| |
Geschiedenis van den dag.
Grappig was de houding van de legitimisten en conservatieven, toen de hertog Aosta bedankte voor den Spaanschen troon. Zoolang Amedeo regeerde, was hij altijd de groote zondebok, de oorzaak van alle Spaansche verkeerdheden; immers, de omwenteling had dien koning ten troon verheven, een waardigen zoon van een landenroovenden vader. 't Was onbillijk van de legitimisten! Indien men den oorsprong van alle koningen naging, zou het blijken dat Amedeo zich wellicht het minst had te schamen; hij had weinig schuld aan het dragen van de Spaansche kroon; 't was een samenloop van omstandigheden geweest, geheel buiten hem om; hij was niet eens de eerste uitverkorene; anderen gingen hem voor; dat hij ooit eenige moeite heeft gedaan om te Madrid als souverein te zetelen, is niet gebleken. En nog bescheidener dan hij kwam, ging hij heen. Vandaag de kennisgeving aan de Ministers, de boodschap aan de Cortes, en den volgenden morgen vroeg, voor dag en dauw den weg op naar Lissabon, om zoo spoedig mogelijk den Spaanschen grond te verlaten.
Dat ging zoo niet, oordeelden de legitimisten; dat heette het koningsprestige met voeten te trappen! Hoe, was een koning dan als een ambtenaar, die zijn ontslag kan nemen en, de daad bij het woord voegend, zonder eenige plechtigheid zijn bureel, het paleis, verlaten! 't Was ergerlijk. Ware hij nog van den troon gebonsd door de radicalen, ware
| |
| |
hij het slachtoffer geworden van een republikeinsche samenzwering, dan kon men nog den sluier werpen over de afkomst van dien koning en op het gevaarlijke wijzen om zich over te geven aan de revolutionairen, maar, het vertrek van Amedeo was juist veroorzaakt door den voortdurenden, open en verborgen tegenstand van de legitimisten, de Zwarte Carlisten, en de conservatieven. De vluchtende vorst had veel goed kunnen maken, indien hij de kroon in 't eind aan zijn natuurlijke bondgenooten, de conservatieven, in handen had gespeeld; nu had het al den schijn van het tegendeel, en sommigen beweerden dan ook, dat 't het bepaalde doel van Amedeo is geweest de Regeering de radicalen en republikeinen over te laten, ten einde zich zoo over den voortdurenden tegenstand van de conservatieven te wreken. En zeker, deze hebben gelijk Amedeo voor een verrader hunner zaak te verklaren, want het vertrek onder die omstandigheden, op die wijze is een slag tegen het monarchaal beginsel van Europa, die een lange echo zal hebben.
Men heeft gezocht naar een bepaalde oogenblikkelijke aanleiding tot het vertrek van Amedeo; meermalen had hij zijn vaste voornemen te kennen gegeven om het op den troon uit te houden en alleen gebalsemd Spanje te zullen verlaten; aan persoonlijken moed ontbrak het hem niet; meermalen gaf hij daarvan in Spanje de bewijzen, o.a. na den aanslag op zijn leven te Madrid. De toestand van Spanje was niet beter maar ook niet slechter dan een jaar geleden; indien men wat optimisme gebruikte, kon men zelfs beweren, dat het aan het Ministerie Zorilla eindelijk wel gelukken zou orde te brengen in den verwarden toestand en ook aan den Carlistischen opstand een einde te maken; waarom dan juist nu, zoo geheel onverwacht gegaan?
Twee verklaringen hebben eenige waarschijnlijkheid. Volgens de eene is de naaste oorzaak van het vertrek van Amedeo te zoeken in een intrige van de radicalen en republikeinen; de radicalen zouden in den laatsten tijd tot de overtuiging zijn gekomen, dat de monarchie een onmogelijkheid was en het verstandigst was een middel te zoeken, om Amedeo te bewegen heen te gaan; dat middel deed zich op in de quaestie met den generaal Hidalgo. De geschiedenis is in korte woorden deze: Hidalgo had zich jaren geleden bij een militairen opstand gecompromitteerd; plotseling was zijn onbekende persoon weder op den voorgrond getreden; hij werd benoemd tot generaal der artillerie. Die benoeming, een gevolg van radicaal nepotisme, maakte zulk een ongunstigen indruk, dat al de officieren der artillerie hun ontslag namen; de zaak werd echter geschikt, want Hidalgo vroeg zelf zijn ontslag. Nu evenwel kwamen de Ministers op die zaak terug; zij droegen Hidalgo in weerwil van het gebeurde een belangrijk kommandement op; noch de persoon, noch de omstandigheden gaven hiertoe aanleiding; van de bekwaamheden van Hidalgo had niemand ooit gehoord, van zijn tact om met de soldaten om te gaan evenmin; er moest dus een reden
| |
| |
voor zijn; zulk een man kon moeilijk anders zijn dan het werktuig tot een intrige. Op de benoeming volgde weder het gezamenlijk ontslag van de artillerie-officieren en ditmaal gaf het Ministerie niet toe; in overleg met de Cortes werd besloten het ontslag eenvoudig aan te nemen en de onderofficieren te bevorderen tot hoogere rangen.
De Koning weigerde echter den genomen maatregel goed te keuren; het besluit tot reorganisatie van de artillerie werd door hem niet geteekend en, daar de Ministers zich op de goedkeuring van de meerderheid der Cortes konden beroepen, schoot hem niets anders over dan een staatsgreep of het vertrek; Amedeo koos het laatste; hij had den eed afgelegd op de constitutie en met waarlijk koninklijke trouw wilde hij dien eed houden; hoe verleidelijk het dikwerf voor hem ook moge geweest zijn, om op de influisteringen van de conservatieven zich meer macht aan te matigen, hij heeft zich stipt aan de voorwaarden gehouden, waarop de Spanjaarden, voor een deel althans, hem hadden begeerd tot hun koning.
Deze verklaring verkrijgt eenige waarschijnlijkheid door het feit, dat reeds langen tijd een bepaalde toenadering was bespeurd tusschen de radicalen en republikeinen. Toen in December de algemeene toestand werkelijk zorg begon in te boezemen, op verschillende plaatsen ongeregeldheden ontstonden, ook van republikeinschen aard en het hoofdcomité van de republikeinen door zijn flinke houding een uitbreiding van den republikeinschen opstand voorkwam, vervoegde de president-minister Zorilla zich bij de republikeinsche hoofden Castelar, Figueras en Pi y Margall om met hen in overleg te treden ten einde op zekere omstandigheden voorbereid te zijn. De voorstellen van Zorilla werden echter door de republikeinen tamelijk koel ontvangen; het schijnt dat men daar toen reeds de toekomst bevroed heeft; men vatte den stap van Zorilla op als ingegeven door het denkbeeld, dat het eerlang tot een deeling van de macht tusschen deze beide partijen, die de meerderheid vormden in de Cortes, zou moeten komen, en Zorilla zich bij voorbaat het leeuwenaandeel wilde verzekeren. Een doorgaans goed ingelicht Spaansch correspondent deelde in die dagen mede, dat de republikeinen aan de radicalen als voorwaarden tot nauwere samenwerking hadden gesteld, dat er twee republikeinen in het kabinet zouden worden opgenomen, Castelar en Figueras. Zorilla moest natuurlijk dit voorstel verwerpen, republikeinen op te nemen in een toch altijd nog monarchaal Kabinet, - dat ging niet.
