toch nog wat meer en wat beters, dan alleen eene min of meer volledige opgave van steden en dorpen, door de menschen gesticht, van rivieren en kanalen, die het verkeer bevorderen, van bergketenen en zeeën, die aan koninkrijken en keizerrijken hunne ‘natuurlijke’ grenzen bezorgen. Dat wordt dan ook thans bijna algemeen erkend, en als een bewijs daarvoor zou men onder meer kunnen aanvoeren, dat het boven aangekondigde werkje van Dr. Krecke thans eenen zesden druk heeft beleefd.
Doch die zesde druk bewijst meer: hij toont aan, dat de schrijver den juisten toon heeft weten aan te slaan, en met scherpen blik uit het rijke materiaal heeft weten te kiezen, wat noodig, wat nuttig en wat overbodig kon heeten.
Dat gunstige oordeel door het publiek en door het onderwijzend personeel over de ‘Beginselen der algemeene natuurkundige aardrijkskunde’ van Dr. Krecke geveld, onderschrijf ik ten volle.
Het was waarlijk geene gemakkelijke taak, om in een zoo gering aantal bladzijden (110), wezenlijk degelijke mededeelingen te doen aangaande een zoo uitgebreid veld van onderzoek als de physische geographie ons oplevert. Van die taak heeft Dr. Krecke zich echter op eene wijze gekweten, die boven mijn lof verheven is. Moge het werkje, dat thans door eenige houtsneden opgeluisterd, voor de zesde maal het licht ziet, zich nog menigen lezer en dus nog menigen vriend verwerven, en is er weldra een zevende druk noodig, moge dan de corrector wat scherper toezien, opdat het aantal drukfouten eene groote vermindering onderga; 't is waarlijk jammer, dat het boekje in dit opzicht niet aan billijke eischen voldoet.
Arnhem, October 1872.
H. van de Stadt.