| |
| |
| |
Geschiedenis van den dag.
Ongelukkig het land der verrassingen, het volk, welks lotgevallen raadselachtig zijn, en in de hoogste mate is dit het geval met Frankrijk en geldt dit van de laatste verandering van Regeering, den val van Thiers en de benoeming van Mac Mahon tot President der Republiek; ook de scherpzinnigste politici hadden dien uitslag niet voorzien en te recht konden de Franschen zich vleien bij de gedachte dat gansch Euroop over hen verbaasd was.
Om het vreemde der zaak goed te zien is noodig, dat wij een paar maanden terug gaan; men herinnert zich de tegenstelling, die zoowel in de Nationale Vergadering als daar buiten bestond; de oude, in het parlementairisme vergrijsde historie-criticus Thiers, van aanleg evenzeer Orleanist als Voltairiaan, had zich bekeerd tot de nieuwe soort van republiek, waarbij de President de voorvechter is in het parlementair debat en met het door hem gekozen Ministerie staat of valt; hij doopte haar zelf met den naam van conservatieve Republiek; juister zou men haar kunnen karakteriseeren als de constitutioneele monarchie zonder hoofd. De voor het grootste deel conservatieve Nationale Vergadering - haar conservatisme was een uitvloeisel van de stemming, waarin Frankrijk verkeerde, toen zij verkozen werd - had dus eigenlijk zoo veel reden niet om verbolgen te zijn op den grooten kleinen man, die zijn vroegere overtuiging had vaarwel gezegd; de republikeinsche Thiers was immers niets anders dan een veranderde editie van den monarchalen, en de verandering was zoozeer een gevolg van de omstandigheden, er viel zooveel voor te zeggen, dat men hem eer moest prijzen dan laken. Wat kracht betreft, had de Thiers-republiek haar sporen zoo goed verdiend als eenige monarchie, de Keizerlijke niet uitgezonderd; was niet de Commune-opstand gedempt, was de orde niet overal bewaard gebleven, bij Zwarte bedevaarten zelfs en bij redevoeringen van Gambetta? Maar de onverzoenlijke afkeer van de rechterzijde van Thiers en zijn Republiek bestond nu eenmaal en bleef bestaan tegen alle redenen in. Was het voorliefde voor de pretendenten, die er toe leidde, of was het de instinktmatige vrees, dat de Republiek het toch niet houden kon, dat de conservatieve kleur der Republiek slechts een uiterlijke bolster was, die bij den eersten stoot zou losbarsten om de ware, roode gedaante te doen zien? Wellicht dat beide oorzaken meewerkten om de rechterzijde te maken tot hetgeen zij was en is; maar een derde
moeten wij er vooral nog bijrekenen: het is namelijk den mensch eenmaal gezet om te streven naar macht, aanzien en voordeel, en de overtuiging van het ondoelmatige van de Republiek hing zonder twijfel bij het grootste deel der
| |
| |
rechterzijde samen met de wetenschap, dat zij bij de verheffing of van dezen of van genen pretendent zich duchtig warmen zouden aan de opgaande zon, en daarom haatten zij Thiers met een oprechten haat, omdat hij het was, die door zijn wel kleine maar lang niet onbelangrijke figuur zoowel den graaf van Bordeaux als den kleinen Loulou den weg versperde tot den troon.
Die man moet verwijderd of onschadelijk gemaakt worden, zoo peinsde men rechts, en daar voor het eerste weinig kans was, toog men aan het werk om zich op het tweede punt te verzekeren. Maanden lang arbeidde daartoe de Dufaure-commissie of de dertigen; het doel dat die heeren zich voorstelden, was tweeledig: uitstel te verkrijgen van de executie der monarchie door de proclamatie van de definitieve Republiek en tevens de macht van Thiers te breken; en die macht zou gebroken zijn, wanneer men hem het woord ontnam in de Nationale Vergadering; te vergeefs echter verhieven zij de waardigheid van een President der Republiek, waarmee het o.a. niet zou strooken, dat hij persoonlijk zich in de parlementaire debatten mengde, Thiers wilde daar niet van hooren: tegenover het gemaakte motief van de heeren der rechterzijde stelde hij een argument, dat minder gemaakt maar toch ook gezocht was; Thiers beweerde, dat zijn groote verantwoordelijkheid meebracht, dat hij bij gewichtige quaesties zich liet hooren. Dat men zijn spreken afhankelijk maakte van zekere vormen, dat het eerst moest worden aangekondigd door een deftige boodschap, dat in sommige gevallen een besluit van den Ministerraad zijn redevoeren noodzakelijk moest verklaren, hij zou het zich laten welgevallen, mits men de tribune maar niet voor hem sloot; wie weet, dacht Thiers wellicht, of het spreken op die manier nog niet plechtiger en indrukwekkender wordt! Want het uitspreken van lange redevoeringen is een behoefte voor Adolphe Thiers, omdat iedereen weet en hij zelf niet het minst, dat hij goed spreekt. Wij hebben nooit het voorrecht gehad den ex-President der Fransche Republiek op het spreekgestoelte te zien, maar ooggetuigen verzekeren ons dat men hem moet hebben bijgewoond om te begrijpen, dat die kleine man zulk een verbazenden invloed uitoefent. Hij treft niet door nieuwheid of oorspronkelijkheid van gedachten, door groote zeggingskracht, maar door de fijnheid van redeneering, waardoor hij de argumenten
zijner tegenstanders ontleedt, zijn vijanden van alle zijden bestookt, hun zwakke zijden blootlegt en des noods in het parlementair debat ongeoorloofde personaliteiten niet spaart om zich de overwinning te verzekeren; daarbij is hij zich zelf altijd volkomen meester; veelal staat hij met de hand in den rok, gesticuleert weinig, maar men gevoelt, wanneer men dien man ziet, dat hij zeggen zal wat hij wil, maar niets meer dan dat: geen hartstocht zal hem meeslepen en hem zelfs een enkel woord doen verspreken. Ieder die ooit in het publiek gesproken heeft weet, hoe verleidelijk dit is, wanneer het ons goed afgaat, wanneer wij succes daarmee behalen; het
| |
| |
wordt een hartstocht, sterker naarmate onze ijdelheid grooter is.
Nu moet men juist Franschen voor zich hebben om door uiterlijke welsprekendheid invloed uit te oefenen; vurig, levendig van aard, snel vatbaar voor indrukken hebben zij grooten eerbied voor het sprekerstalent; men koestert in de Fransche Nationale Vergadering vrees voor het welgesproken woord, omdat men zijn invloed kent. Toen Thiers derhalve het spreken niet wilde laten, bepaalde men dat de Vergadering onmiddellijk zou worden gesloten, wanneer zijn redevoering geëindigd was. Meer wellicht dan wij ons kunnen voorstellen, heeft deze oppervlakkig kleingeestige maar inderdaad zeer gewichtige bepaling bijgedragen om Thiers den laatsten parlementairen veldslag te doen verliezen; de indruk van het gesproken woord immers vervliegt spoedig en wanneer er slechts een enkel uur verliep tusschen de laatste woorden van Thiers en de stemming, konden de wankelmoedigen weder in het hart worden gegrepen, was er plaats voor intriges, of voor den laster om den indruk van het gesproken woord te smoren.