De rol, die hiermeê aan het laatste Ministerie van Amedeo wordt toegedicht, is in strijd met het karakter, dat doorgaans aan het hoofd van het radicale Kabinet wordt toegeschreven; Zorilla heeft de algemeene reputatie van een eerlijk en loijaal man te zijn, die, een uitzondering in Spanje, met intriges zich niet ophoudt. Ook de latere houding van Zorilla pleit tegen zijn medeplichtigheid aan een gewone politieke, maar daarom niet minder lage intrige; Zorilla is het geweest,
| |
| |
die zijn vorst is trouw gebleven, zich vrijwillig heeft verwijderd van het staatkundig tooneel en in geen der latere republikeinsche regeeringscombinaties is betrokken.
Het is echter niet noodzakelijk, dat het geheele Ministerie en met name Zorilla in de zaak is betrokken geweest; men had in het Ministerie Zorilla twee partijen, de gematigd radicalen en de democraten, bekend onder den naam van los Cimbrios, waarvan Martos en Rivero, de president der Cortes, de hoofden zijn; ook de later in het Ministerie Zorilla opgenomen Becerra behoort tot deze richting, die alleen in naam van die der gematigde republikeinen verschilt. De intrige kan dus hebben plaats gehad buiten Zorilla om en men zou dezen alleen kunnen verwijten, dat hij door zich te veel met de republikeinen op politiek gebied in te laten, onbewust meê heeft gewerkt tot de latere gebeurtenissen; men kon toch van de republikeinen noch eischen noch verwachten, dat zij zouden meêwerken den troon van Amedeo te schragen. Natuurlijk moesten ook de conservatieve partijen zich meer van de Regeering verwijderen, naarmate deze dichter bij de republikeinen kwam te staan. De algemeene oorzaak daargelaten, is het dus zeer licht mogelijk dat de zaak van Hidalgo werkelijk door een deel van het Ministerie is gebruikt om den Koning te verwijderen, van wien men wenschte ontslagen te zijn.
Anderen zoeken de directe aanleidende oorzaak tot het vertrek van Amedeo in de treurige ervaring, welke deze opdeed van zijn financiën. De rekening van '72 opmakend, bleek dat er een belangrijke achteruitgang was, zoo zelfs dat wanneer dat koningschap nog een paar jaren zoo duren moest, er alle kans bestond, dat Amedeo zoo arm werd, dat hij van zijn tractement moest leven. Dat vooruitzicht was alles behalve bemoedigend; niet alleen dat het tractement niet hoog was, maar bleef het gaan zooals het ging, dan bestond er alle waarschijnlijkheid, dat het slecht of in het geheel niet zou worden uitbetaald. Terwijl Amedeo's voorgangers, Isabella, Christina, ook de hertog van Montpensier het zoo wisten aan te leggen, dat zij met aanzienlijke rijkdommen Spanje verlieten, scheen de fortuin nu eens de mogelijkheid van het tegenovergestelde te willen bewijzen. Deze overweging deed Amedeo's besluit, dat reeds eenigen tijd door hem overdacht schijnt te zijn, rijpen.
En hij ging, de jeugdige 28jarige man, in den vroegen morgen van den 12 Februari; te Lissabon rustte hij met zijn pas bevallen gade uit van de vermoeienissen en vertrok daarop naar zijn vaderland; hij zal zich dankbaar gevoeld hebben, toen hij voor het eerst weder zijn geboortegrond betrad, waar hij niet als vreemdeling werd beschouwd, waar men niet òf hem welwillendheid betoonde uit genade òf als vijand hem behandelde.
Den 16 November '70 werd Amedeo bij meerderheid van stemmen tot Koning van Spanje benoemd; hij verwierf 191 stemmen; de tegenpartij
| |
| |
behaalde er ruim 100, maar deze waren verdeeld; de federale republiek had er 60, de gewone of gecentraliseerde republiek 3, de hertog van Montpensier 27, Espartero 8, de prins van Asturie 2. Den 4 December werd te Florence plechtig de kroon aangeboden door een commissie uit de Cortes en den 30 December, den sterfdag van den vader van den revolutionairen troon, van Prim, zette hij den voet in Spanje aan wal.
Ruim twee jaren heeft het koningschap dus geduurd en den armen Amedeo meer doornen dan rozen gebaard. Al zijn pogingen om de Spanjaarden zonder hen dwang aan te doen, aan een constitutioneele Regeering te gewennen, leden schipbreuk op de partijziekte, die als de kanker al de krachten sloopte en elken goeden maatregel verlamde. Van politieke trouweloosheid heeft Amedeo rijke ervaring opgedaan; indien ooit een persoon geschikt was om een proef te nemen met de vestiging van een nieuwe dynastie, was hij het; bescheiden, eenvoudig, oprecht, zonder sterke politieke vooringenomenheid, - hij liet haar althans niet blijken, - een man van moed en onverschrokkenheid, hebben al deze eigenschappen de trotsche Spaansche edellieden niet kunnen bewegen om zich bij hem aan te sluiten en aan zijn hof te verkeeren; zelfs de partij, die hem had gelokt naar Spanje, was voor een goed deel naderhand van hem vervreemd. Alles om hem heen intrigeerde, spreidde listen, vleide of dreigde om persoonlijke eerzuchtige bedoelingen te bereiken, - aan Amedeo de eer, dat hij in het land, waar de kuiperijen traditioneel zijn geworden en ingeworteld in het regeeringsbestaan, standvastig is gebleven, weerstand heeft geboden aan de verzoeking om langs den weg van geweld, van samenzwering, van verloochening van beginsel, de macht te behouden, waaraan hij als elk mensch was gehecht.
Werp geen vlek op dien man, Zwart gebroed; hij heeft zijn taak eerlijk en oprecht aangevat, en toen het hem bleek, dat de vervulling een onmogelijkheid was en hij zich door een illusie had laten meeslepen, heeft hij met edelen moed afstand gedaan van zijn betrekking. 't Is waar, hij heeft het koninklijk prestige een gevoeligen slag toegebracht. Waar het volk getuige is van den oorsprong van het koningschap, is gebleken dat dit koningschap voor geen der partijen eenigen breidel meer levert om den hartstocht te toomen, van conservatieve zoo min als van liberale, - maar aan wien de schuld? Niet aan hem, maar aan zijn voorgangers, die met het koningschap bij de gratie Gods het volk hebben geminacht en vertrapt en uitgezogen, en daarbij niet zelden openlijk met eer en goede zeden den spot dreven. Waar in Europa blijkt de blijvende vestiging van het koningschap een onmogelijkheid te zijn geworden? Daar waar het koningschap zich blijkens de geschiedenis het laagst, het meest verachtelijk, het meest egoistisch heeft vertoond, in Frankrijk en in Spanje! O, de vorsten worden gemakkelijk verdragen, zelfs met al hun onze- | |
| |
delijkheid, zelfs wanneer hun gedrag in den gewonen zin des woords, met den naam van allerliederlijkst moet worden bestempeld, - wanneer zij maar geen absolute hinderpaal zijn voor de vervulling van de allereerste staatkundige levensbehoeften, vrijheid en recht; maar wanneer de gratie Gods een andere naam is voor het vertrappen van recht en vrijheid, waar het leven der vorsten van dien aard is geworden, dat de naam van den vorst slechts walging verwekt in het hart des volks, de gratie Gods de gratie des duivels is geworden, en de vorsten in een opwelling van heftige verontwaardiging worden verdreven, spreek daar nooit meer van het vorstelijk prestige; niet de liberalen, de radicalen, de revolutionairen hebben het ondermijnd, maar gij zelf, gij die meendet dat er ook in het lage geen einde was aan de macht, aan de willekeur van den vorst, en in
uw bijgeloof en met uw vleierij de gratie Gods voor een vrijbrief hield.
