De Tijdspiegel. Jaargang 30
(1873)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 42]
| |||||||||
Natuurkunde.Een maatschappelijk vraagstuk.
| |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
te behartigen, en niet voor het meerendeel als een onmondige staan tegenover de geneeskundigen, of als een stroopop door velen hunner belangzuchtig worden geleid. Wij erkennen dat er bezwaren verbonden zijn aan het populariseren, in het bijzonder van geneeskundige kennis, dat aldus pedantisme en betweterij bij de leeken kan worden aangekweekt, alsmede dat sommige belangen daardoor kunnen worden bedreigd. Doch dit mag niet doen aarzelen om het licht van kennis, ook in deze rigting, zoo algemeen mogelijk te verbreiden. Voor alle rangen der maatschappij, is dat zeker niet minder noodig, wat de geneeskunde betreft, dan wat andere praktische morele wetenschappen aangaan. Zoo men de ziekelijke toestanden, die de sociale vormen, ook in deze rigting kenmerken, tot genezing wil brengen, moet men het geneesmiddel niet vreezen; dit schijnt ons ook hier: volksopvoeding door verspreiding van kennis. Onder de vragen op geneeskundig gebied, die eene populaire bespreking behoeven, behoort ook die betrekkelijk de waarde der geneesmiddelen uit de apotheek voor de ziektebehandeling. Zij wordt zoo dikwerf en zoo verschillend door leeken en niet-leeken besproken, dat zij teregt een maatschappelijk vraagstuk mag heeten. Wij willen er daarom eenige zaakkundige opmerkingen over ten beste geven, ten bate, naar wij hopen, van het niet-geneeskundig publiek. Ziektebehandeling door geneesmiddelen uit de apotheek wordt met den gebruikelijken naam van artsenijgenezing kortelijk uitgedrukt. Wat de artsenijgenezing betreft, onderscheidt men de conventionele, d.i. de gewoonlijk gebezigde methode van ziektebehandeling door geneesmiddelen uit de apotheek, van de niet-conventionele, d.i. niet algemeen erkende of gebruikelijke methode, d.i. door geneesmiddelen, wier bereiding en wijze van gebruik verschillen van die der conventionele of officiele apotheek. Tot deze laatste behoort namelijk de Idiopathische artsenijgenezing of Homöopathie, aldus geheeten ter onderscheiding der conventionele, welke met den kunstterm van Allopathische wordt bestempeld. Op deze woorden komen wij later terug. Slaan wij eerst een' blik op de ontwikkelingsgeschiedenis der geneeskundige praktijk.
Met grond kan worden gezegd, dat de genees- en ziekteleer van aristocratische afkomst zijn, zij danken namelijk haar ontstaan aan den priesterstand, vóór vele eeuwen de hoogste aristocratie, en gelijk nog heden, de meest invloedrijke kaste der maatschappij. Van hare kindsheid af tot op haar tegenwoordigen leeftijd, hebben velerlei invloeden op hare ontwikkeling ingewerkt en die nu eens gestoord, dan weder bevorderd. Ook nu nog zijn zij niet tot die vastheid, rust en vrede gekomen, welke alleen het volkomen bezit, de volledige erkenning en de vrije beheersching der waarheid kunnen geven. Trapsgewijze hebben zij zich ontwikkeld tot hare tegenwoordige hoogte. De geschiedenis der menschheid leert, dat in de kindsheid der be- | |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
