Sedert Leeuwenhoek is op dit gebied veel gearbeid. Tal van beroemde namen treft men aan in de reeks der mannen, die zijn gevolgd op het door hem ingeslagen pad, en de rij der ontdekkingen omtrent het leven der microscopische wezens is tot eene zoodanige lengte aangegroeid, dat de geheele toewijding van een menschenleven noodig is, om eene belangrijke bijdrage aan het thans reeds opgespoorde te kunnen toevoegen.
Doch ook in andere richting heeft de microscoop wonderen verricht, door ons bekend te maken met de samenstelling der weefsels, waaruit de organen van plant en dier zijn opgebouwd en daardoor ons in staat te stellen althans eenigermate te oordeelen over de wijze waarop en de middelen waardoor deze organen hunne voor het leven onmisbare functiën vervullen.
Maar is het aantal gering van hen, die diep genoeg zijn doorgedrongen in de wetenschap van het kleine, om door hunne onderzoekingen de perken dier wetenschap ook maar een weinig te kunnen verplaatsen, groot is het getal dergenen, die tot eigene vorming en leering den microscoop kunnen ter hand nemen, en zeker is het, dat niet licht iemand zal worden aangetroffen, die onvoldaan het werktuig zal ter zijde zetten, wanneer hij zich althans de moeite heeft getroost zich datgene eigen te maken, wat hij voor het goed gebruik van den toestel noodzakelijk dient te weten en te kennen.
Handleidingen voor het gebruik van den microscoop bestaan er velen. Vooraan staat het classieke werk van Prof. Harting, waarvan de bewerker van het hierboven aangegeven boekje terecht zegt, dat al wie bij ernstige studie den microscoop behoeft, het niet kan ontberen, maar er ook alles in vindt, wat hij daarbij aan aanwijzingen en verklaringen noodig heeft.
Niet echter ieder, die den microscoop ter hand neemt is het om ernstige studie te doen, en voor dezulken is eene kleine handleiding geschikter dan een of meer lijvige boekdeelen, die hen lichtelijk afschrikken, juist, omdat de bestudeering er van meer tijd en inspanning vordert, dan zij daaraan kunnen of willen besteden. - Nu moge men zeggen, dat het waarnemen met den microscoop (en den telescoop) zonder ernstige studie niet veel geeft en slechts tot tijdverdrijf strekken kan, maar men vergete niet dat tijdverdrijven nog niet altoos tijdverbeuzelen behoeft te zijn en dat de mensch, die ‘uit liefhebberij’ de wonderen der natuur in het kleine of in het groote naspeurt of tracht na te speuren, daarom waarlijk niet minder te achten is, maar integendeel de vruchten van zijnen arbeid zich in zijne eigene hoogere ontwikkeling, in zijnen ruimeren blik al spoedig zullen openbaren.
De heer Bohnensieg nu heeft zijn werkje voor hen bestemd, die den microscoop tot vermaak of tijdverdrijf wenschen ter hand te nemen, en het komt mij voor, dat hij daardoor een niet onnuttig werk heeft verricht.