Thiers liet zich door de Commissie der dertigen van de eene concessie tot de andere brengen; zijn eigen partij - hij beweert altijd eenig te zijn in zijn soort en geheel boven de partijen te staan, - de linkerzijde, nam het hem zeer kwalijk; zij wist dat de welsprekendheid van Thiers, zoo uitstekend voor zijn volk geschikt, - elders zou hij waarschijnlijk nooit dat succes hebben behaald, - haar totnogtoe in 't eind steeds den zege had verschaft, en mocht bij een deel der linkerzijde het conservatisme van den ouden bourgeoisie-man alles behalve in den smaak vallen, hij stond tegenover de rechterzijde toch als republikein, had zijn woord voor de ongeschonden bewaring der Republiek verpand en was dus mede een kampioen voor de goede zaak. Ook in andere opzichten gaf Thiers toe; had hij op het laatst van het vorige jaar, terwijl hij te Trouville bezig was met schijfschieten, de officieuse bladen de nadering van de definitieve Republiek laten aankondigen en in zijn Boodschap van den 12 November op haar organisatie aangedrongen, nu gaf hij zijn toestemming dat in de wet der dertigen de bepaling werd opgenomen dat de Nationale Vergadering, vóór zij uiteenging, bepalingen zou treffen aangaande de organisatie van de overdracht der uitvoerende macht, over de oprichting en de bevoegdheid van de Eerste Kamer en over de Kieswet; als bij verrassing werd ook de bepaling goedgekeurd dat de Regeering wetsontwerpen dienaangaande zou vaststellen en aan de goedkeuring der Nationale onderwerpen; dit laatste lag bepaald niet in de bedoeling van de rechterzijde; haar doel was alleen den overgang van de uitvoerende macht, m.a.w. alles wat betrekking had op de ontbinding van deze Vergadering en het constitueeren der nieuwe Nationale uit te stellen, opdat tegelijkertijd de quaestie van monarchie of Republiek in een voor haar gunstigen zin zou worden beslist. Dit laatste karakter kwam echter naar het oordeel van de uiterste rechterzijde niet sterk genoeg uit; aangezien de
monarchie nog volstrekt
| |
| |
niet gereed was, scheen het gevaarlijk zoo spoedig aan de regeling te gaan van den overgang; de Regeering zou zeker niet verzuimen spoed te maken met de indiening der constitutioneele ontwerpen. De wet der dertigen kon dan ook de goedkeuring der legitimisten niet verwerven, en deze spraken van verraad, toen in Maart eindelijk die wet in eindstemming met 367 tegen 227 stemmen werd goedgekeurd. Zoo stond de Thiers-Regeering in dien tijd, dank zij hare veelvuldige en belangrijke concessies aan de rechterzijde tusschen de uiterste partijen in; de legitimisten hadden verder willen gaan; met hun bekende eerlijkheid wilden zij de geheele verwijdering van Thiers en zoo zij al met het muilbanden van den President zich tevreden stelden, wilden zij in geen geval van de regeling van den overgang, van de ontbinding van deze Nationale hooren, omdat dit in de gegeven omstandigheden moest uitloopen op de vestiging der Republiek. De radicalen konden nog minder vrede hebben met het werk der dertigen, dat mede het werk der Regeering was geworden; al mocht het met de organisatie van den overgang der uitvoerende macht op de Republiek uitloopen, wat zou het voor een Republiek zijn, die door zulk een Nationale Vergadering werd berecht? Zij had alle kans met haar Eerste Kamer en haar Kieswet nog minder vrijheid te geven dan de constitutioneele monarchie.
En daar stond Thiers tusschen de partijen; de meerderheid was behaald, maar welk een meerderheid? De Orleanisten hadden zich van de rechterzijde losgescheurd en zich door de voortdurende concessies van Thiers laten verteederen; men kon duidelijk zien dat dit slechts tijdelijk zou zijn en zij bij de eerste de beste gelegenheid weder tot hun oude bondgenooten zouden terugkeeren.
De linkerzijde stemde met de Regeering, maar alleen omdat zij niet met de rechterzijde kon stemmen; zij was verontwaardigd over de houding der Regeering; haar geestdrift voor de Thiers-Republiek was schier verdwenen, want in de wet der dertigen had Thiers zijn Boodschap van 12 November weder begraven. Benijdenswaardig was de positie der Regeering dus niet; volgens de gewone parlementaire regelen had Thiers echter gewonnen, hij had de meerderheid; hoe, dat deed er niet toe; de beste staatsmanswijsheid was immers om de zaken steeds zoo te keeren en te wenden, dat men het grootste getal vermeesterde? Maar, door het geheele land was het prestige van Thiers geknakt, zijn populariteit was verminderd, naarmate hij meer aan de dertigen toegaf. Men begreep dat de wet der dertigen verwarring moest geven, geen oplossing, dat zij, òf tot een botsing moest leiden òf den voorloopigen toestand, d.i. de onzekerheid die men moede was, doen voortduren. Wilde Thiers de man blijven zooals hij dat tot heden voor Frankrijk geweest was, dan moest er een of ander gebeuren, dat zijn prestige herstelde. En die gelegenheid kwam spoedig.
Wij bedoelen de op 15 Maart met Duitschland gesloten overeenkomst
| |
| |
betreffende de afbetaling van de rest van het vierde en van het geheele vijfde milliard der oorlogskosten en de geheele ontruiming van Frankrijk; de betaling van het laatste milliard zou geschieden in vier gelijke termijnen en wel den 5den der maanden Juni, Juli, Augustus en September; daarentegen zou de ontruiming van de departementen der Vogeezen, Ardennen, Maas, Meurthe, Moezel en ook van Belfort den 1sten Juli aanvangen en binnen vier weken zijn voltooid; alleen zou als onderpand voor de twee laatste termijnen de stad Verdun met de daarbij gelegen strategische punten bezet blijven.
