elkander staan, moet het blijken in welke de grootste kunstenares steekt. Ook het publiek begrijpt dit en ziet dus met gespannen verwachting dit oogenblik tegemoet. Als het eindelijk aanbreekt, heerscht er een doodelijke stilte in de zaal. De verbittering der mededingsters is geheel in harmonie met den haat, dien de koninginnen elkander toedragen. Het tooneel tusschen deze beiden laat dus aan heftigheid niets te wenschen over. Beider oogen bliksemen en beider gelaat is van woede verwrongen, maar zelfs in hare hevigheid, haar bijtenden spot en hare grenzelooze woede, blijft Maria Stuart altijd koningin, terwijl Elizabeth's houding en toon veel meer herinneren aan de débutante van het Théâtre-Français, die over een gevaarlijke tegenpartij wil zegepralen. Dit onderscheid valt zóó duidelijk, zóó treffend in 't oog, dat zelfs mej. Maxime's vereerders er geheel van doordrongen worden, en als ten slotte deze actrice zelve, door den ongeloofelijken hartstocht van Rachel overweldigd, onwillekeurig terugwijkt, als ze verbijsterd en verpletterd door de kracht van dit genie het hoofd buigt, en Maria Stuart met den glimlach der verachting op de lippen, de hand naar het parterre uitstrekt met het beteekenisvolle: ‘j'enfonce le poignard dans le sein de ma rivale!’ - gaat er een donderend hoera uit de reien op en hoort men niets dan den naam ‘Rachel!’ De tweede zegepraal op het wankelend publiek is bevochten. Honderden bouquetten vallen voor hare voeten, men wil haar zien en weder zien, aan het terugroepen geen einde. Dan plaatst men zich in twee reien aan de uitgangsdeuren om haar nog een laatsten eeregroet te wijden. Mejuffrouw Maxime is vergeten. | |
VI.Barones S. geeft een soirée ter eere van Rachel. Men vindt er al de verschillende elementen weder eendrachtig bijeen, die zich gewoonlijk in de Abbaye-aux-Bois verzamelen en niet meer of minder dan de bekeering der beroemde tragedienne beoogen. Daar ze zich zeer erkentelijk betoont voor het belang, dat men in haar eeuwig heil stelt, vleit men zich met den besten uitslag. Het gezelschap is nagenoeg voltallig en in levendige gesprekken verdiept, als de verschijning van een nieuwen gast de algemeene aandacht trekt. Eerbiedig wijkt men voor hem terug. 't Is de aartsbisschop. - Ah, welk een groote eer bewijst uw Hoogeerwaarde ons! - zegt de gastvrouw diep neigend. - De eer is aan mij, - antwoordt de aartsbisschop hoffelijk. - Gij waart zoo vriendelijk mij uit te noodigen om mej. Rachel te hooren, een genoegen dat mij nog niet tebeurtviel. | |
[pagina 377]
| |
- Daar onze Hoogeerwaarde het théatre niet bezoekt is dit natuurlijk. Ik nam dus deze gelegenheid waar om u over dit groot talent te laten oordeelen, maar voeg erbij, dat het zich alleen op het tooneel in zijn verblindend licht vertoont. - Dan zal ik dit niet kunnen opvangen, - zegt de aartsbisschop met een ernstigen blik op den abt De Lamennais, die hem juist in 't oog is gevallen. - Ik acht een theaterbezoek in strijd met de ingetogenheid die men van een priester der H. Moederkerk verwacht. De abt, door zijn ‘Paroles d'un croyant’ en ‘Affaires de Rome’ (1834, 1836) reeds eenigszins verdacht van al te groote liberaliteit, glimlacht. - Uw Hoogeerwaarde moet het mij ten goede houden, - zegt hij op vasten, helderen toon, - dat ik geen zonde zie in het luisteren naar de groote meesterwerken, door den goeden God zelf ingegeven! - Vergeet niet, - herneemt de aartsbisschop, - dat het tooneel altijd een broeinest was van zedeloosheid en verzoeking en de tooneelspeler het slachtoffer van ongebondenheid! Moeten priesters de gebouwen niet vermijden, waar de zonde zoo verlokkend mogelijk op haren vergulden maar oneerbaren