schaving, alle natuurverschijnselen en iedere afwijking van den gewonen loop der dingen door het volk werden toegeschreven aan een willekeurig ingrijpen der godheid in hare wereldschepping. Al naarmate deze afwijkingen een voor de individuen weldadige of verderfelijke strekking hadden, noemde men dan die gebeurtenissen òf belooningen óf straffen der godheid, waarvoor dank- of verzoeningsoffers noodig waren. Ziekte en ligchaamslijden in 't bijzonder meende men te moeten aanmerken als goddelijke straffen, ja, gelijk de in toorn ontvlamde Jupiter zijn' bliksem neerslingerde op aarde, zoo schoot ook een wrekende Apollo zijne pijlen op de menschenkinderen, en trof hen met ziekte en dood. Elke mislukking of vernieling van oogst, alle ziekten, - ook die, welke door weêrsinvloed en andere van den mensch zelven geheel onafhankelijke omstandigheden werden teweeg gebragt, - hadden aldus bij het volk de beteekenis van een goddelijk strafgericht. Er waren daarom middelaars noodig tusschen den bezochten en schuldigen mensch en de vertoornde godheid, en deze zijn van oudsher de priesters geweest. Priesters waren daarom de eerste beoefenaars of dragers der kennis, betrekkelijk ziekte en geneesleer, en in de vroegste tijden was daarom de geneeskunde naauw verbonden met de godsdienstGa naar voetnoot(*). Deze priesterlijke medicijnmeesters wisten door hunne ceremoniën en het geven van gezondheids- en genezingsvoorschriften zich grooten invloed te verwerven bij de menigte. Bij het heerschen der volksziekten vooral, toonden zij hunne kennis door het nemen van gepaste maatregelen. Een merkwaardig voorbeeld daarvan werd door een priester nog in onze eeuw gegeven. Toen namelijk voor het eerst de cholera uitbrak in het jodenkwartier te Konstantinopel, deed zekere Rabbi bekend maken, dat Jehova hem in den droom bevolen had alle Israëlieten buiten de stad te leiden, in een open veld te verzamelen en onder tenten te huisvesten. Deze verstandige maatregel, die den nadeeligen invloed van overbevolking en voortloopende ziektebesmetting voorkwam, stuitte spoedig de epidemie onder deze Joden. De priesters stonden dan ook in de oudheid in kennis en ontwikkeling, ook wat de geneeskunde betreft, verre boven het volk. Het was vooral bij de Egyptenaren dat de genezing van ziekten en kwalen een belangrijk deel vormde van het priesterlijk ambt. Naauwkeurig werden door hen de verschijnselen en het verloop der ziekte opgeteekend, alsmede de uitkomsten der toegediende geneeskrachtige stoffen, kruiden en zalven, die zij, evenals bezweringen, heilige dansen en offeranden, tot de herstelling bezigden. Mozes was een der uitstekendste kweekelingen dier Egyptische priesters, en openbaart reeds eene mate van geneeskundige kennis in de vroege oudheid, welke verbaast. De kennis toch, die hij blijkt te | |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
hebben bezeten van de melaatschheid, alsmede zijne voorschriften betrekkelijk reinheid, spijs en drank, geslachtelijk verkeer enz. getuigen van een helder geneeskundig inzigt. Het is Mozes geweest, die een bijzonderen priesterstand in het leven riep, aan wien de bediening des rechts en der geneeskunde, uitsluitend was toevertrouwd: de Leviten. Allengs waren, met de toegenomen digtheid der bevolking en de daardoor allengs ontwikkelde begrippen van eigendom en recht, de voorwaarden ontstaan voor twist en strijd; deze, alsmede de meer algemeen geworden uitoefening van het jagtbedrijf, gaven aanleiding tot werktuigelijke en uitwendige beleedigingen, verwondingen, enz. Hierdoor verkreeg nu de geneeskunde ook de heelkundige rigting, die, als zelfstandige wetenschap al spoedig zich scheidde van de inwendige geneesleer. Legerhoofden en helden waren de eerste beoefenaars der heelkunde. Homerus roemt als voortreffelijk heelmeester den held Achilles en zijn vriend Patroclus; als echter eene volksziekte onder het leger uitbrak moest de priester Kalchas van zijn raad dienen. De gedachtenis aan deze helden der