Wanneer men over dit slot van den vrede tusschen Duitschland en Frankrijk een oogenblik nadenkt, dan staat men werkelijk verbaasd. Toen den 26sten Februari '71 te Versailles de vredesvoorwaarden werden geteekend, wist men niet waarover men het meest het hoofd zou schudden, over den harden, schoon niet onverdienden afstand van Elzas-Lotharingen of over de vijf milliarden oorlogskosten, waarvan men zich te vergeefs een denkbeeld trachtte te vormen. Ook niet-zwaartillenden stelden zich voor dat Frankrijk in de eerste jaren onder dien last zou gebukt gaan en de oorlogskosten jaren lang zouden blijven knagen aan de welvaart des lands. En zie, ruim twee jaren daarna zal die kolossale som geheel zijn afgelost; aan het uiterlijk van Frankrijk is het nauw merkbaar dat het behalve zijn eigen enorme oorlogsuitgaven vijf milliarden armer is; de hooge belastingen worden schijnbaar zonder veel moeite opgebracht, al hebben sommige takken van nijverheid door den oorlog een gevoeligen slag gekregen, en men moet de landsbegrooting voor zich hebben om te zien, wat er in dezen tijd gebeurd is. Sommigen beweren nu dat Bismarck door de bepaling der oorlogskosten op vijf milliard weer een blijk heeft gegeven van zijn praktisch doorzicht en dat hij goed heeft gerekend; anderen zeggen dat hij zich deerlijk heeft vergist, want dat zijn doel niet is bereikt, om namelijk het woelige overmoedige Frankrijk voor eenige jaren te kluisteren. Hoe dit zij, een waagstuk was het in elk geval, dat de Duitsche Rijkskanselier ter verzekering van de afbetaling der oorlogskosten een niet gering deel van Frankrijk bezet hield; naast het verlies van Elzas-Lotharingen werd de vreemde bezetting het moeilijkst door de Franschen verdragen en bij hun opvliegend karakter kon men verwachten, dat er telkens botsingen zouden ontstaan tusschen de vreemde soldaten en de burgers, die wellicht den algemeenen haat zoo zouden aanvuren, dat een uitbarsting onvermijdelijk was Ook voor de Duitsche
troepen was het verblijf in het vijandelijk land gedurende zulk een langen tijd gevaarlijk om de demoralisatie, die daarvan doorgaans het gevolg is. Maar zie, de fortuin heeft aan den eenen kant Bismarck over zijn reuzenwerken heen geholpen; ernstige moeilijkheden heeft het kind des geluks niet ondervonden van de bezetting; aan den anderen kant was het de schranderheid van Frankrijk's hoofd van den Staat, van den President der Republiek, die Bismarck tegemoet kwam; de Fransche pers werd niet door dwangmaatregelen, die slechts verbitteren en daardoor
| |
| |
het kwaad erger maken in plaats van verbeteren, - uitstekend geleid en daardoor de opgewonden gemoederen zooveel doenlijk neergezet; Thiers kreeg door de wenken, die de officieuse bladen tijdens de hangende onderhandelingen gaven, gedaan wat anders bezwaarlijk zou zijn gelukt; barakken werden gebouwd om het verblijf van de Duitsche soldaten af te scheiden van de woningen der burgers; bovenal wist hij door zijn diplomatiek overleg, in weerwil van zijn kanon- en geweer-liefhebberijen en zijn verhooging van de begrooting van oorlog, aan Duitschland en met name aan den Duitschen Keizer vertrouwen in te boezemen. Ook de laatste onderhandelingen zijn zonder twijfel weder met veel tact geleid; daargelaten dat men bijna een financieel genie moet zijn om de vijf milliarden in zulk een betrekkelijk korten tijd te leveren, was de laatste overeenkomst ook in bijzonderheden weder geheel berekend op het effect; niet Belfort, de Franschen zoo dierbaar omdat het door de Duitschers nooit is veroverd, zou bezet blijven tot September, maar het in vergelijking daarvan weinig beteekenende Verdun. En wat men altijd zich had voorgesteld als iets dat de stoutste verwachting nauw durfde droomen, de geheele ontruiming in het jaar '73, zou op het laatst van Juli reeds een feit zijn. En de Franschen haalden ruimer adem in het vooruitzicht van een zoo spoedige bevrijding van het grondgebied, en de weifelachtige houding van den President der Republiek na de kloeke boodschap van November werd vergeten, aan de voortdurende concessies van de rechterzijde werd niet meer gedacht, en de Nationale Vergadering sprak haar dank uit aan de Regeering en den President Thiers, die ‘zich voor het vaderland verdienstelijk had gemaakt’. Men weet dat die dankbetuiging bij de rechterzijde van de Nationale niet van harte ging, dat zij haar wrok tegen den politieken geloofsverzaker niet kon verkroppen, maar zij durfde niet, zij moest hulde brengen aan het uitstekend beleid van dien man,
maar liet zijn landsverdienstelijkheid voorafgaan door den dank aan de edelmoedige wedijverende inspanning des lands.
En met de overeenkomst van 15 Maart rees weder het prestige van Thiers, hij was weder de man van Frankrijk, en de regeeringsgezinde bladen maakten van de gelegenheid gebruik om er op te wijzen, dat men zulk een man door de Chineesche wet der dertigen als onder curateele had gebracht. Ondankbaar geslacht, werd der rechterzijde toegesnauwd. En gedurende de Paaschvakantie hield Thiers als Frankrijks republikeinsche Koning zijn verblijf op het vorstelijk Elysée, hield daar recepties en gaf daar diners en soirées, als ware Parijs weder de hoofdstad van Frankrijk, en Adolphe I ging 's avonds niet meer naar Versailles om te slapen zooals vroeger en hij droomde op het Elysée dat men een kroon hem om de grijze haren vlocht, de kroon van verdienste. En Thiers was gelukkig, niet alleen omdat hij de eerste was in Frankrijk, maar vooral ook omdat hij zijn land zoo innig lief heeft en dat land werkelijk scheen genezen van de wonden door den oorlog geslagen.
| |
| |
Heeft Thiers er in die dagen aan gedacht om de gelegenheid bij de haren te grijpen en gebruik te maken van de gunstige stemming, waarin het grootste deel van Frankrijk zich ten zijnen opzichte bevond? Heeft hij er aan gedacht om op de een of andere wijze een einde te maken aan den voorloopigen toestand, die dagelijks meer het wantrouwen voedsel gaf en die volgens zijn overtuiging blijkens de Novemberboodschap moest eindigen met de vestiging der definitieve Republiek? Wij weten het niet; zeker is het, dat wanneer hij er al een oogenblik aan heeft gedacht, hij terstond voor de uitvoering is teruggedeinsd en besloot het komediespel der concessies met de rechterzijde weder voort te zetten. 't Waren de Ministers Dufaure en Goulard, die hem daarbij ten dienste stonden; maar deze deden uit overtuiging, wat bij Thiers alleen politiek overleg was. Vooral tegen de ultramontaansche partij werd de Thiers-Regeering hoe langer hoe toegeeflijker en ongestraft ging deze partij voort het gezag van den President op de onbeschaamdste wijze te ondermijnen.
Toch behaalde de Thiers-Regeering nog de meerderheid in de Nationale, wanneer het er op aankwam en de Regeeringscrisis werd gesteld. Het bleek bij de stemming over de zaak van prins Napoleon op den 29sten Maart. De rechterzijde maakte hier gemeene zaak met het rechtercentrum, de legitimisten met de orleanisten, omdat de handelwijze van Thiers in deze zaak niet van willekeur was vrij te pleiten, en men bevreesd was, dat bij de een of andere gelegenheid ook de graaf van Chambord of de graaf van Parijs uit het land kon worden gezet, wanneer de groote kleine man meende, dat hun verblijf gevaarlijk werd voor den Staat; de geheele linkerzijde, die voor het grootste gedeelte weinig sympathie voor Thiers gevoelde in deze zaak, moest te hulp snellen om de door de Regeering gewilde eenvoudige orde van den dag te doen aannemen; maar toch, zij werd aangenomen en wel met 347 tegen 291 stemmen, een meerderheid dus van nog altijd 56 stemmen.