Amedeo heeft het monarchaal prestige verminderd! Maar is dan de phrasenheld Don Carlos met zijn priesteraanhang, met het domme gefanatiseerde volk, een middel om dat prestige te doen rijzen? Walgelijk schouwspel van onkunde en dweperij in dienst van listige eerzuchtigen, die het bloed des volks goed genoeg achten om den weg tot een troon te banen! Eere dan Amedeo die door zijn afkeer van intriges wellicht het bewijs leverde, dat hij in de hooge sfeeren der gratie Gods niet thuis hoorde en te naïef en te onschuldig was om in de hooge politieke wereld bruikbaar te zijn.
Beschouwen wij de laatste gebeurtenissen, die het vertrek van Amedeo voorafgingen, van naderbij, dan kan men niet anders dan hem gelukkig prijzen, dat hij een kort besluit nam, want zijn positie was in waarheid onhoudbaar geworden; elke verandering, elke omwenteling was mogelijk geworden in Spanje.
Het laatste Ministerie, dat onder Amedeo werkzaam was, was het radicale Kabinet Zorilla; het was - de verschillende wijzigingen meegerekend - juist het negende ministerie van Amedeo. Niemand had gedacht dat Zorilla nog eenmaal de teugels van het bestuur in handen zou nemen en toen men bekomen was van de verrassing, die het bericht in Juni van het vorige jaar verwekte, haalde men twijfelachtig de schouders op en vroeg, of thans de energie van Spanje's eersten staatsman wel meer het staatsschip door de branding van de hooggaande golven van de partijdrift zou kunnen brengen. Wat was de toestand in de laatste maanden veranderd! De eigenlijke steun van den nieuwen Koning was de progressistische partij; zij was het, die in aansluiting van een deel der Unionisten, den Koning had benoemd, ingehaald en te Madrid gebracht. Maar de progressistische partij was uiteengeslagen; de eene helft volgde Sagasta en daarmee een meer conservatieve richting; de andere helft bleef Zorilla getrouw maar was vooral nu uit den aard der zaak gedrongen om steun te zoeken meer links, bij de
| |
| |
republikeinen. Indien men den Koning al iets verwijten kon, dan [was] het, dat hij zich door den intriganten Sagasta heeft laten verleiden om te veel zijn krachten in te spannen tot de vorming van een groote conservatieve partij, die naderhand bleek alleen in de verbeelding en de verkeerde berekening van Sagasta te hebben bestaan; eens werd de Cortes geschorst, eens ontbonden om te beproeven, hoever men het met die proefneming kon brengen. Ten laatste waren de zaken door de conservatieven zoo in de war gestuurd, dat zij den Koning moesten verzoeken enkele bepalingen der constitutie buiten werking te stellen.
Zorilla aanvaardde nu weder het bestuur, onder geheel andere verhouding; niet alleen dat de progressistische partij verdeeld was, zijn eigen aanhang, de Zorillisten of radicalen waren over de houding des Konings in den laatsten tijd zeer ontevreden en velen hadden den Koning hunner keuze reeds geheel opgegeven. 't Was de vraag, in hoever hij op hen kon rekenen, wanneer het gold de nieuwe dynastie in ernst tegen hare vele vijanden te verdedigen; de republikeinen mochten in de Cortes een steun geven door voor alle radicale maatregelen te stemmen, van hen kon men niet verwachten, dat zij de hand zouden uitsteken om den Koning te helpen.
De oppositie, die het radicale Kabinet thans tegenover zich had, was veel talrijker dan vroeger. Met de Sagastisten hadden ook de dynastieke Unionisten, de zoogenaamde Moros fronterizos, zich tot fellen tegenstand gereed gemaakt, en zoo sterk als de zoogenaamde conservatieven, tijdens zij aan het bewind waren, voor de nieuwe dynastie hadden geijverd, zoo plotseling was ook hun omkeer, zoodra zij uit de Regeering waren verwijderd. De schoone hertog de la Torre was over de weigering van den Koning om de grondwet buiten werking te stellen ten einde de conservatieve beginselen te redden, zoo verbolgen, dat hij Madrid onmiddellijk verliet en weigerde zich weder aan het hof te vertoonen. Tot verschooning van de conservatieven zou men kunnen bijbrengen, dat de radicalen aan hetzelfde euvel mank gingen, toen zij buiten de Regeering waren gesloten; de conservatieven namen, om zoo te zeggen, na de benoeming van Zorilla tot president-minister de anti-dynastieke rol van de radicalen over; maar zij speelden die rol nog wat ruwer; niet alleen den Koning maar ook de Koningin overhoopten zij met allerlei scheldwoorden en zij gaven duidelijk te kennen, dat een terugkeer tot de vroegere dynastie in de gedaante van den jeugdigen Alphonso, het eenige was, dat den Staat van den wissen ondergang zou kunnen redden.
Een der eerste daden van Zorilla bij de aanvaarding van de teugels van het bewind, was het uitvaardigen van een circulaire, waarin tal van schoone en zeker welgemeende phrasen voorkwamen. Zijn tweede werk was de ontbinding van de Cortes en de uitschrijving van nieuwe verkiezingen. De bestaande volksvertegenwoordiging was het werk van
| |
| |
Sagasta en bestond derhalve voor de meerderheid uit zijn aanhangers; met zulk een vergadering was het Zorilla onmogelijk te regeeren. Te vergeefs lieten de voornaamste Sagastisten uit de Cortes hun medewerking aanbieden om de begrooting - het werk waar de meeste haast bij was - tot stand te brengen; het aanbod werd afgeslagen, waardoor de verontwaardiging van de conservatieven ten top steeg; met een ander bezwaar, dat de Cortes niet kon worden ontbonden, daar zij volgens de wet minstens vier maanden in het jaar bijeen moest wezen, waren zij niet gelukkiger; er werd een mouw gepast aan dat wetsartikel, waarvoor het nergens en nooit aan kleermakers ontbreekt, wanneer het noodig is.