zetel troont? Moeten zij daar de kunst niet afvallen uit eerbied voor het kleed dat ze dragen? De abt zwijgt. - Uw Hoogeerwaarde beoordeelt het tooneel en de tooneelspelers misschien wel wat eenzijdig en te gestreng! - zegt Chateaubriand. - Mijnheer, - herneemt de aartsbisschop, - ik wenschte u gelijk te kunnen geven, maar de geruchten, die nu reeds over mej. Rachel in omloop zijn, bevestigen, helaas, maar al te zeer mijne meening. Niemand antwoordt. Dat het zedelijk gedrag der tragedienne nog al iets te wenschen overlaat, is iedereen bekend. - Uw Hoogeerwaarde vergeve het mij, - zegt mevrouw Duchâtel na eenige aarzeling, - maar zou er geen billijke verontschuldiging bestaan voor de afdwalingen dezer tragedienne? Denk eens aan hare afkomst, haar geloof, haar verwaarloosde opvoeding! - Zóó goed denk ik eraan, mevrouw! - antwoordt de aartsbisschop, - dat ik, ondanks deze geruchten, geen oogenblik geaarzeld heb om heden avond kennis met haar te maken. Uw loffelijke ijver om haar voor onze Kerk te winnen, kan een ware weldaad voor haar worden. De kunst vooral heeft hare tallooze klippen; haar daarvoor behoeden kan alleen de ware godsdienst. - Het goud zou het kunnen, als vader Felix er ooit genoeg van had! - fluistert de jonge graaf L. zijn buurman toe. - De Pool moet er heel wat van te grabbelen geven! - antwoordt de ander lachend, - zou ze hem werkelijk onderscheiden? - Men zegt het. - Die gelukkige! | |
[pagina 378]
| |
- Uw Hoogeerwaarde wil dus dit loffelijk streven ondersteunen? - vraagt mevrouw Récamier. - Gaarne; ik vrees evenwel dat we in hare familie een geduchten hinderpaal zullen aantreffen. Men zegt dat mej. Rachel geen anderen wil kent. - Geen hinderpaal mag ons afschrikken, waar het zulk een kostbare aanwinst voor onze Kerk geldt! Mej. Rachel behoort der geschiedenis, en deze moet getuigen, dat haar voortreffelijk genie eerst haar volle wijding verkreeg door hare bekeering tot het Christendom! Juist als barones S. deze woorden met geestdrift heeft uitgesproken, treedt het voorwerp harer christelijke belangstelling de gezelschapskamer binnen. Een gemompel van bewondering gaat uit den aanzienlijken kring op. Rachel heeft zich de houding en manieren der groote wereld zoo goed eigengemaakt, dat men haar veeleer voor een hooggeborene zou houden, dan voor de dochter eens armen marskramers. Haar koninklijke gang en blik, haar trotsche glimlach en niet het minst de volle, welluidende klank harer stem, oefenden altijd een betooverenden invloed uit, die ook nu hare uitwerking niet missen. De aartsbisschop heeft zich eenigszins teruggetrokken en vereert haar met zijn scherpen, uitvorschenden blik. - Hoe bevalt uw Hoogeerwaarde onze beschermelinge? - vraagt mevrouw Récamier zacht. - Een belangwekkende verschijning! - antwoordt hij peinzend; - en - denkt hij bij zich zelf, - een gezicht dat te veel energie en tevens te veel hoogmoedige minachting verraadt voor hare begunstigsters, om mij veel goeds van haar bekeeringswerk te beloven. Maar wat deze niet vermogen, kunnen mogelijk hare zonden bewerken. Intusschen overlaadt men de tragedienne met vleierijen, scherts over mej. Maxime's haastigen aftocht, na hare treffende nederlaag in de Maria Stuart, bespreekt de ‘Cid,’ die slechts zes voorstellingen beleefde en de ‘Ariane’ waarin Rachel nu hare wonderen verricht. - Mij past die rol van Ariane evenmin als die van Chimène, - zegt Rachel. - Ik kan Ariane bezwaarlijk schenken wat de dichter haar onthield - waardigheid, teederheid en belangwekkendheid. - Het talent onzer beroemde Rachel is groot genoeg om de onbeteekenendste rol luister bij te zetten! - roept een harer vereerders met warmte. - Dan voorspel ik veel kladschrijvers! - zegt Rachel spotachtig, - en tevens een verkoeling van de warme gevoelens, die ik door de meesterstukken onzer classieken bij u vermocht op te wekken. - Ik ducht geen gevaar van dien aard, mejuffrouw! Ik ducht alleen een desertie van het Théâtre-Français, als de schitterende ster ervan nogmaals andere tooneelen met haren glans gaat beschijnen! | |