De rechterzijde was geslagen, maar gaf zich niet gewonnen; integendeel, met den dag werd zij heftiger, en niet zonder reden; de ontbindingsquaestie was weder aan de orde van den dag; wanneer den 5den September de laatste frank aan Duitschland was betaald, de laatste Pruis van het vaderlandsch grondgebied verdwenen, dan zou ook de ontbinding van de Nationale Vergadering volgen; immers, al de vredesvoorwaarden waren dan vervuld en alle recht van bestaan der Nationale was daarmee opgeheven. Evenmin als den vorigen nazomer de plannen tot vestiging van de definitieve republiek, werden deze geruchten door de officieuse bladen aanvankelijk tegengesproken; de houding dier Nationale was vooral in den laatsten tijd van dien aard, dat het niet meer dan natuurlijk was, dat Thiers verlangde naar een nieuwe, meer gedweeë Kamer; de rechterzijde wist het, of maakte althans voor zich zelf die gevolgtrekking, die zij ook niet uit de gedachte verloor, toen de officieuse bladen zich begonnen uit te laten en met het oog
| |
| |
op de vele werkzaamheden van de Nationale een langeren termijn voor de ontbinding, wellicht het voorjaar, in het vooruitzicht stelden. De algemeene verkiezingen waren het schrikbeeld der rechterzijde, wanneer zij niet vooraf in de gelegenheid werd gesteld het algemeen stemrecht te wijzigen, d.i. te besnoeien, wanneer zij geen ambtenaren-personeel voor zich had, dat evenals in vroeger tijden in haar geest kon werkzaam zijn; en met dat personeel was het in waarheid treurig gesteld; deels had men de oude Napoleontische prefecten, deels de beschermelingen van de Regeering der Nationale Verdediging. Was het niet verklaarbaar, dat de rechterzijde nu en dan door een zenuwachtigen angst voor de toekomst werd aangegrepen?
Zonder twijfel zijn er ook onder hen mannen die hun vaderland oprecht liefhebben en met voorbijgaan van persoonlijke belangen zich aan hun vaderland willen wijden; de belangeloozen zijn daar wellicht wel niet talrijker dan aan de linkerzijde, maar toch zij zijn er. En wat moesten zij zich voorstellen van de toekomst van hun land met een nieuwe Nationale, die zonder twijfel op de hand zou zijn van den eigenzinnigen man, die zijn eigen weg ging en zich aan de parlementaire meerderheid inderdaad weinig stoorde, die door listen en bedreigingen die meerderheid wist te maken? De straks door de Regeering in te dienen constitutioneele ontwerpen zouden wellicht op dezelfde wijze als vroeger bij verrassing, bij overrompeling worden doorgedreven en wat dan?
Sommigen beweerden, dat al de concessies van Thiers slechts schijn waren, dat het eenige doel van den President der Republiek was de zaken gaande te houden, totdat de ontruiming had plaats gehad en hij dan een poging zou wagen om zich van de even weerbarstige als onmachtige meerderheid te ontdoen en zijn plannen met de vestiging en organisatie van de Republiek door te zetten. Zeker was dit de eenige troost van de linkerzijde, daar Thiers alles deed om zijn door het tractaat met Duitschland van 15 Maart gewonnen populariteit weder te verspelen. Hoe grooter de onbeschaamdheid en de heftigheid werd van de rechterzijde, des te uitgebreider werden ook de concessies van Adolphe I. Dat bleek bij het wetsontwerp betreffende reorganisatie van het bestuur van Lyon; elke republikeinschgezinde stad is natuurlijk der rechterzijde een gruwel; na Parijs wordt daarom Lyon het meest verfoeid; steeds gaf het algemeen stemrecht hier een rooden gemeenteraad; het verzet van dien gemeenteraad tegen de kerkelijke scholen had de vrome mannen der Nationale nog meer tegen den parel der republiek in het Zuiden ingenomen; om zich te wreken was het wetsontwerp uitgevonden om Lyon in navolging van Parijs tot de excepties te brengen; de gemeenteraadsleden zouden gestemd worden door de verschillende wijken der stad afzonderlijk, waardoor de waarschijnlijkheid ontstond, dat eenige conservatieve leden in den Raad zouden komen; de centrale mairie zou tevens worden afgeschaft. Niemand had gedacht
| |
| |
dat de Regeering de linkerzijde zoo voor het hoofd zou stooten, dat zij zich met dit ontwerp inliet; en toch het geschiedde; de Minister van Binnenlandsche Zaken, Goulard, bleek niet langer de Minister van den President der Republiek, die in November van het vorige jaar zich ruiterlijk voor de organisatie van de Republiek had verklaard, maar de Minister geheel en al van de rechterzijde.
Wat kon die rechterzijde thans nog meer wenschen? Nog veel meer. Zij wilde allereerst de verwijdering van den man, dien zij haatte, omdat hij haar geestverwant had moeten zijn, dien zij verfoeide, omdat zij hem niet vertrouwde. Had men tot heden voortgehinkt en waren de weifelachtigen in 't eind met de Regeering gegaan, de omstandigheden leidden er toe, dat de zaken een wending namen, die in elk geval meer overeenkomstig de samenstelling van de Nationale Vergadering was. Het was den 1 April dat de zaken merkbaar een andere gedaante kregen en wel ten nadeele van den President der Republiek. Was het een onzichtbare Nemesis, die de schijnbaar toevallige omstandigheid deed ontstaan bij de beraadslaging over de wet betreffende de reorganisatie van het gemeentebestuur van Lyon, waarbij Thiers zich geheel aan de rechterzijde had overgeleverd? Het gebeurt in groote en kleine vergaderingen, in het openbaar en in het bijzonder leven, dat een schijnbaar nietsbeteekenende uitdrukking een belangrijke stoornis geeft en een feit wordt van het hoogste gewicht; 't is dan niet die onschuldige uitdrukking, die de oorzaak is van het rumoer, maar de wederzijdsch gespannen toestand, de onnatuurlijke verhouding, de dwang, die men zich reeds eenigen tijd heeft opgelegd, die tot een uitbarsting komt; het woord, de uitdrukking is als 't ware de vonk, die het kruit doet ontvlammen, de opeengehoopte brandstof vuur doet vatten. Rechter- en linkerzijde waren beiden bij het ontwerp over het gemeentebestuur van Lyon in een onaangename stemming; de rechterzijde vertrouwde Thiers niet in weerwil van zijn toegevendheid; het hinderde haar dat zij hem elke concessie nog moest afdwingen; de linkerzijde stond weder mismoedig voor den man, die wel had beloofd de bewaarder te zijn van de Republiek, zelfs de stichter, en om die reden aanspraak maakte op de ondersteuning van de linkerzijde, maar die telkens die Republiek verraadde en overleverde aan haar vijanden. In dien zoelen, drukkenden atmosfeer
moest op het woord bagage van Le Royer, het impertinence van Grammont volgen, en het bekende tooneel ontstaan, dat eindigde met het ontslag van Grévy, den president der Nationale Vergadering, een man die door alle partijen om zijn rechtschapenheid en onpartijdigheid hoog werd geacht.