Onverwacht viel een gebeurtenis voor, die schoon getuigend van diepen wrok tegen den Koning, voor een korten tijd weder het middel werd om Amedeo een soort van populariteit te verschaffen. Toen hij in den nacht van 18 op 19 Juli met de koningin door de straten van Madrid naar huis reed, werd een moordaanslag op hem gepleegd, die gelukkig geen ernstige gevolgen had. De lage daad wekte algemeen afkeuring en, toen de Koning den volgenden morgen ongewapend en onverzeld door de straten der hoofdstad wandelde, werd hij overal met geestdrift begroet.
Van de daders heeft men naderhand niets meer gehoord; de Spaansche justitie houdt van geheimzinnigheid; voor de moordenaars van Prim werden evenzeer verkeerde personen gevat als voor de sluipmoordenaars op den Koning; men zegt, dat deze moeten worden gezocht onder de republikeinen, omdat deze het meest belang hadden bij den dood des Konings; de Carlisten en Alphonsisten toch konden bezwaarlijk op eenig voordeel hopen uit den koningsmoord, daar de Regeering in handen was van hun bitterste vijanden, de radicalen.
De Minister Zorilla was - men herinnert het zich wellicht van vroeger, - een voorstander van het reizen des Konings, om langs dien weg zijn populariteit te bevorderen en met de martelaarskroon versierd, vergezeld van eenige Ministers ging Amedeo naar de noordelijke provincien. Die reis was niet ongelukkig; in een ander land zou men kunnen zeggen, dat de Koning goed werd ontvangen, men vernam geen wanklanken op de reis, en dat was al veel; maar stelt men zich de opgewonden, hartstochtelijke Spanjaarden voor, dan kan men het besluit trekken, dat de tijd de populariteit van den Koning niet had doen toenemen.
De uitslag van de verkiezingen voor de Cortes was zooals men dien verwachten kon in Spanje. Wij willen gaarne ter eere van Zorilla gelooven, dat hij geen oneerlijke pressie op de verkiezingen heeft uitgeoefend; zijn naam is met zulk een handeling in strijd; maar die pressie geschiedt van zelf in Spanje; het volk is over het geheel weinig ontwikkeld, het is gewoon geregeerd te worden en wel op de treurigste manier door hofdespotisme en kabaalpolitiek; en zulk een volk, dat
| |
| |
buitendien zijn beste kracht reeds heeft verbruikt en ten verval neigt, heeft men op eens, om het toch heel liberaal te doen, met het algemeen stemrecht begiftigd; is het niet zeer verklaarbaar, dat in zulk een land een wenk van den ambtenaar voldoende is om de verkiezingen te doen beslissen, te meer daar het ambtenaren personeel met elke Regeering verandert en de ambtenaar dus als 't ware in het bewustzijn werkt, dat hij aan de regeeringscompagnie is verbonden? Hetzelfde volk dat op verzoek van Sagasta een zeer conservatieve meerderheid zond, maakte nu een Kamer, waarvan de meerderheid voor drie vierden bestond uit radicalen; daar naast namen 80 republikeinen plaats, terwijl de conservatieven zoo gering in aantal waren, dat zij nauw werden opgemerkt.
Toen Amedeo den 15 September zoo plechtig mogelijk die vergadering ging openen, dacht hij zeker nog weinig, dat hij voor 't laatst het werk verrichtte, dat zooveel aan een komedie doet denken, en toch had dit denkbeeld bij hem moeten oprijzen, wanneer hij de volksvertegenwoordigers overzag; die breede rij van radicalen waren nu voorstanders zijner dynastie, maar gisteren nog waren diezelfde mannen zijn bitterste vijanden; velen onder hen waren de democratische richting toegedaan en men kon het hen als aanzien, dat een verbond met de naast hen zittende republikeinen hun van nature minder vreemd zou zijn dan het strijden voor den vreemden Koning. En die partij, die uit haren aard den eigenlijken steun vormt van het koningschap, de conservatieven, ontbraken schier in die vergadering. Waarlijk indien niet toen reeds de profetie werd gedaan, dat de dagen van Amedeo's regeering waren geteld, dan was dit alleen, omdat men weet, dat de zaken in monarchale landen uitermate lang kunnen hangen, slepen, zonder tot een beslissing te geraken, en het onhoudbare een noodzakelijkheid wordt, waar geen andere uitweg kan worden aangewezen.
Werd de geschiedenis van een volk uit de parlementaire vergaderingen geschreven, dan ging het den Spanjaarden onder Zorilla goed; het Ministerie had de groote meerderheid der Cortes voor zich en het moet ter eere van de zorillisten gezegd worden, dat zij even ijverig als voortvarend waren in het bestuur des lands. Rioz Gomez, de Minister van Financien, diende zijn vroeger reeds voorgesteld plan in om door middel van een gedeeltelijke betaling van de interest der staatsschuld in papier, het evenwicht in de financien te herstellen; het gelukte hem een nieuwe leening te sluiten, waardoor werkelijk het vooruitzicht ontstond, dat de berooide financien over eenige jaren zouden terecht komen, indien namelijk gedurende dien tijd aan Spanje vastheid van bestuur werd verzekerd. De Minister van Justitie, Montero Bioz sloeg de handen aan 't werk om het rechtswezen te verbeteren; de rechtsvordering voor strafzaken zou worden verbeterd en rechtbanken van gezworenen ingevoerd. Even vruchtbaar was de Minister van
| |
| |
Oorlog, Cordoba, die zijn nieuwe legerwet wist te doen aannemen, waarbij de algemeene dienstplicht werd ingevoerd en de jaarlijksche lichting bepaald op 40000 man.
Maar juist deze wet wijst op de schaduwzijde van het radicale Ministerie; hoeveel behoefte er in Spanje ook moge bestaan aan binnenlandsche hervorming, door onberaden groote veranderingen in te voeren, loopt men gevaar om in weerwil van allen liberalen of radicalen schijn, den toestand erger te maken dan die was. De spoed, de voortvarendheid van de radicale Ministers om op alle gebied de meest nieuwe zaken in te voeren, doet denken, dat zij meer met de theorie te rade gingen dan de eischen van de praktijk raadpleegden. Omdat in Duitschland de algemeene dienstplicht uitstekend werkt, is die instelling nog niet uitvoerbaar en aanbevelenswaardig voor alle andere landen. Nog duidelijker kwam het eenzijdige theorisme van de radicalen aan den dag bij het voorstel om de begrooting van eeredienst bijna geheel ten laste te brengen van de gemeenten. De zonderlinge maatregel werd allereerst ingegeven door den financieelen nood; men zou echter tot op zekere hoogte hierin een radicalen en gewenschten maatregel kunnen zien; werden de uitgaven voor de kerkelijke zaken ten laste van de gemeenten gebracht, deze konden wellicht die uitgaven langzamerhand besnoeien en ten laatste geheel overlaten aan de geloovigen; men verkreeg dus een praktische scheiding van Staat en Kerk. Nu bestaat er echter in Spanje minder dan elders behoefte aan de invoering van scheiding van Staat en Kerk, omdat de Katholieke godsdienst schier de eenige bestaande is, maar in de tweede plaats was de maatregel geheel onuitvoerbaar; in den eersten tijd zouden de gemeenten werkelijk de uitgaven, door den Staat totdusver betaald, op zich moeten nemen, en voor de meeste gemeenten was dit een bepaalde onmogelijkheid; de ondervinding met de onderwijzers van de lagere school had voor deze ingrijpende verandering moeten waarschuwen; ook de onderwijzers werden vroeger door den Staat betaald, maar deze wist zich dien last van den hals te schuiven en over te doen aan de gemeenten; het gevolg was dat de onderwijzers in
vele gemeenten niets meer kregen en den kost moesten opbedelen, indien zij niet van honger wilden omkomen.