mytische periode leefde voort onder het volk, men wijdde tempels aan hunne nagedachtenis, en de daar dienstdoende priesters waren langen tijd uitsluitend de geneeskundigen. Deze tempels waren meestal gelegen verre van het gewoel der steden, in een gezonde streek, aan het strand der zee of in de nabijheid eener zuivere bron en omgeven door vriendelijk geboomte. Hier trok de zieke ter bedevaart heen. Niemand mogt den tempel binnengaan alvorens te zijn gereinigd door het bad; allen moesten vooraf hebben gevast en zich onthouden van opwekkende dranken. Daarna werd het binnentreden toegelaten. De priester geleidde nu de zieken of deed ze ronddragen door het in geheimzinnig donker gehulde tempelgebouw. Hij verhaalde van de wonderkracht der godheid, zong hymnen, deed vreemde teekenen en trachtte door dit alles vertrouwen op te wekken bij de lijders op hunne genezing. Daarna mogten zij het allerheiligste des tempels binnengaan, verrigtten de offerdienst en werden dan in den voorhof ter ruste nedergelegd. Er ontstond een, door droomen gekenmerkte diepe slaap, welke droomen door den priester werden verklaard, die dan tevens de voorschriften gaf, welke zij voor hunne genezing moesten volgen. De in dezen tempel verzamelde en deels bewaard gebleven aanteekeningen, betrekkelijk de verschijnselen en het verloop van ziekten, alsmede aangaande de uitkomsten der toegediende geneesmiddelen, vormden de eerste grondslagen voor het gebouw der practische geneesleer, die dus als eerste grond op waarneming en ondervinding berust. Die van Hippocrates, uit den tempel op het eiland Cos, zijn door overlevering het zuiverst bewaard gebleven en tot het beschaafd Europa overgekomen. Zij vormden lang de eerste en voornaamste bestanddeelen der genees- en ziekteleer, die dan ook de Hippocratische werd geheeten, en bleven steeds een gewigtigen invloed uitoefenen. | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
De feiten der waarneming en ondervinding aldus verkregen gaven later de geboorte aan verschillende stelsels. Toen namelijk Alexandrië het centraalpunt was geworden der Grieksche beschaving en de ontwikkeling der wetenschap door de Ptolomeussen bijzonder werd begunstigd, deelde daarin ook de geneeskunde in ruime mate. De wijsbegeerte bemagtigde de feiten der oudere geneeskundige ervaring, in het bijzonder evenwel die der inwendige geneeskunde of de zoogenaamde inwendige ziekteleer. De uitwendige of heelkundige werd in waarde en beteekenis achtergesteld, en, terwijl de eerste tot de hoogte der wijsbegeerte werd opgeheven, verlaagde men de laatste tot een handwerk. Die ongegronde achterstelling der heelkunde en heelkundigen, of chirurgijns, bij de eigenlijke geneesheeren of doctors heeft lang bestaan en bestaat ook nog heden, bij een groot deel des publieks. Toch heeft de heelkunde, op het tegenwoordig standpunt harer ontwikkeling, het meeste recht op den naam van praktische wetenschap. Door Galenus en Celsus, twee geneesheeren, die ongeveer 100 en 150 jaren n. Chr. leefden, werd in geschrifte alles stelselmatig vorzameld, wat tot op hunnen leeftijd aan geneeskundige theorie en ervaring was bijeengebragt. Dat de geneeskunde reeds toen eene belangrijke hoogte had bereikt, kan blijken uit de te Herculanum en Pompeji gevonden heelkundige werktuigen. De genoemde geschriften legden den grond voor al die vormen van praktische geneeskunde, welke de conventionele ziekte- en geneesleer ook nu nog kenmerken, de zoogenaamde school van Celsus en Galenus. Door verschillende wereld-catastrophen, volksverhuizingen en oorlogen, de zegepralen der