Het is moeilijk uit te maken, of de rechterzijde het aftreden van Grévy op dat oogenblik heeft gewild. Men zou zeggen dat het geheele voorval te onverwacht was, te toevallig, om aan stelselmatig overleg te denken, maar daar staat tegenover dat de rechterzijde reeds in de laatste dagen vóor het incident een zekere onstuimigheid had aan den
| |
| |
dag gelegd en blijken gegeven, dat zij minder gezind was zich aan de onpartijdige leiding van Grévy te onderwerpen; zonder dat ware de houding van den president dan ook geheel onverklaarbaar en in strijd met zijn bezadigd karakter. Of had Grévy werkelijk een voorgevoel van hetgeen later gebeuren zou? Besefte hij dat de zaak der Republiek verloren was met de voortdurende concessies van Thiers, en wilde hij niet langer deelgenoot zijn aan het vreemdsoortig komediespel?
De herbenoeming van Grévy met 349 stemmen tegenover 231, die op Buffet werden uitgebracht, gaf niet de juiste partijverhouding weer, daar een aantal leden der rechterzijde uit persoonlijke achting voor Grévy hem hun stem gaven, maar na het opnieuw bedanken van Grévy werd Buffet verkozen met 304 stemmen tegenover 285, die op Martel, den candidaat der linkerzijde en der Regeering waren uitgebracht. Buffet, de oud-minister van het Keizerrijk, benoemd tot president der Nationale Vergadering tegen den wensch der Regeering, met een meerderheid van 19 stemmen, - dat gaf de rechterzijde moed om verder te gaan; zij kon in de Paaschvakantie nader over den verderen veldtocht nadenken.
En toch zijn de laatste gebeurtenissen, de val van Thiers en de opkomst van de coalitie-regeering niet de onmiddellijke voortzetting van de gebeurtenissen in de Nationale Vergadering in het begin van April.
De verkiezingen op het laatst dier maand gaven voor een oogenblik weder een geheel ander aanzien aan de politieke komedie. De verkiezingen vielen meerendeels radicaal uit en niet alleen in de groote steden; ook op het platteland begon het radicalisme blijkbaar veld te winnen; het meest kenmerkend voor de verkiezingen van den 27 April was de strijd tusschen Barodet en den Minister de Remusat te Parijs, waar de laatste in weerwil van al de pogingen van de Regeering en de republikeinsche partij het onderspit moest delven. De candidatuur van de Remusat was in meer dan éen opzicht een erge onhandigheid van Thiers; vooreerst moest hij weten, dat Parijs Parijs is en altijd een slecht district voor de Regeering om te manoeuvreeren; in de tweede plaats was de candidatuur van den Minister door de maires opgezet en had al den schijn van weder een officieele candidatuur te zijn. Met zeldzaam talent werd door het orgaan van Gambetta, de République Française, de candidatuur van Barodet verdedigd; de candidatuur van de Remusat was vooral in de gegeven omstandigheden niet genoeg gemotiveerd; het gold hier niet de Regeering een compliment te maken over het tractaat van 15 Maart met Duitschland, daar kon de Regeering, indien zij wilde, een ander district voor kiezen; Parijs had een andere roeping, Parijs, de nog altijd onttroonde hoofdstad, moest door de verkiezing van den maire van Lyon een schitterend protest uitbrengen tegen de reactie, die de Regeering zoo al niet bevorderd had, dan toch zich had laten welgevallen en waaraan zij derhalve medeplichtig was; de verkiezing van Barodet moest een schelle roepstem zijn tot Thiers om terug te keeren tot de November-Boodschap,
| |
| |
om de politiek weder op te vatten, die de republiek wilde vestigen. De les van den 27 April werd den 11 Mei herhaald; weer zegevierden de radicalen; te Lyon kwam Ranc met Guyot uit de bus.
Die radicale uitslag van de verkiezingen is weder een eigenaardig verschijnsel, dat zich het best wellicht laat verklaren uit de overdrijving, waarin het Fransche karakter zoo licht vervalt. Al de aanvullingsverkiezingen waren tot heden, wat de meerderheid, betreft in den geest der Regeering uitgevallen; men schreef dit toe aan de populariteit, die Thiers zich had weten te verwerven door zijn geschikt beleid van 's lands zaken en aan de vrees voor een omwenteling, wanneer deze Regeering zich niet langer kon staande houden; immers, de Republiek was en bleef als neutraal terrein het meest aanbevolen om de jacht van de verschillende pretendenten op Frankrijks welvaren tegen te houden; zoo werd althans algemeen de stand der zaken opgevat; maar indien het werkelijk dus gesteld was, dan moest men bij een weinig nadenken de gevolgtrekking maken, dat zeer radicale verkiezingen het minst geschikt waren om de bestaande Regeering te versterken; wat de consolidatie van de Thiers-Regeering in de Nationale Vergadering niet het minst heeft tegen gehouden, was dat men haar tegenover de radicalen of niet genoeg vertrouwde of niet sterk genoeg achtte; herhaalde malen had men hier er op aangedrongen dat Thiers met de radicalen formeel zou breken en een vijandige houding tegen de Gambettisten aannemen; Thiers zou daardoor meer steun gevonden hebben bij den rechtervleugel van het linkermidden en van het rechtermidden zelf dan door al zijn concessies, maar de wijsheid van Thiers bestond in het zich plaatsen boven de partijen zonder de macht te hebben en de kracht of zelf een partij te vormen of de partijen te beheerschen, waardoor hij noodzakelijk eindigen moest met op geen partij meer te kunnen bouwen.
Maar men wilde de Regeering een wenk geven, een les welken weg door haar moest worden ingeslagen, men wilde haar het bewijs leveren dat de concessies aan de reactionairen door het land werden veroordeeld! Maar waartoe dan die overdrijving in de keuze der personen, waarbij niet het minste overleg had voorgezeten en die ingegeven was of door verbittering of door overmoed. Moest dan de onpartijdige tegenover den algemeen radicalen uitslag der verkiezingen zich niet weifelend afvragen, of die verkiezingen niet een bedenkelijk teeken waren, dat de oude geest der revolutie weder aanwakkerde en de zucht naar verandering door de hoofden begon te spoken?
Er werd weinig nagedacht; men vatte de verkiezingen even oppervlakkig op als de stemmen werden uitgebracht; de gematigde bladen beschouwden den afloop van de verkiezingen werkelijk als een raadgeving aan Thiers om den republikeinschen weg in te slaan en te breken met het stelsel van concessies aan de rechterzijde; de radicale bladen oordeelden dat de Nationale Vergadering thans voor goed was
| |
| |
veroordeeld en met de ontbinding niet langer moest worden gedraald; in geen geval ging het aan met een dus veroordeelde Kamer de constitutioneele zaken te behandelen, die eerlang aan de orde zouden worden gesteld. En terwijl aldus over de toekomst des lands met allen ijver werd beraadslaagd, bleef Thiers als een tweede Fransche Sphinx zich in diepe stilzwijgendheid hullen; op de vraag of de ontbinding der Nationale Vergadering in September onmiddellijk na de ontruiming zou moeten plaats hebben, werd door de officieuse bladen geantwoord, dat die zaak zoo'n haast niet had. De verklaring van die achterhoudendheid is gemakkelijk te vinden: Thiers kan zich geen denkbeeld vormen van een andere staatkunde dan die welke zich ten doel stelt een parlementaire meerderheid te maken; zoolang nu die parlementaire meerderheid onzeker is, gaat de stuurman Thiers evenmin van wal als de kapitein, wanneer de wind kompas rond wijst.