[pagina 379]
| |
- Is het werkelijk uw plan ons weder te verlaten? - vraagt mevrouw Duchâtel. - Mijn tweede kunstreis is vastgesteld, mevrouw! Mevrouw Duchâtel verdiept zich in een fluisterend gesprek met mevrouw Récamier en de gastvrouw, waarvan de uitslag is dat Rachel aan den aartsbisschop wordt voorgesteld. De bondgenooten trekken zich terug. Het onderhoud tusschen deze beiden blijft geheim, maar dat het weldra een zeer ernstige wending neemt, kan men aan de gespannen aandacht op het uitdrukkingsvolle gelaat der toehoorster bemerken. - Hij zal haar winnen! - fluistert mevrouw Duchâtel haar vriend Chateaubriand toe. - Welke declamatie zullen we van haar verzoeken? - De Polyeucte. - Voortreffelijk. Is werkelijk de bezielde taal van den aartsbisschop tot het hart der kunstenares doorgedrongen? Men hoopt het, neen, men gelooft het zeker. Want als zij eenige oogenblikken later met schitterende oogen aan het verlangen der gastvrouw voldoet, klinkt het aangrijpend als orakeltaal van hare lippen: ‘Mon époux, en mourant, m'a laissé ses lumières:
Son sang, dont les bourreaux viennent de me couvrir,
M'a désillé les yeux et me les vient d'ouvrir;
Je vois, je sais, je crois...,’
De voldoening is groot. Nog grooter wordt ze, als Rachel bij het afscheid nemen zich eerbiedig voor den aartsbisschop buigt, en zijn vleiende loftuiting op haar talent beantwoordt met: ‘Hoogeerwaarde, ik geloof!’ Het geheele gezelschap is er nu volkomen van overtuigd, dat de aartsbisschop in een oogenblik tijds het weeke gemoed der tragedienne ontvankelijk heeft gemaakt voor het zaad des christendoms. Den volgenden morgen is dit verblijdend bericht reeds tot het paleis des Konings doorgedrongen. De Koning en de Koningin verheugen er zich over en ook het hof zal nu de jonge actrice ontvangen. Eenige dagen later treedt Samsom bij Rachel binnen. Hij treft haar in een sombere stemming. Zij heeft een van die oogenblikken van nijpend zielsverdriet doorleefd, die gewoonlijk het gevolg zijn van grove overtredingen. De twee en twintigjarige kunstenares, wie men geen andere moraal had verkondigd, dan zooveel mogelijk goud te verzamelen, heeft nog een andere moraal in haar binnenste ontdekt, die haar onrustig maakt en ontevreden met zich zelve. Was dit wellicht aan haar ernstig, geheimzinnig onderhoud met den aartsbisschop te danken? Mevrouw Duchâtel zou er niet aan twijfelen, | |
[pagina 380]
| |
had ze in dit oogenblik het somber betrokken gelaat harer geliefde Rachel kunnen aanschouwen. Alleen 't was niet voor 't eerst dat ze strijd voerde met zich zelve. Ze stond te hoog om zich niet vernederd te gevoelen door hartstochten even spoedig uitgebrand als ontvlamd. - Kom ik ten onpas? - vraagt Samson, wien oogenblikkelijk het bewolkte voorhoofd zijner élève in 't oog valt. Rachel ziet op. - O neen, gij zijt mij altijd welkom! - zegt ze met een vriendelijke flikkering in hare oogen. - Zeker komt gij mij verwijten, dat ik mij oneindig minder moeite geef voor de Ariane dan voor de Maria Stuart? - Dat zou mij weinig baten, kindlief! ik heb er het mijne van gezegd. 