barbaren, der Gothen en Vandalen, zwierven wetenschap en kennis lang als ballingen rond, en zochten overal eene schuilplaats. De beoefening der geneeskundige wetenschap verplaatste zich nu hoofdzakelijk naar Arabië. Zij verkreeg hier een geheel ander karakter, - de Arabische school. Uit deze school kwamen de lijfartsen voort dier Oostersche vorsten, van wie in het tijdperk der middeleeuwen wordt gewaagd. De geneeskunde werd hier weder met den mysterieusen mantel omhangen. Tooverspreuken en sterrewigchelarij werden bestanddeelen en hulpmiddelen der geneesleer, bij de ziek tebehandeling raadpleegde men den stand der sterren, enz. Ook was men allengs meer en meer doorgedrongen tot de kennis van de krachten der verschillende stoffen uit de natuur, de scheikundige eigenschappen der geneesmiddelen. Het zoeken naar een universeel geneesmiddel, het levenselixir, hield velen bezig, even als de kunst om goud te maken, en het waren deze onderzoekers, die een krachtigen stoot gaven aan de ontwikkeling der scheikundige en apothekerswetenschap. Men noemt deze periode het Kabbalistische en Alchimistische tijdperk der geneeskunde. Hier ligt ook de belangrijkste bron der geneesmiddelen uit de apotheek. Ja, vele geneesmiddelen, die nog heden in de apotheken zijn te vinden, en ook door | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
velen bij de ziektebehandeling nog heden worden gebezigd, hebben hun ontstaan te danken aan deze alchimisten of goudmakers. In de 6de en 7de eeuw onzer jaartelling waren het weder priesters, die als geneeskundigen optraden. Zij maakten in het bijzonder de ziekenverpleging tot een der grootste godsdienstpligten. De in deze aan zijn' pligt getrouw verbonden priester mogt zelfs de afzigtelijkste en gevaarlijkste lijders niet verlaten. Ook edellieden en vorsten verrigtten, tot verzoening hunner zonden, de nederigste diensten bij arme en behoeftige lieden, ook bij zoodanige, die aan de afzigtelijkste kwalen lijdende waren. In dezen tijd valt de eerste oprigting van openbare ziekenhuizen, der vereenigingen tot ziekenverpleging van de broeders en zusters van liefde. In de kloosterscholen, door Karel den Grooten gesticht, werd nu ook de geneeskunde onderwezen en werden velen tot geneeskundigen gevormd. Vooral waren het de Benedictijnen, in het klooster te Salerno in beneden-Italië, die aldra door de vele lijders, welke hun ten gevolge der kruistogten toestroomden, rassche voortgangen maakten in geneeskundige ervaring en kennis. De leerlingen dezer Salernitaansche school verbreidden zich over westelijk Europa en waren allen wèl onderwezen geneeskundigen. De uitoefening der geneeskundige praktijk werd nu allengs van wege den staat geregeld, en reeds in de 13de eeuw onzer jaartelling kon de Duitsche keizer Frederik II eene verordening vaststellen en handhaven, betrekkelijk onderwijs en staatsonderzoek voor hen, die de geneeskunde als bedrijf en ambt wilden uitoefenen. Van dit oogenblik af dagteekent de geneeskundige stand in het burgerlijk leven.
De eerste geneeskundige scholen waren die van Salerno, van Montpellier en Parijs. Intusschen bleef lang, even als voor de priesters, ook nog voor de geneesheeren het celibaat verpligtend; eerst in de 14de eeuw werden zij geheel vrij verklaard van deze en dergelijke kerkelijke verordeningen. Duitschland verkreeg zijne geneeskundige scholen en stand van geneesheeren later dan Italië en Frankrijk, ja, tot aan het einde der 12de eeuw vond men in de grootste Duitsche steden te naauwernood nog ander geneeskundig personeel dan geestelijken, badmeesters en