Maar al bestonden er geen praktische bezwaren tegen deze nieuwe maatregelen, alleen overwegingen van gewonen politieken aard moesten ze afraden; de Koning had bij de opening der Cortes gezegd, dat Spanje het met alle buitenlandsche Mogendheden kon vinden behalve met den Paus; dat was een lofrede op de Regeering van Spanje; maar niet alleen den buitenlandschen Paus, ook de binnenlandsche geestelijkheid had men daardoor tegen, en was het nu verstandig om, waar de Regeering nog weinig vasten voet had, de volksvertegenwoordiging kennelijk eenzijdig was samengesteld, de geheele geestelijkheid zoo gevoelig te treffen en nog meer tegen zich in te nemen?
| |
| |
Er was geen beter middel om de oppositie, de zoogenaamde conservatieven en de reactionairen in de hand te werken; de zaken buiten het parlement gingen dan ook een geheel anderen weg dan daar binnen; wij wezen reeds op den heftigen tegenstand van de conservatieven buiten het parlement; openlijk werd het beginsel verdedigd, dat alle middelen geheiligd waren, die leidden tot het éenige doel: omverwerping van de nieuwe dynastie. En het bleef niet bij woorden; de opstand van de Carlisten in het Noorden was nooit gedempt, en in den laatsten tijd weder toegenomen. En niet alleen in het Noorden, ook in het Zuiden ontstonden kleine oproerige bewegingen, hetzij van Carlistischen, hetzij van republikeinschen aard; de laatsten meenden, dat de tijd van wachten voorbij was en de wapenen moesten worden opgevat; alleen de houding van het hoofdcomité van de republikeinen belette voor het oogenblik de algemeene verbreiding van den opstand.
De uitvoering van de wet betreffende de lichting van 40000 man bevorderde de ontevredenheid en op sommige plaatsen werd scherp gevochten door de oproerige benden; wel behaalden de troepen der Regeering overal de overwinning, maar de geregelde gang van het raderwerk van Staat werd verstoord, de belastingen kwamen of niet of slecht in, de parlementaire financiëele berekeningen vielen daarmee in duigen en in weerwil dat het nieuwe radicale constitutionalisme uitstekend werkte - Koning, Ministers en Volksvertegenwoordiging waren het volmaakt eens, - werd de toestand toch met den dag meer onhoudbaar.
Was het overdreven waardeering van het gewicht van de parlementaire komedie, die de Spaansche correspondenten steeds bewoog om den toestand des lands in die dagen als zeer bevredigend voor te stellen, of werden de dagbladen tot hun optimistische beschouwingen gebracht door het belang, dat zij hadden in de aanbeveling van de nieuwe leening van 250 millioen realen? Men zou haast tot het vermoeden komen, dat ook hier alleen het laatste argument, het welbekende klinkende, alles afdeed, want de toestand was werkelijk zeer hachelijk. De leening werd geplaatst, 't is waar, maar wie weet met hoeveel opoffering, na al de dagbladen-reclames en na de hulp van de intrigeerende bankiers.
Met Nieuwjaar weigerden de conservatieven aan het hof van Amedeo te verschijnen en zij gaven daarmee hun vast besluit te kennen om zich van elke deelneming aan de Regeering te onthouden; de handvol conservatieven, die nog in de Cortes zitting hadden, verlieten de vergadering en lieten het veld ruim aan de radicalen en republikeinen; niet éen andere partij was meer in het parlement vertegenwoordigd. Het wetsontwerp tot afschaffing van de slavernij op Portorico werd door de gewillige meerderheid aangenomen, maar strekte ook al niet om de Regeering vrienden te bezorgen; de toestand der West-Indische kolonien was niet van dien aard, dat groote hervormingen voor het oogenblik
| |
| |
raadzaam waren, en de wijze waarop de Amerikaansche Regeering zich over de Spaansche bezittingen had uitgelaten, moest het doen voorkomen, alsof de hervorming was voorgedragen op aandrang van buiten, - een gedachte voor den trotschen Spanjaard onverdragelijk.
Waarlijk, wie een weinig opmerkzaam en onpartijdig den loop der gebeurtenissen had nagegaan en met den feitelijken toestand rekening hield, moest het bestaande voor onhoudbaar verklaren; het radicale bestuur, hoe welgemeend en eerlijk ook, deed den boog met elken dag strakker spannen, zoodat een uitbarsting volgen moest; de verdeeldheid der partijen, de werkeloosheid en apathie van het volk tegenover de zaken der Regeering, maakte een voorspelling van de toekomst moeilijk; de persoon van den Koning was het éenige nog dat een zekeren band gaf; die band, meende men, kon alleen verbroken worden door een of andere omwenteling, die den Italiaanschen prins van den troon stootte; of die omwenteling zou gelukken, hing af van het leger, maar men had in den laatsten tijd het vreemde verschijnsel, dat terwijl vroeger de revoluties uitgingen van militaire samenzweringen, de troepen thans op de hand waren van de bovendrijvende partij, die aan de Regeering was; toen de Koning in overleg met den hem misleidenden Sagasta proeven nam om een conservatieve meerderheid te vormen, pogingen die vrij lang duurden, was het leger niet ontevreden; Sagasta bouwde op dat leger even vast en, naar het schijnt, met evenveel grond als naderhand Zorilla. En terwijl de een dus, vast vertrouwend op de kracht der radicale beginselen en niet het minst op de eerlijkheid en de energie van Zorilla, meende dat de Spaansche zaken wel terecht zouden komen, - was niet kort geleden nog de leening volteekend en de financiers hadden immers een scherp waarnemensorgaan voor omwentelingen - en de ander weifelend het hoofd schudde en den toestand onder het radicale gouvernement onhoudbaar achtte, zonder eenige zekerheid hoe lang het onhoudbare nog zou duren en waardoor het zou worden opgevolgd of afgewisseld, - klonk onverwacht het bericht, dat Amedeo afstand had gedaan van den troon en Spanje zoodra mogelijk wenschte te verlaten. De tijding was zoo vreemd, dat men in het begin dacht, dat het slechts een
manoeuvre was van Amedeo in navolging van Vorst Karel van Rumenie, die in de dagbladen een brief liet publiceeren over zijn plan om af te treden, ten einde de harten der Rumeniers te vermurwen. Te Madrid was het echter volle ernst en het bleek spoedig dat zelfs de regeeringspartij in de Cortes niet éen ernstigen stap verlangde te doen om den Koning van zijn besluit terug te brengen. Integendeel, nadat het schrijven van den Koning was beantwoord, werd na eenige schermutselingen met 256 tegen 32 stemmen de republiek verklaard voor den wettigen regeeringsvorm van Spanje. De Koning en de Koningin hadden intusschen de reis reeds aangenomen.