En weer scheen het of de uitslag de wijsheid van Thiers moest rechtvaardigen. Er was een gunstige wind in aantocht, er viel een hoogst gewichtig feit voor in de parlementaire wereld. De Nationale Vergadering was verdeeld in twee ongeveer gelijke helften en de beslissing hing dus af van de weifelachtige middelmannen, meer bepaald vertegenwoordigd in de fractie van den rechtervleugel van het linkermidden, genoemd naar Casimir Périer, een kleine veertig leden sterk. Na de November-Boodschap had deze fractie zich van het linkermidden afgescheiden, deels door de eerzucht van de hoofden, deels uit overtuiging, dat de definitieve republiek door Thiers gewild, nog te gevaarlijk was; de Périeristen waren geen republikeinen maar ook geen orleanisten, maar nog meer republikeinen dan orleanisten en zochten nog altijd naar den steen der wijzen, een republiek die conservatief genoeg was om een constitutioneele monarchie te kunnen zijn. En de uitslag van de verkiezingen werd door deze hoogwijze fractie van dien aard geacht, dat een organisatie van de definitieve republiek noodzakelijk was geworden, en daarmee hield iedereen zich verzekerd, dat de groote quaestie van Frankrijk was opgelost; er was een parlementaire meerderheid en er kon derhalve geregeerd worden. Thiers' moed verdubbelde en met onverdroten ijver werd de bewerking van de constitutioneele ontwerpen voortgezet, die de bouwstoffen moesten leveren voor de nieuwe republiek.
Het rechtermidden en de rechterzijde dachten geheel anders over den weg, die na de verkiezingen moest worden ingeslagen. Het was een quaestie van beginsel: zal men den algemeenen wensch des lands, gebleken uit de verkiezingen, op een bedachtzame wijze tegemoet komen, of zal men dien wensch tegengaan, als gevaarlijk voor het algemeen welzijn; laten wij er bijvoegen dat deze quaestie in Frankrijk, - trouwens dat is met alle quaesties overal het geval - een bijzondere beteekenis heeft; Frankrijk slaat zeer licht tot uitersten over; de liberaliteit wordt na kort verwijl radicalisme en verloopt in roode losbandigheden; nu beweert de een dat de volksgeest met overleg kan worden geleid en
| |
| |
daardoor de overdrijvingen en uitersten voorkomen, en zoo dit al twijfelachtig is bij een bepaald volkskarakter, dat onderdrukking van den volksgeest nooit haar doel bereikt en men door tegenstand den boog slechts strakker spant en daardoor heviger losbarsting voorbereidt; de ander meent dat de uitersten van het toegeven aan den volkswensch van dien aard zijn, dat men verplicht is hem tot het laatst weerstand te bieden, en dat een eerlijk sneuvelen in den strijd in elk geval beter is dan zelf mee te werken tot een treurige ontbinding. Het verschil van opvatting hangt ten nauwste samen met de geheele levens- en wereldbeschouwing; loopt er Christelijke theologie door die beschouwing, dan zal men van te voren reeds geneigd zijn om op grond van een vermeend hooger gezag te willen onderdrukken. Het laatste was met de rechterzijde het geval; zij was door de jongste gebeurtenissen derhalve nog meer geagiteerd; de mogelijkheid dat Thiers met zijn conservatieve republiek de meerderheid op zijn hand zou hebben en eerstdaags tot de ontbinding van de Nationale Vergadering zou overgaan, verbitterde haar zoodanig, dat de overtuiging rijpte, dat er bij de heropening van de Nationale Vergadering een beslissende stap moest worden gedaan.
Thiers bleef getrouw aan zijn gewone voorzichtigheid; ook na de verklaring van het hoofd van de fractie der Perieristen twijfelde hij, of de parlementaire meerderheid wel op zijn hand zou zijn; hij wilde derhalve de zaken geheel laten zooals zij waren, om wanneer de Nationale Vergadering weder bijeen was, naar bevind van omstandigheden te kunnen handelen. Twee der Ministers duurde die schommelpolitiek al te lang; Goulard, die in den laatsten tijd de belangen der rechterzijde zoo ijverig en met zooveel succes in den ministerraad had voorgestaan, vroeg zijn ontslag tegelijk met den vertegenwoordiger van het linkermidden maar die de rechterzijde nooit kwaad had gedaan, met Jules Simon, nadat beiden te vergeefs bij Thiers hadden aangedrongen om naar de eene of naar de andere zijde partij te kiezen; de President der Republiek was wel gedwongen om thans het ministerie op nieuw samen te stellen, en hij deed het zooals men het van hem verwachten moest, hij deed een keuze die zoo min mogelijk een partijkiezen was; hij vulde het ministerie aan met mannen uit den genoemden rechtervleugel van het linkermidden, de Perieristen, van hen die vroeger door hun afscheiding van het linkermidden de verwezenlijking van de November-Boodschap-politiek onmogelijk gemaakt hadden; Binnenlandsche Zaken werd opgedragen aan den hoofdleider Casimir Périer, Openbare Werken aan Béranger en Onderwijs aan Waddington, terwijl het laatste departement werd gescheiden en Eeredienst gegeven aan Fourtou, die Openbare Werken afstond. Beide partijen in de Nationale waren hiermee achteruitgegaan en hadden reden tot klachten; de rechterzijde had Goulard niet terug en de linkerzijde Jules Simon niet.
| |
| |
Een paar dagen was men nog verwijderd van de opening van de Nationale Vergadering; de gemoederen waren zeer opgewonden; met spanning werd de opening te gemoet gezien; ook de minst ingewijde kon zien, dat de partijen zich terstond met elkander zouden meten en een beslissing volgen moest. Het was de rechterzijde, die haar krachten monsterde en alles tot het gevecht gereed maakte; niet alzoo de Thiers-regeering, die weder talmde en draalde en meende dat de strijd zulk een vaart niet zou loopen. De zitting opende voor haar onder hoogst ongunstige omstandigheden. De Minister van Justitie Dufaure wil de constitutioneele ontwerpen voorlezen, maar na twee twijfelachtige stemmingen, verklaart de president Buffet, dat de Vergadering die lezing niet verlangt. Den volgenden dag zou de verkiezing plaats hebben van het bureel, en men zou verwacht hebben, dat de Regeering nu althans, nu de rechterzijde door haar interpellatie de handschoen had toegeworpen, haar maatregelen voor den parlementairen strijd zou nemen; maar neen, niettegenstaande Buffet en door zijn antecedenten en door zijn laatste handelingen moest worden beschouwd als de Regeering vijandig, hield deze zich neutraal; sommige leden der Regeering stemden zelfs voor Buffet om tot het einde toe aan de verzoenende rol tegenover de rechterzijde getrouw te blijven. Zoo waren de voorposten prijs gegeven, vóor de strijd nog was aangevangen. De stemverhouding bij de presidentsverkiezing was 359 tot 289; men ziet tevens dat de linkerzijde slecht was bezet.