't Beste is een ander stuk voor u uit te zoeken, en daar maakt men dan ook ijverig werk van. - Beste mijnheer Samson, - zegt Rachel met van geestdrift stralend gelaat. - Ik wil mij aan de Phèdre wagen, wat dunkt u? - Eindelijk! - roept Samson vergenoegd - Eindelijk besluit gij er dan toe! Zie, reeds vier jaren brengt ge het Théâtre-Français in eere en nog altijd ontbreekt Racine's Phèdre op het répertoire, daar begint men over te morren. - Mijn waarde leermeester, ik begreep dat deze rol al mijn kracht en al mijn talent vereischt en ik wilde die eerst tot rijpheid laten komen. Zie, om deze afschuwelijke Phèdre te laten beklagen, en toegevend te stemmen voor hare misdadige liefde, moet men de gevoelssnaren bij het publiek zoo machtig doen trillen, dat het de ontroering niet meester kan worden, waarover het eigenlijk moet blozen van schaamte. - Ik bemerk, dat ge reeds op de hoogte zijt van uwe taak, - zegt Samson tevreden knikkend. - Maar - voegt hij er glimlachend bij, - treedt de Phèdre als Christin op..... - Als echte Griekin, hoop ik, - valt Rachel hem snel in de reden. Meent gij dat ik het christendom met nog meer ballast bezwaren wil? - Men beweert toch dat ge op den goeden weg zijt en door bekwame handen geleid wordt naar de Nôtre-Dame. - Die weg is voor eene Jodin wat ver; voordat zij dien heeft afgelegd, zal, vrees ik, het bekwame handgeleide uit vermoeidheid haar loslaten. Samson staart haar ongeloovig aan. - Gij begrijpt toch wel, mijn goede leermeester, dat ik mijn ouders dat verdriet niet zal aandoen? - voegt zij er gevoelig bij. - Uwe ouders blijven dus altijd No. 1, begrijp ik eruit, - antwoordt Samson schouderophalend, dat belooft niet veel goeds voor.... - Hier is de Tragedie, - zegt Rachel gejaagd. - Willen wij die nog eens te zamen lezen en wilt ge er dan tevens, als van ouds, uwe opmerkingen bijvoegen? | |
[pagina 381]
| |
Zij reikt hem het boek over. Als hij het van haar aanneemt, ziet hij een koortsachtigen gloed op hare wangen en een vreemde flikkering in hare oogen. De les begint. Zoodra ze geëindigd is neemt Samson afscheid. Op de trap ontmoet hij den man, wiens naam Rachel hem, door een snelle wending van het gesprek belette uit te spreken en die hem terloops met zijne zwarte oogen wantrouwend opneemt. Voor de deur staat een fraaie équipage met een kroontje op het portier en een deftige lakei in een donkerbruine, met gouden strepen afgezette liverei, aan de portiertrede. - De Poolsche graaf Walewski! - mompelt hij; - zijn afscheid las ik op haar gezicht. Met de Phèdre tot mededingster is zijn vonnis geveld! Intusschen wacht de graaf geduldig in de entrée-kamer wanneer het der tragedienne behagen zal hem te ontvangen. Veel tijd wordt hem gegund om over het vergankelijke van al het aardsche na te denken. De graaf heeft gelukkiger dagen beleefd dan deze. Dagen waarin deuren en sloten schier als door een tooverslag voor hem weken. Hoe kort genoot hij dat voorrecht. Zijn donkerkleurig smal gezicht krijgt een zeer onaangename uitdrukking. Met een woeste hoofdbeweging schudt hij zijn ravenzwarte haren naar achteren. Zijn zwarte oogen schieten vonken. Reeds verkoeld! - mompelt hij, - ha! zoo spoedig laat ik mij niet verjagen! - Bij God! ik ben geen speeltuig dat men naar willekeur weg kan werpen!.... Intusschen duurt zijn foltering voort. Eindelijk, als Rachel genoeg getoond heeft dat zij geen haast heeft om hem te zien, wordt hij bij haar toegelaten. Haar aanblik is voldoende om hem weder tot een smachtend minnaar te maken. Maar als hij zich voor haar op de knieën wil werpen, houdt hare snelle afwerende beweging hem daarvan terug en verstommen de hartstochtelijke woorden die hem op de lippen zweven, voor haar ijskouden, verachtelijken blik. 't Is niet meer Rachel, de geliefde, die voor hem staat, maar de Hermione, die hem al het gewicht harer koninklijke majesteit laat gevoelen en hem tot gehoorzaamheid dwingt. - Hebt gij mij iets gewichtigs mede te deelen, mijnheer? - vraagt ze op koelen, trotschen toon, - weet, dat mijn tijd beperkt is! De arme graaf staat als verwezen. 't Is een zeer wreed spel, dat ze met hem drijft. Beter ware het hier hoon met hoon te vergelden, maar de tooverkracht, die zij vooral als Hermione op hem uitoefent, is te onweerstaanbaar. Hare machtige oogen, haar fiere houding boeien hem opnieuw. Hij wijkt niet van de plaats. | |
