alvorens men dat met grond zal kunnen beweeren. Veeleer stemmen we in met hetgeen de schrijver aan het slot zegt, ‘dat er wellicht nog eeuwen zullen moeten verloopen, voordat van verschijnselen, die deel uitmaken van het geheimzinnige en raadselachtige leven eene volledige verklaring kan worden gegeven.’ Misschien komt men er in deze wereld nooit toe. - Vergeleek men meermalen de schepping met een boek, wij zouden willen zeggen, dat de mensch, toen hij enkele natuurverschijnselen waarnam, bespeurde dat het zich ook liet openen, dat hij later zag dat er prenten in waren, dat hij vervolgens bemerkte dat daarbij ook te lezen stond, en wij nu sommige woorden daarin leerden ontcijferen. Gelukkig is de tijd voorbij, waarin men, ter wille van een ander stelsel, nog altijd de zon om de aarde wilde laten draaien, en men het bestaan der tegenvoeters loochende.
Is het bij Darwin de vraag hoe de mensch ontstond, eene vraag waarop hij een velen stuitend antwoord poogde te geven, dat evenwel door zijne navolgers overdreven en eerst waarlijk stuitend werd; Charles Kingsley tracht meer te toonen, wat de mensch in onderscheidene maatschappelijke standen werd, en wat hij moet worden. - We ontmoeten in Kingsley een apostel van den nieuwen tijd, die als geestelijke bij de Staatskerk aan de aristokraten en plutokraten van het op politiek en kerkelijk gebied zoolang orthodox en behoudend Engeland menige waarheid verkondigt, waarvoor zij daar wel het oor mogen openen. Het is een geluk voor dat volk, dat de constitutie met des volks constitutie, met zijn aard en behoeften samenstemt, omdat zij meer met dat volk geworden dan wel bepaaldelijk gemaakt is. Zij mag naar het lijf gemeten, en niet maar aangepast heeten, terwijl zij daarenboven rekbaar is. Daarom vooral loopt bij onze overzeesche naburen op hervorming uit wat elders ligt ommekeer wordt, en wordt hetgeen in andere landen revolutie teweeg brengt evolutie.
En dit zal waarschijnlijk ook het geval worden met de beweging welke Kingsley voorstond en die door hem als christelijk socialisme werd gekarakteriseerd. Daarin ligt trouwens het rechte christendom veel meer dan in het kerkelijk dogmatisme, waarin het zoolang en velerwege nog werd en wordt gesteld. Onze maatschappij mag gerustelijk van dat socialisme in zich opnemen en dat huldigen. Gelijk het tot dusverre veelal ermede stond, mocht men liever zeggen, dat wij, ook met alle dogmatiek en kerkelijkheid, christelijk vernist waren. In beginsel stemt het welbegrepen socialisme, dat soms treurig overdreven werd en ontaardde, met het welbegrepen christendom overeen, en mag het schroomelijk misduide ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ echt evangelisch heeten.
Daarvan was Kingsley innig overtuigd, dat gevoelde hij levendig. Hij geloofde, en daarom sprak hij. Hij deed dit in taal en vorm die de opmerkzaamheid trekken, die zijne denkbeelden ingang bij velen deden vinden. Zijn Alton Locke en Gist, een Vraagstuk, getuigen dat: daar-