Zoo naderden de belangrijke dagen van 23 en 24 Mei; zelfs na den eersten dag verwachtte men algemeen nog de zegepraal der Regeering, zij het dan ook met een geringe meerderheid; mocht de meerderheid in gewone gevallen twijfelachtig zijn, bij een quaestie als die van het Presidentschap des heeren Thiers, meende men, zou ook de rechterzijde verdeeld zijn en niet durven tegen stemmen. Vandaar het verrassende van de tijding dat de Thiers-regeering met een minderheid van veertien stemmen was bezweken en onmiddellijk daarop een nieuwe Regeering was ingesteld onder het Presidentschap van Mac Mahon, met een Ministerie, dat uit de rijen der overwinnaars was genomen, die behalve hun monarchale sympathieën ook hun clericale gevoelens gemeen hadden. En het merkwaardigste van deze verandering was, dat zij was veroorzaakt door die leden der Nationale Vergadering, die verklaarden voor Thiers en zijn conservatieve republiek te zijn, maar die toch met de rechterzijde tegen Thiers stemden; het waren een vijftien leden van diezelfde fractie Perier, uit welke de nieuwe Ministers van Thiers waren voortgekomen. Dat deze thans tegen hem zouden stemmen, zoogenaamd omdat de conservatieve waarborgen niet groot genoeg waren, viel zeker buiten alle parlementaire berekening, en Thiers kan van zijn standpunt met volle recht beweren dat hij het parlementaire spel goed gespeeld heeft, al heeft hij door een onvoorzien toeval de partij verloren.
Frankrijk scheidde gemakkelijker van zijn President dan men had
| |
| |
verwacht; eenige dagblad-artikelen en eenige adressen, vooral uit de nog bezette departementen, en de groote kleine man verhuisde uit het paleis te Versailles naar Parijs om zich weder aan zijn letterkundige studien te wijden. Men zegt dat hij verdiept is in geologische onderzoekingen, wellicht omdat de menschenwereld te ondankbaar is om nog langer het voorwerp te zijn van zijn altijd gewichtige nasporingen. Nu, wie in staatkunde op dankbaarheid rekent, kent nog weinig den grond waarop hij werkzaam is, en, zouden wij er bij kunnen voegen, geeft weinig bewijs, dat hij weet hoe het vaderland gediend wil worden, met opoffering namelijk van alle persoonlijkheid.
De fouten van Thiers verklaren zich voornamelijk daaruit, dat hij dit nooit heeft begrepen. En wie had wel bezien zooveel reden om Thiers dankbaar te zijn? Van de rechterzijde natuurlijk niemand, want daar gold hij steeds als de afvallige, als de man die op zijn ouden dag een zaak - de monarchale - had prijs gegeven, waarvoor hij altijd met roem had gestreden. De linkerzijde? - maar wie? Voor het grootste gedeelte van deze partij was hij de verrader van de goede zaak; hij had zijn woord van November gebroken en na een half jaar met de rechterzijde te hebben geheuld, was hij eindelijk weder teruggekomen op zijn vroeger standpunt, en nu bleek aan alles dat hij het geliefkoosde kind, de republiek, zoo wilde kleeden, dat het uit gebrek aan beweging en ruimte weldra in zijn keurslijf moest stikken. Neen, de weinige vrienden, die Thiers in de Nationale Vergadering had, werden alleen gevonden onder het linkermidden; maar deze had hij van zich vervreemd door zijn weifelachtige houding, door zijn voortdurende schommelpolitiek met kennelijke overhelling naar de rechterzijde, door zijn eigenzinnigheid, waarmee hij in zaken, waarin hij bepaald ongelijk had en waarvan hij beweerde meer verstand te hebben dan ieder ander, zijn eigen wil doordreef door te dreigen met zijn ontslag. Thiers beweerde in 't laatst zijner dagen evenals in November, dat het land de voorloopige toestand moede was, omdat deze vol onzekerheid was, maar was hij het niet, die die onzekerheid veroorzaakte door telkens met zijn ontslag te dreigen, wanneer de Nationale, dikwerf in niet-politieke quaestie's, zijn wensch niet wilde vervullen, en dit zelfs nadat uitdrukkelijk was bepaald, dat de macht van den President evenlang zou duren als het bestaan van deze Nationale Vergadering? Gebiedt de eerlijkheid niet veeleer te erkennen, dat Thiers minder groot is dan hij zich zelf denkt? In de betrekkelijk zoo arme omgeving waarin hij leeft, heeft hij zonder twijfel eigenschappen, die bij het organiseeren en
besturen van een verwarden Staat van groot gewicht zijn; hij is een man van veel politieke ervaring; in de laatste dertig jaren was hij in al de geheimen van het staatkundig Frankrijk ingewijd, en meestal daarin betrokken. Toch bleek ook nu weder bij elken stap, dat hij van zijn rijke ervaring weinig heeft geleerd; met de jaren en met de vele illusies, die hij in rook heeft zien ver- | |
| |
vliegen, is hij voorzichtiger geworden, maar in '73 zoekt hij zijn heil nog evenzeer als in '48 in het burgerkoningschap, thans onder het nieuwe etiket van de conservatieve republiek. Frankrijk had bij zijn reorganisatie allereerst een krachtige, vastberaden hand noodig, een man die een open oog had voor de behoeften van zijn tijd, maar zoekt geen kracht of energie bij den eminentsten vertegenwoordiger der parlementaire bourgeoisie, en geen moderne aspiraties bij een oudminister van Louis Philippe.
In gewone omstandigheden ware Thiers reeds lang gevallen, omdat zijn streven niet het streven is van zijn tijd, omdat hij zelfs aan zijn eigen partij geen vertrouwen weet in te boezemen. Door de macht der omstandigheden en de armoede van zijn tijd is Thiers op dat voetstuk geplaatst, waarop hij zoo eigenaardig uitkomt, en gelijk hij door den bijzonderen nood van Frankrijk werd gedragen, bezat hij juist kennis genoeg om in de oogenblikkelijke behoeften te voorzien. Thiers was een man om de zaken loopende te houden, zooals men zegt, niet om zijn tijd te bezielen, en men zou zelfs kunnen beweren, dat hij om die reden de zaken nog ingewikkelder achterliet dan hij ze vond. De levensquaestie voor Frankrijk, het onderwijs, is door hem nauw met den vinger aangeroerd en terwijl de Ultramontaansche partij onder zijn bestuur ongehinderd de vergiftige vlerken heeft kunnen uitbreiden, is de zucht naar wezenlijke hervorming vergaan, het streven naar een intellectueele en moreele wedergeboorte verlamd. Zonder aan de wezenlijke verdienste van Thiers te kort te doen, kan men met het oog op de gebreken van dien man zeggen, dat het Frankrijk's ongeluk was, dat het na zijn diepen val in handen viel van een man, die zoo weinig een man is van onzen tijd.