baardscheerders. Niet onbelangrijk is het betrekkelijk die badmeesters en geneeskundige barbiers een en ander te herinneren. De oorsprong van het badmeestersgilde is in hoofdzaak deze geweest: door de kruistogten was eene besmettelijke ziekte, de melaatschheid, over Europa gebragt, die door de algemeen heerschende ongebondenheid en onreinheid eene schrikwekkende uitbreiding verkreeg. Deze ziekte vorderde, overeenkomstig de Schrift, vooral reinhouding door baden. De Kerk maakte, op grond hiervan, het baden tot een verpligtend voorschrift. In vele | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
kloosters werden openbare badinrigtingen gemaakt, waar behoeftigen zich kosteloos konden baden. Hiermede werd nu spoedig het aderlaten verbonden, alsmede het koppen zetten. Toen nu iets later uit Frankrijk de gewoonte overkwam om den baard te laten scheren, werden de baardscheerders spoedig concurrenten van de badmeesters, en begonnen deze zich tevens af te geven met de behandeling van uitwendige gebrekenGa naar voetnoot(*). Intusschen kwam de zedelijke reputatie dezer lieden allengs in verdenking, zoo zelfs, dat geen werkbaas een leerling in zijne dienst wilde nemen, die niet kon bewijzen, dat hij een zoon was van eerlijke, en volgens de Kerk wettig gehuwde lieden, die op geenerlei wijze verwant waren aan badmeesters en baardscheerders. En hoezeer ook keizer Wenzel, in het begin der 15de eeuw, bij decreet de badmeesters en barbiers voor eerlijke lieden verklaarde, bleek in dezen het eenmaal gevestigd oordeel onuitroeibaar; zoodat eerst tijdens de regering van Leopold I, het gilde der badmeesters en barbiers met andere gelijk kon worden gesteld. Zeer lang bleef het echter in Duitschland een gemeen handwerk zich met de heelkunde, het baden of baardscheren af te gevenGa naar voetnoot(†). Vele vagabonderende charlatans doorreisden ook het land, om heelkundige kunstbewerkingen, als breuk- en steensnijdingen te verrigten, deze kondigden in den regel hunne kunstvaardigheid bij het publiek aan op hoeken en pleinen door een hansworst, gelijk nog heden de rondreizende kiezentrekkers op de markt gewoon zijn een lang snoer van menschentanden aan hun wagen vast te maken, en door trompetgeschal de aandacht des publieks te wekken. Deze verachting der heelkunde en van hare vertegenwoordigers, door de genoemde charlatans en de barbiers teweeg gebragt, werd onderhouden door de aristocratische hooghartigheid van de vertegenwoordigers der inwendige geneeskunde. Zij ging zelfs zoo ver, dat niemand kon worden erkend als lid der Parijsche geneeskundige faculteit, of hij moest vooraf belooven zich nimmer met de heelkunde te zullen inlaten. En toch is Frankrijk de kweekschool geworden der beste heelkundigen en van de heelkundige wetenschap, waarop wij heden roemen. Ook nu nog worden door vele leeken de chirurgijns geringer geschat, dan de eigentlijke dokters, en worden zij wel eens de knechts der geneesheeren geacht en geheeten! Wel een bewijs welk een taai paddenleven eenmaal gevestigde vooroordeelen hebben. Dat Duitschland tot aan het einde der 15de eeuw achterlijk bleef, wat de ontwikkeling betreft der geneeskundige wetenschap, moet hoofdzakelijk worden toegeschreven aan den dertig-jarigen oorlog, waarmede | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
het te kampen had. Die achterlijkheid bleef zoo lang en was zoo groot, dat, terwijl reeds in het begin der 17 eeuw William Harvey in Engeland de mechaniek van den bloedsomloop had ontdekt, tot aan het einde dier eeuw het in Duitschland was verboden om menschenlijken te ontleden.
