de schilder en teekenkunst, en evenals deze een spectator der Hollandsche zeden in de eerste helft der 18de eeuw.
Het kunstenaarsgenie van den luimigen schilder was even vruchtbaar als geestig, hij was meer los en origineel dan wel gestreng van teekening en uitvoerig van ‘executie.’ De naauwkeurige beschouwing en opgaaf van zijne veelvuldige voortbrengselen van penseel en teekenstift, door Mr. Ver Huell met zooveel zorg opgemaakt, is er het sprekendst bewijs van. ‘Wat de uitvoering betreft, evenals Wiertz een eigen schilderprocédé schiep vond Troost eene teekenwijze uit, meer blijvend dan pastel en krachtiger dan waterverw.’ Troost maakt als kunstenaar den overgang uit van de oude tot de nieuwere Nederlandsche kunstenaarsschool. Hij paarde aan zijne meeste voortbrengselen een nevendoel, de voorstelling van de gewoonten en levenswijze van zijn tijd, hetgeen hem juist in de geschiedenis der Nederlandsche kunst merkwaardig maakt.
De beredeneerde en oordeelkundige beschrijving en opgaaf van de werken van Cornelis Troost begint met de beroemde serie ‘Nelri’, een tooneelstuk in vijf bedrijven zonder warden, onder dien eenigzins raadselachtigen naam bekend; indertijd door de directie van het Haagsche museum aangekocht voor f 500 het stuk, en dat men aldaar met tien andere teekeningen van Troost in een afzonderlijk nevenvertrek ziet tentoon gesteld. Mr. Ver Huell bezit daarvan eenige varianten in schetsachtige manier ontworpen, waarvan hij eenige geestig geteekende ‘croqüs’ tot voorbeeld geeft. Vervolgens geeft hij eene aandachtige beschouwing van de teekeningen die in zijn eigen bezit zijn, en om het eenigzins eentoonige van de opnoeming en beschrijving van zoovele onderwerpen en teekeningen te veraangenamen, zijn er eenige fragmenten uit de blij- en kluchtspelen van den tijd van Troost, ‘De wiskunstenaars of 't gevlugte Juffertje’, ‘het verliefde Brechtje,’ enz., en die hem schijnen te hebben geïnspireerd, ter pas ingevoegd, evenals eene aardige schets van Brechtje zelve. Verder de beschrijving der gegraveerde portretten van Troost naar hem zelven, portretten en prenten door Troost gegraveerd, en prenten en portretten naar Troost gegraveerd. Van hetgeen niet in zijne verzameling is, geeft de heer Ver Huell eene, zoover voor hem, volledige opgaaf van de geschilderde en geteekende portretten van den kunstenaar, van de schilderstukken door hem vervaardigd en van hetgeen van zijn werken uit catalogen opgeteekend is, somtijds met de opgebrachte prijzen daarbij. Eindelijk nog iets over het werk van Sara Troost, de dochter van den schilder, haar eigen teekeningen en kopijen naar het werk haars vaders.
Bijlagen, Troost en zijne familie betreffende, errata en later uitgekomen bijvoegselen, besluiten deze Troost-studie.
De acht geestig geschetste etsdrukken, waaronder dat van Brechtje en van Troost zelven, in eene opmerkende houding, uitmunten, versieren dit werk, dat waardig is om naast de monografiën van Westhre-