Moet een onpartijdige kritiek dat oordeel over den oud-President der Fransche Republiek vellen, toch zal hij wellicht nog geroepen worden een gewichtige rol te spelen in de geschiedenis van zijn vaderland, want in weerwil van al zijn gebreken was zijn Regeering zoo al geen betere dan toch een meer bekwame en een vastere dan welke hem heeft opgevolgd. Die nieuwe Regeering heeft dit eigenaardige dat zij geen bepaald hoofd kan aanwijzen; de President der Republiek, Mac Mahon, is geen politiek man en zou waarschijnlijk in zijn hart Bonapartist blijven, indien men hem niet de hoogste betrekking in den Staat had opgedragen; in elk geval schijnt hij geen werkzaam aandeel te nemen aan de politiek en de uitvoerder te zijn van den wil van de tijdelijke meerderheid der Nationale. Ook wanneer die meerderheid een rol vereischt in strijd met zijn algemeen geprezen loyauteit? Dat zal de tijd moeten leeren. Aangezien de wereld nog altijd meer dan wij weten willen door vrouwen geregeerd wordt, is het niet overbodig op te merken, dat de vrouw van den maarschalk zeer vroom is; zij staat bij de Jezuïeten hoog aangeschreven en mede aan het hoofd van het bedevaartscomité, van die uitvinding van het fanatisme, waardoor de
| |
| |
Ultramontaansche partij telkens haar krachten monstert. De Ministers De Broglie, Ernoul, Beulé, Magne, Batbie, Dompierre, Deseilligny en La Bouillerie vertegenwoordigen de Bonapartistisch- Legitimistisch- Orleanistische coalitie, waaraan niemand een lang leven toeschrijft. Reeds nu is tusschen de Bonapartisten en de Orleanisten een felle pennestrijd ontstaan en moeten de Legitimisten als vredestichters optreden, de eersten vermanend tot gematigdheid. Het meest treft de onbeschaamdheid van de Bonapartisten, - en zij hebben het juist daardoor steeds zoover gebracht; - schoon zij nog slechts gedulde leden der firma zijn, treden zij op met een stoutmoedigheid, die duidelijk doet zien, dat zij de Orleanisten alleen gebruikt hebben om de kastanjes uit het vuur te halen. Beperkt die strijd zich nog tot de dagbladen, ook in den boezem van het Ministerie werkt het onnatuurlijk verbond belemmerend. Opgetreden onder voorwendsel van de door niemand voor het oogenblik bedreigde maatschappelijke orde te moeten handhaven, heeft men tot heden niets anders kunnen doen dan een aantal ambtenaren, hetzij in de administratie, hetzij in de rechterlijke macht te verplaatsen of te ontslaan; natuurlijk moest er opruiming worden gehouden onder het personeel, dat door de Regering van de Nationale Verdediging was aangesteld. Verder is men even vruchtbaar als onhandig in het schrijven van circulaires; die van De Broglie aan de gezanten in den vreemde zal steeds een meesterstuk blijven van onvaderlandsgezindheid; die van den Minister van Binnenlandsche Zaken Beulé over den weg, die moest worden ingeslagen om de dagbladen om te koopen, is schandelijker dan eenig stuk uit den tijd van het laatste Keizerrijk. De verwachte groote maatregelen tot behoud van de sociale orde blijven evenwel uit; men ziet kennelijk dat de bedoeling is de Nationale Vergadering zoo spoedig mogelijk te sluiten; alleen de legerwet en de reactionaire gemeentewet zullen waarschijnlijk nog
vóor het reces aan de orde komen, maar van de constitutioneele wetten hoort men niets. Men wil tijd winnen, waarmede de Bonapartisten het meest zijn gediend, als de partij die beter uitzichten krijgt naarmate de herinnering van den laatsten oorlog zwakker wordt.
De coalitie kan echter lang genoeg leven om een aantal reactionaire wetten te voorschijn te roepen, waardoor ook in de toekomst aan het echte conservatisme de parlementaire meerderheid is verzekerd. Zal echter de reactie geen uitbarsting aan de andere zijde tengevolge hebben? Wie zal het zeggen! Frankrijk, het radicale Frankrijk, dat in weerwil van zijn overdrijving, toch de kern van Frankrijk nog vertegenwoordigt, het deel dat nog levenskracht genoeg heeft overgehouden om op een betere toekomst te hopen en er voor te arbeiden, heeft in den laatsten tijd reeds zooveel verdragen zonder de hand uit te strekken. Het grootste gedeelte van Frankrijk is moede, zoodat het alleen in het verledene troost en steun zoekt of de kracht mist om zich te verzetten tegen hetgeen het ergert. De Ultramontanen tre- | |
| |
den met een ongehoorde onbeschaamdheid op en naderen in taal en gewoonten meer en meer de middeleeuwen. Waar is het protest? Toen de parlementaire omwenteling had plaats gehad en de reactie den palm wegdroeg, was er een ongewone drukte op de boulevards te Parijs; maar men hoorde nauw een enkelen kreet en de Beurs beantwoordde de coalitie met een rijzing. Veel moet zonder twijfel daaraan worden toegeschreven, dat het volk ongewapend is; men herinnert zich dat een der eerste maatregelen van de tegenwoordige Nationale de ontwapening van de Nationale garde was, die stipt is uitgevoerd, maar wees verzekerd dat over 't geheel het bloed zoo levendig niet meer vloeit en het volk te veel geleden heeft in den dubbelen oorlog om weer spoedig de hand aan de wapenen te leggen.
Heeft Frankrijk de parlementaire omwenteling met zooveel kalmte gedragen, omdat het ook op politiek gebied onverschillig is geworden, of is het bedaard gebleven omdat het van het begin af aan de onmacht van de clericaal-monarchale coalitie heeft geloofd? Het schijnt soms dat wij meer aan het eerste dan aan het laatste moeten denken, en elke feitelijk bestaande macht voortaan op de ondersteuning van de meerderheid kan rekenen, omdat de tijd der overtuigingen heeft plaats gemaakt voor den tijd van het eigenbelang en van het vereeren der opgaande zon. Het stuitende van de tegenwoordige coalitie, de wijze waarop de nieuwe Regeering is opgetreden, haar huichelend spelen met woorden, de overmoed van Bonapartisten en Ultramontanen, die de nieuwe Regeering op den voet is gevolgd, moest althans tengevolge hebben, dat het aantal harer vrienden niet vermeerderde; maar zie - in diezelfde Vergadering, die Thiers twee jaren drie maanden en zeven dagen heeft gesteund, in die Vergadering waar de Thiers-Regeering met een minderheid van veertien overtuiginglooze stemmen viel, stijgt de meerderheid van de nieuwe Regeering bij een zoo schandelijke zaak als de schorsing der Corsaire en de geheime drukpers-circulaire van den Minister Beulé tot een zeventigtal stemmen, en toen over de vervolging van Ranc moest worden gestemd, haastte de uit de laatste dagen van het Keizerrijk nog zoo wel bekende Laboulaye zich om te verzekeren, dat zijn fractie, het linkermidden, voor de vervolging zou stemmen. Die spoed was ten minste vreemd en treurig karakteristiek voor het arme Frankrijk.
22 Juni '73.
Noorman.
|
|