Men zegt, dat de wending, die de zaken namen, geheel overeenkomstig
| |
| |
Amedeo's verlangen was; verbitterd over den tegenstand, dien de natuurlijke bondgenooten van den monarchalen regeeringsvorm, de conservatieven, hem geboden hadden, verontwaardigd over hun onoprechtheid, hun kuiperijen zoolang zij aan het bewind waren en hun egoisme, nadat zij uit de regeering verwijderd waren, zou Amedeo zijn besluit met opzet eenige dagen hebben geheim gehouden om de radicalen en republikeinen tijd te geven hun maatregelen te nemen. Deze verklaring van 's Konings handelwijze is zeer menschelijk, wellicht wat al te gewoon om onbepaald geloof te verdienen; de wraakoefening van Amedeo ware begrijpelijk, maar niet overeenkomstig met zijn gewone loijaliteit.
Men behoeft voor de verklaring van het ontstaan der republiek volstrekt de toevlucht niet te nemen tot deze stelling; de proclamatie van de republiek was een gewoon gevolg van de omstandigheden; de Regeering was in handen van de radicalen - en het grootste gedeelte van dezen was de republiek zoo wel gezind, dat de republikeinen met vol vertrouwen de zaken konden afwachten; inderdaad, wat schoot er voor de radicalen over na het verzoek om ontslag van Amedeo, indien zij niet op hun schreden wilden terugkeeren en Isabella's zoon, den jeugdigen Alfonzo terug roepen of de poorten van Madrid openen voor de Zwarte roofridders van Don Carlos? Hoop op een anderen koning kon men moeilijk hebben; had men niet indertijd gansch Europa afgereisd, aangeklopt aan schier alle hoven en om een koningje gebedeld? De republiek was dus evenzeer een verlegenheids-middel als een onverbiddelijke noodzakelijkheid.
Toch hadden de radicalen en republikeinen wijzer gedaan, indien zij meer den vorm geëerbiedigd hadden en op de republiek niet al aanstonds den stempel afgedrukt van onwettigheid. Immers, de bestaande Cortes hadden geen mandaat ontvangen om over den regeeringsvorm te beslissen en de gewichtigste bepaling van de grondwet, het bestaan der monarchie, zonder verderen omslag voor nietig en afgedaan te verklaren. 't Is waar, er kunnen verontschuldigingen worden bijgebracht voor deze handelwijze; de beslissing moest in de gegeven omstandigheden strekken om de rust des lands te bevorderen, want het openstellen van de quaestie van den regeeringsvorm kon de partij-hartstochten op een bedenkelijke wijze uitlokken tot het plegen van geweld; naast een Carlistisch leger kon men weldra een Alphonsistisch verwachten; het spoedig uitschrijven van een constitueerende vergadering ging met tal van bezwaren gepaard; wie kon den rustigen afloop van de verkiezingen verzekeren? Geen dezer bezwaren komt ons echter overwegend voor; over een quaestie van regeeringsvorm beslist men niet dan na rijp overleg en na het gevoelen des lands te hebben ingewonnen. Men kan formeel de republiek proclameeren, totdat de constitueerende vergadering over de handelingen van de bestaande regeering zou hebben aanspraak gedaan. Men is in Spanje echter zooveel regeeringswillekeur gewoon, dat men schier geen protest tegen de handelwijze van het
| |
| |
radicale bewind heeft vernomen; waarschijnlijk lag het geweten de conservatieve partijen het stilzwijgen op, omdat zij zich bewust waren, dat zij in gelijke omstandigheden op dezelfde wijze zouden hebben gehandeld; niet onwaarschijnlijk tevens dat de republikeinen op de radicale meerderheid der Cortes pressie hebben uitgeoefend door een opstand van hun partij in het vooruitzicht te stellen, indien de republiek niet terstond werd uitgeroepen. De latere verhouding tusschen de radicale meerderheid en de republikeinsche minderheid geeft eenigen grond tot dit vermoeden. Hoe dit ook zij, de Spanjaarden mogen vrede hebben met zulk een omspringen met de regeering, zij duiden het de vreemde Mogendheden niet ten kwade, dat deze vooralsnog weigeren om de Spaansche republiek officieel te erkennen; alleen de beide republieken, de Vereenigde Staten en Zwitserland maakten hierop een uitzondering.
De weinige weken, die de Spaansche republiek nu heeft geleefd, doen soms vragen, wanneer zij sterven zal, afgescheiden nog van de levensvatbaarheid van den republikeinschen regeeringsvorm in het algemeen. Het eerste wat ons bij het republikeinsch bewind in het oog valt, is dat deze regeering precies dezelfde is en dezelfde gebreken heeft als de vroegere, de radicale, de conservatieve, enz. Inwendige verdeeldheid en dientengevolge zwakheid is ook het eerste kenmerk van de Republikeinsche regeering; daarop volgt een tweede, even gevaarlijke: weinig eerbied voor het bestaande en ondoordacht proeven nemen met nieuwigheden, zonder met de werkelijkheid te hebben te rade gegaan en de omstandigheden geraadpleegd. Wat het laatste punt betreft beging het republikeinsche bewind al terstond eene fout met in de militaire zaken ingrijpende veranderingen in te voeren; een wet werd ingediend om den verplichten krijgsdienst af te schaffen en het actieve leger te vormen uit vrijwilligers, die natuurlijk goed moesten betaald worden. Kan men ongelukkiger wet bedenken in een land, waar een der partijen reeds lang de vaan van den opstand heeft ontrold en de pogingen der regeering om een eind aan dien opstand te maken, telkens zijn gebleken ijdel te zijn? nog vóór de wet was aangenomen, zag men de bedenkelijke gevolgen in de verslapping der krijgstucht; een aantal soldaten meenden, dat de wet hun vrijheid gaf om met ransel en al naar huis te stappen en het geweer cadeau te geven aan den eersten den besten burger, dien hij daarmee wilde vereeren. Schier dagelijks deelden de dagbladen allervermakelijkste staaltjes mede van de werking van de nieuwe republikeinsche wet. Toen de Carlisten hun voordeel deden met deze onhandigheden en hun benden al stouter en stouter optraden, begreep ook de republikeinsche regeering, dat het zoo niet ging, en er werd een wet ingediend tot oproeping van 45000 man vrijwilligers en de aanvraag van een krediet van 100 millioen pesetas tot dekking
van de onkosten. 't Is altijd wenschelijk bij de Spaansche zaken zoo weinig mogelijk te vragen, indien
| |
| |
men zijn optimisme niet geheel wil verliezen en de Hollanders doen dat voor een goed deel niet gaarne, zooals zij Oostenrijksch gezind waren in den Pruisisch-Oostenrijkschen oorlog, - om de effecten namelijk, die laag staan omdat zij niet solide zijn, maar hooge, hooge interest geven. Anders, zou men kunnen vragen, hoever was het actieve leger verloopen, dat er niet minder dan 45000 man werden onder de wapenen geroepen, en was met de oude legerwet tevens de oude begrooting van oorlog afgeschaft, dat er een buitengewoon crediet tot dit bedrag moest worden aangevraagd?
