bied der kruipende dieren zijn getreden; de afbeelding der Axolot herinnert ons aan vroegere zoölogische dwalingen. Ook de Visschen worden in grooter aantal tentoongesteld. De Vliegende Visch, de vierhoornige Koffervisch, het Zeepaardje, de Hamervisch, en het voorste gedeelte van het geraamte van een Haai zijn daar, om het te bewijzen. Eene nieuwe afbeelding van het Lancetvischje voert ons tot de Insecten. Ook de bevolking van dit land is sedert de laatste uitgave toegenomen. De Graankalander, de gewone Wesp, de Dennepijlstaart, de gewone Mug, de Treksprinkhaan, de biddende Roofsprinkhaan, de gewone Haft, de breedlijvige Korenbout, de gewone Rugzwemmer, het Cochenilleïnsect, de Zingcicade zijn ter behoorlijker plaatse ingedeeld. Tevens vinden we nieuwe afbeeldingen van de Termieten, zoowel van de koningin en van het mannetje als van den soldaat en den arbeider. Dat niet alleen de insecten maar ook de andere Gelede Dieren en de Wormen zich vermenigvuldigd hebben, toonen ons de afbeeldingen van de Beurskrab, Steurkrab, Schurftmijt, Zoetwater-en Vlookreeft, van de Darmtrichine en hare ontwikkelingstoestanden, om slechts enkele te noemen, overduidelijk aan. De ontwikkelingstoestanden van verschillende Ingewandswormen mogen vooral niet vergeten worden. Onder de Weekdieren ontmoetten wij: de gewone Achtarm, de Wijngaardslak, de Paalworm enz.
Ten slotte vatten wij de typen der Stekelhuidigen, der Coelenteraten en der Protozoën samen en vermelden nog dat de meeste der afbeeldingen van al deze dieren nieuw zijn. Wij hebben het Dierenrijk stapvoets doorloopen en bevonden: dat de atlas met veel goeds, met veel nieuws is vermeerderd.
Doen wij nu nog een uitstapje op 't gebied der Planten. In de voorstelling der Morphologie van de planten is bijna geene verandering gekomen. Zooveel te meer in de afbeeldingen der Cryptogamen. Evenals bij de lagere dieren, zijn ook hier de afbeeldingen der lagere planten bijna allen nieuw. Bijv., want we zullen slechts enkelen aanstippen, de figuren 587-594, Wieren, Kranswieren, Levermossen en Bladmossen voorstellende, enz.
Noch de Monocotyle, noch de Dicotyleplanten zijn over het hoofd gezien. Afbeeldingen van de echte Saffraan, van de Turksche Tarwe, van de Vanielje, van de Dadelpalm, van den Olm, van de Vijg, van de Wevers-Kaardebol, van de Roode Boschbezie, van Solanum dulcamara, van Papaver Somniferum, van Aconitum Napellus en van nog enkele andere vullen aan wat in de vorige uitgave ontbrak. Hiermede is de reeks der nieuwe houtgravuren gesloten, want naar ons beste weten zijn aan de afbeeldingen van geologische voorwerpen of van kristallen geene nieuwe toegevoegd.
In overeenstemming met de vermeerdering der houtgravuren heeft de verklarende tekst eene aanzienlijke uitbreiding ondergaan. Men mag, dunkt ons, den verklarenden tekst gerust een klein maar goed leerboek