[pagina 382]
| |
- Ik heb slechts mijn vroeger verzoek te herhalen, - zegt hij op smeekenden toon, - uw guitare.... - Mijn guitare behoud ik, mijnheer! Deze herinnering aan mijn ellendige, maar onschuldige jeugd is mij dierbaar. Hoe dikwijls moet ik u dat zeggen? - Juist daarom stel ik er zulk een hoogen prijs op! - roept de graaf hartstochtelijk. - Zie, wat ik ervoor overheb! Hij toont haar een armband en eene halsketting van diamanten. Bij Rachel behaalt de vrouw een oogenblik de overwinning. Vol bewondering staart ze erop. - Hiermede koop ik uw guitare! - zegt de graaf met overtuiging. - Neen, antwoordt Rachel en wendt haar blik van den verleidelijken schat af. - Het is de guitare, waarmede ik als kind de straten rondzwierf om de voorbijgangers tot een aalmoes te bewegen, het is de guitare waaraan ik de kennismaking met mijnheer Choron te danken heb. O, aandoenlijk kan ze verhalen en ik wil er liever naar luisteren dan..... spoedig, berg die diamanten weg! Ik hoor de stem mijns vaders! Voordat echter de verbaasde graaf aan haar verlangen kon voldoen, is Felix binnengetreden. Zijn onderzoekende blik valt onmiddellijk op de diamanten. Begeerig strekt hij er de hand naar uit. - Welk een pracht! - roept hij opgetogen, - welk een waarde! Vijftig duizend francs, geen penning minder! - Ik bied dit uwe dochter aan in ruil voor haar oude guitare, maar.... - Aangenomen! - zegt Felix innig vergenoegd. - De guitare zal onmiddellijk bij mijnheer den graaf bezorgd worden! - Vader, ik wil die behouden! - zegt Rachel geërgerd. Felix staart haar aan, alsof hij aan haar verstand twijfelt. Maar als hij bemerkt, wat er in haar omgaat, gaat hij politieker te werk. - Mijne beroemde dochter heeft van die guitare een nog grooter kleinood gemaakt, dan deze diamanten, - zegt hij tot den graaf, - ik begrijp dat ze er zwak op heeft. Van zulke geschiedkundige voorwerpen is de waarde niet te berekenen. Voor u is het dus geen kwade speculatie, mijnheer de graaf! - Ik ben geen speculant! - zegt de graaf op gekrenkten toon. Mij is het te doen om de guitare en niet om de twijfelachtige winst, die ze kan aanbrengen. - Als ik in aanmerking neem, mijn kind, - vervolgt Felix tot zijne dochter, - dat er eigenlijk voor u slechts droevige herinneringen aan dit instrument verbonden zijn en ge het nu goedschiks in diamanten kunt omzetten, dan zou ik mijnheer den graaf maar tevredenstellen. Een slechte handel is het voor geen van u beiden. | |
[pagina 383]
| |
Rachel ziet haar vader verdrietig aan. - Ik woû die guitare zoo gaarne behouden! - zegt ze op bijna biddenden toon. - Geen diamanten, hoe schitterend ook, zullen mij deze getrouwe gezellinne mijner kinderjaren vergoeden. De aandoenlijke toon harer stem treft den Pool. - Indien het u werkelijk zoo hard valt ervan te scheiden, wil ik er niet langer op aandringen, - zegt hij zacht. In dit hachelijk oogenblik fluistert Felix zijne dochter haastig toe: - Uwe moeder kunt ge er gelukkig mede maken. Gij hebt nog uw kinderledikantje!.... Zijn angstig vertrokken gelaat doet de dochter pijnlijk aan. Zij kon zijn smeekenden blik niet langer wederstaan. De graaf wordt de gelukkige eigenaar der guitare. (Wordt vervolgd.) |
|