Aan verdeeldheid van Spaansche Ministeries is men zoo gewoon, dat men geen homogeen Spaansch Kabinet zich meer kan denken en de republiek bleek ook al geen middel te zijn tegen die kwaal. Het eerste republikeinsche Ministerie was een gemengd Kabinet; men telde er vijf radicalen en vier republikeinen, een verhouding die weinig overeenkwam met de verdeeling van de partijen in de Cortes, waar de radicalen de overgroote meerderheid hadden; buitendien waren de gewichtigste portefeuilles in republikeinsche handen; aan het hoofd stond Figueras, een beproefd republikein, gunstig bekend om zijn vast karakter en beroemd om zijn welsprekendheid. Binnenlandsche Zaken, na het presidentschap de gewichtigste betrekking, was opgedragen aan de Pi y Margall, een der gematigdste republikeinen, een man met een helder hoofd en als alle goede republikeinen een flink redenaar. Meer algemeen bekend is de Minister van Buitenlandsche Zaken, Castelar, hoogleeraar in de philosophie en de geschiedenis, een goedaardige dweper met de federale republiek, die hij in menige prachtige redevoering aan geheel Europa heeft voorgehouden als het ideaal, met welks verwezenlijking als uit den hoorn des overvloeds, alle goede gaven zouden worden uitgestort over de menschheid, en indien de wereld met woorden hervormd kon worden, zou zeker de oprechte edele Castelar een ruim aandeel hebben aan de vernieuwing van het oud en hier en daar bouwvallig wordend Euroop.
De vierde republikein F. Salmeron, afgevaardigde voor Budajoz, had zich eveneens naam gemaakt door zijn getrouwheid aan de republikeinsche beginselen. De andere Ministers waren overgenomen uit het vorige Zorilla Kabinet, dat terstond na de indiening van het ontslag des Konings was afgetreden. Op de samenstelling van het eerste republikeinsche ministerie heeft dus de republikeinsche partij waarschijnlijk reeds bij het ontstaan een onbehoorlijken invloed uitgeoefend; zij eischte en kreeg het leeuwenaandeel en de radicalen moesten zich tevreden stellen met het overschot van den maaltijd. Was het onbillijk, dat de radicalen op grond van de verhouding van hun partij in de Cortes opkwamen voor de benoeming van de gouverneurs en andere hoogere ambtenaren, waarvan het personeel als naar gewoonte geheel vernieuwd moest worden? De benoeming van die ambtenaren is daarom van zooveel gewicht, omdat de richting van den ambtenaar in het met het algemeen stemrecht
| |
| |
gezegende Spanje, bij de verkiezing van de volksvertegenwoordigers beslist. De radicalen wilden nu de benoeming van de ambtenaren om de helft doen; de republikeinen maakten bezwaar, en zij werden daarin versterkt door hun aanhangers in de voornaamste steden, die zulk een hoogen toon voerden, dat het scheen of al de Spanjaarden met een tooverslag allen in republikeinen waren veranderd. De bedreigingen van de republikeinen in de groote steden waren van dien aard, dat men bijna geen radicalen kon vinden, die genegen waren een benoeming aan te nemen.
Dagen achtereen hadden in den Ministerraad, waar over het heil des vaderlands zou worden beraadslaagd, de hevigste woordenwisselingen plaats; in de straten van Madrid zag men samenscholingen van de ultra-republikeinen, de zoogenaamde intransigentes, die bedreigingen lieten hooren, indien de radicalen niet toegaven, en op zekeren dag kwam de president-minister Figueras in de vergadering met de boodschap, dat het zoo niet langer ging; de verdeeldheid van het Kabinet verlamde de kracht der Regeering; er moest een eind aan komen, indien er geen homogeen republikeinsch Kabinet kon optreden, dan zouden de republikeinsche Ministers hun ontslag indienen en de gevolgen daarvan, die vooral met het oog op de houding van de republikeinen te Madrid, niet te voorzien waren, overlaten aan de radicalen.
De radicalen protesteerden; zij beweerden en niet ten onrechte dat de houding van hun republikeinsche ambtgenooten niet zoozeer een gevolg was van hun eigen overtuiging als wel werd veroorzaakt door de pressie, die door de ultra-republikeinen op hen werd uitgeoefend; gaf men hieraan toe, dan zouden later hoogere eischen worden gesteld, die men niet zou kunnen inwilligen. Maar het eind van de zaak was, dat de radicalen moesten toegeven; in het volgende Ministerie verminderde hun aantal op twee; de portefeuilles van Oorlog en Marine bleven slechts in hunne handen.
De president-Minister Figueras haastte zich met de verzekering, dat in weerwil van de verandering van ministerie het regeeringsprogramma hetzelfde bleef. Och, dat hadden al de Ministers verzekerd in Spanje, Sagasta had het zelfs gezegd na zijn radicalen voorganger!
De vrede was gesloten, maar voor slechts korten tijd; waren de radicalen verwijderd uit het Ministerie, in de Cortes hadden zij nog altijd de meerderheid, en al waren de radicale Ministers geweken na overleg met hun partij, het gebeurde liet toch zekeren wrok achter en het was duidelijk aan de discussies te merken, dat de radicalen half berouw hadden over hun toegeven. Het republikeinsch bewind wilde dus ook de Kamer maar liever weg hebben evenals de radicale Ministers. Een voorstel om na het afdoen van de dringendste bezigheden de Cortes te doen uiteengaan, totdat de leden der Constituante zouden zijn verkozen, werd wel aanvankelijk ongunstig ontvangen, maar daar een zelfde soort van pressie als bij de Ministercrisis gebezigd was, toch
| |
| |
doorgedreven; een aantal radicalen onthield zich echter ditmaal van stemming. Was de zaak weder geschikt, het was door nood en angst gedreven en de twee uiterste partijen van Spanje bleken geen overleg genoeg te bezitten om het althans eenige weken met elkander uit te houden, totdat de nieuwe verkiezingen nader zouden hebben beslist, aan wie het grootste aandeel in de Regeering toekwam.
Maar dit was nog niet genoeg; konden radicalen en republikeinen het niet met elkander vinden, de republikeinen, nu de meerderheid vormend in het Ministerie en van den last van een radicale Kamer ontslagen, zijn het onderling ook weder oneens en de geruchten van een ministerieële-crisis keeren telkens en niet zonder grond weder.
Men heeft tweeërlei soort van republikeinen: de gewone, wier republiek ongeveer gelijk staat met een constitutioneele monarchie, waarin de vorstelijke waardigheid wordt uitgeoefend door een president, hetzij door de volksvertegenwoordiging, hetzij direct door het volk verkozen; men noemt haar ter verduidelijking de centrale republiek. De andere republikeinen noemen zich federalisten, d.i. zij verklaren zich voor de uiterste decentralisatie, willen aan de verschillende provincien een zeer uitgebreide zelfstandigheid toekennen en aan het centrale bestuur zoo weinig invloed mogelijk op de leiding der zaken geven. De laatste soort van republiek is nieuw, zij is de reactie van de vroegere republieken, die zooals de Fransche b.v. zich kenmerkten door een absolutisme nog grooter dan een despoot ooit had uitgeoefend. In den lageren vorm grenzen deze republikeinen aan de sociaal-democraten, de Communisten, de Rooden, of hoe men hen ook noemen wil; in den meer edelen vorm vindt men onder deze republikeinen dwepers als Castelar, die droomen van een algemeene republiek van alle staten van Europa, die natuurlijk op grond van homogeniteit in trouw en innig verband met elkander leven, en met de dure koningen ook de nog duurdere staande legers en de oorlogen hebben afgeschaft.
Nu heeft de ondervinding in Spanje al spoedig geleerd, dat men er meer federale dan centrale republikeinen heeft; de eerste doen zich althans het meest gelden; in de eerste republikeinsche stad des rijks, in Barcelona heeft zich een comité gevormd, dat zich feitelijk alle macht aanmatigt en stilzwijgend Catalonie tot een afzonderlijken staat heeft geproclameerd, die slechts zoolang aan het centrale bestuur gehoorzaamt, als dat dienstig wordt geacht door de heeren federalisten. Elders zag men dezelfde opvatting van de republiek; men meende dat men nu geheel zelfstandig kon handelen en zich om wet noch regeering meer behoefde te bekommeren; op sommige plaatsen oordeelde men dat het tijd was om over te gaan tot de gemeenschappelijke verdeeling van alle eigendommen om zoo de eigenlijke ware republiek in te voeren. Indien feitelijk al niet in een groot gedeelte des lands volslagen anarchie bestaat, ziet men er toch reeds alle voorteekenen van. De bezittende klasse sluit zich instinctmatig aaneen om den persoonlijken eigen- | |
| |
dom te handhaven; de laagste volksklasse, vooral in de steden talrijk, droomt van de gouden eeuw, waartoe de republiek opvoert, waarin alle menschen gelijk zijn.
Het was voor de Regeering van het meeste belang om streng de hand aan de wet te houden en geen uitspattingen te dulden; alleen door een krachtige regeering, die genoegzaam vertrouwen inboezemt, dat de maatschappelijke orde zal worden gehandhaafd, kon de republiek het vertrouwen winnen ook der andere partijen en bij het aantal pretendenten wellicht evenals in Frankrijk de republiek leeren beschouwen als den regeeringsvorm, die nog het minst verdeelt. En zie hier juist het punt, waarover de Ministers het bestendig oneens zijn; het eene gedeelte met de Castelar aan het hoofd, wil een rechtvaardige maar strenge politiek volgen als het eenige middel om de republiek een lang leven te verschaffen; het andere deel dat in den president-minister Figueras zijn steun vindt, vreest voor het uitlokken van botsingen en volgt een toegevende politiek; hier vleit men zich, dat de repuliek geborgen is, wanneer zij het maar kan uithouden, totdat de constitueerende Cortes bijeen zijn, maar zij vóor dien tijd geen stootje kan verdragen. Werpt men dus den blik èn op den toestand des lands èn op het gehalte van de Regeering, dan acht men het niet zoo onmogelijk, dat de republiek reeds verdwenen is, zich heeft opgelost in regeeringloosheid, nog voor de verkiezingen der constituante hebben plaats gehad. En wanneer de republiek het zoolang houdt, wanneer zij zich weder vermant en de orde handhaaft, hoe zullen die verkiezingen plaats hebben, hoe zullen zij uitvallen? Reeds in gewone tijden hebben die verkiezingen uit het oogpunt der vrijheid niets te beteekenen, hetzij omdat die vrijheid niet bestaat, hetzij omdat het volk geen begrip van vrijheid heeft; en bij den hoogen toon en de groote macht van de federale republikeinen bestaat het gevaar, dat al de andere partijen zich òf vrijwillig van de stemming zullen onthouden, òf verhinderd zullen worden aan de stemming deel te nemen; men heeft onder alle regeeringen in Spanje zoo weinig eerbied getoond voor
het algemeen stemrecht, het is er zulk een komedie, dat wij waarlijk de republikeinen niet hard mogen vallen, indien wij hetzelfde zien gebeuren, wat onder conservatieve en liberale regeeringen zeer gewoon was. En stelt u een Spanje voor als republiek met een volksvertegenwoordiging, waarin de woeste ridders van de Roode Internationale de meerderheid vormen!
Men heeft zich evenals in Frankrijk een oogenblik gevleid met de oprichting van een conservatieve republiek, maar in Spanje is voor zulk een republiek zoo weinig plaats, dat de republikeinen het geen dagen zelfs met de linkerzijde konden uithouden, laat staan dan dat de nieuwe republiek steun zou zoeken bij het centrum, dat trouwens in Spanje niet bestaat, omdat er geen gezonde partijvorming is, omdat de verschillende fracties slechts hun eigenbelang beoogen en de regeering ondersteunen, zoolang die hen tijdelijk het meest bevoordeelt.
| |
| |
Spanje een republiek! Ja, indien republiek een tooverwoord was, waarmee men een ledige schatkist kon vullen, indien men met schoone phrasen republikeinen kon oproepen!
Spanje een republiek! men denkt dan onwillekeurig aan de Spaansche kolonien in Zuid-Amerika; dat zijn ook republieken geworden; maar boven welke, vooral wat vrijheid betreft, de oude Europeesche monarchieën verre te verkiezen zijn; als de eene militaire dictator aftreedt, staat de andere gereed zich in zijn plaats te dringen.
Maar het zal de federale republiek zijn, een nieuwe proefneming; aan de verschillende provincien zal zooveel ruimte mogelijk worden gelaten om door een vrijen band de verschillende leden te vereenigen! Alsof het federalisme ook geen phrase was, die bij een volk als de Spanjaarden in toepassing gebracht, den Staat in even zooveel deelen dreigt te scheuren als er volksstammen zijn, Andalusiers, Basken, oud- en nieuw Castiljanen, enz.
En die Spaansche republiek laat bij haar geboorte door een hoogleeraar-Minister aan de andere Mogendheden verklaren, dat men niet beducht behoeft te zijn, want Spanje zal zich alleen met zijn eigen zaken bemoeien! Dat mag ook wel. Naiever staatsman dan die Castelar werd er nooit geboren.
En in weerwil van al de verwarring en de onzekerheid bleef de aanhang van de Carlisten zich beperken tot eenige streken in het Noorden en Oosten, een bewijs dat de meerderheid der Spanjaarden althans van de Zwarte Internationale genoeg heeft beleefd. De republiek kan het moeielijk erger maken, - maar haar vormen zijn ruwer en haar daden vallen meer in het oog, omdat zij geen ‘fatsoenlijk’ kleed zijn aangetrokken.
noorman.
20 April '73.
|
|