De hoofdzetels van het geneeskundig onderwijs in de 17de en 18de eeuw waren Engeland en Holland. Uit Holland verkreeg Duitschland zijne beste leermeesters. De beroemd geworden Weener geneeskundige school heeft hare ontwikkeling te danken aan den Hollandschen geneesheer Van Swieten, door Maria Theresia indertijd als hoogleeraar naar Weenen beroepen. Met de meer en meer toenemende kennis der ontleedkunde, d.i. van de zamenstelling van het menschelijk ligchaam, alsmede van de natuurkunde van den mensch, d.i. van de verrigtingen der werktuigen, waarvan de mensch zich tot zijn leven en werken bedient, onder den invloed tevens der trapsgewijze ontwikkeling van de alchemie, of goudmakerij, tot scheikundige en artsenij-bereidkundige wetenschap, werden de feiten der geneeskundige kennis, gelijk die in den loop der eeuwen zich hadden opgehoopt, gezuiverd, en tot een steeds bruikbaarder geheel vereenigd. Zij ontwikkelde zich verder langs den weg der zoogenaamde natuurkundige methode, en maakte alzoo snelle vorderingen. Aldus gelukte het de genees- en ziekteleer door te dringen tot vele stoffelijke ziektetoestanden tijdens het leven, en door ontleedkundig onderzoek na den dood, voor vele ziekten de betrekking aan te toonen der voorafgegane ziekteverschijnsels tot velerlei veranderingen der stoffelijke organen. De ontdekking van het microscoop vooral en zijne latere volmaking is daarbij een hulpmiddel geweest van onschatbare waarde. Ook de eigenlijke geneesleer onderging nu trapsgewijs eene algeheele wijziging. Terwijl namelijk vroeger de geneesmiddelen door ieder geneesheer werden bereid en toegediend, werd allengs de artsenijbereiding een afzonderlijk gebied van wetenschap en aan afzonderlijke handen toevertrouwd, terwijl de geneesmiddelen zelven allengs werden verzameld en bijeengebragt in openbare verzamelplaatsen, die men apotheken heet, die aan contrôle van wege den Staat werden onderworpen. Aldus verkreeg de geneeskunde in hare praktische toepassing die vormen, welke haar tegenwoordig kenmerken, en ook de wetenschap dien trap van ontwikkeling en bloei, waarop zij thans roem mag dragen en die haar het regt geeft zich in de rij te scharen der natuurwetenschappen. Intusschen is haar, als praktische wetenschap, nog veel van vroegere dagen blijven aankleven, als erfzonden der vaderen, en bestaan ook nu nog sommige toestanden, die een minder gunstig oordeel bij velen over de praktische geneeskunde hebben doen ontstaan en wettigen. | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
Dit geldt in het bijzonder van de ziektebehandeling door geneesmiddelen uit de apotheek. De ziektebehandeling beschikt, wat hare hulpmiddelen tot genezing aangaat, over het volgende:
De waarde der laatsten in het bijzonder is voor velen een twijfelachtig vraagstuk geworden, dat wij na deze vlugtige schets nu in het bijzonder zullen beschouwen. | |||||||||
II.
| |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
De natuur is de ware medicijnmeesteres. Zij geeft de beste en onkostbaarste geneesmiddelen, licht, lucht, water en voedingsstoffen. Weg met de artsenij-genezing! leve de natuurgeneesleer! de watergeneeskunde, op de schouders dezer protesterende leekenschaar gedragen, werd aldus tot koninginne op het gebied der genezingsleer uitgeroepen. Zij benoemde een hebzuchtigen, lompen boer, maar sluwen diplomaat, Priesnitz geheeten, tot haar eersten minister, en deed overal tempels verrijzen ter harer eer. Maar.... hoe ook gevierd en geëerd, en steeds aan invloed en gezag winnende, heeft toch de watergenezing de artsenijgenezing niet kunnen overwinnen. Hare vertegenwoordigers houden haar nog steeds in eere, en nog altijd geldt haar invloed bij de menigte.
Evenwel, niet slechts sommige leeken, ook vele geneeskundigen oordeelen min gunstig over de geneesmiddelen uit de apotheek en hunne waarde bij de ziektebehandeling. Het zijn de dusgenaamde modernen op het gebied der geneeskundige wetenschap. Wat zeggen dezen dan? De geneesmiddelen uit de apotheek, dus spreken zij, storen in de meerderheid der gevallen het natuurproces, d.i. de natuurgenezing, en vele ziekten zijn ten deele artsenijziekten. Elke ziekte is een zamengesteld geheel van stoffelijke stoornissen, die meerendeels uit en door zich zelven, overeenkomstig vaste wetten, tot genezing of niet-genezing overgaan. In de meerderheid der ziektegevallen zijn geneesmiddelen uit de apotheek òf volkomen overbodig, òf schadelijk. De overlevering in betrekking tot de geneeskracht der artsenijstoffen heeft geene waarde, daar men eerst heden tot de ware methode van ziektewaarneming en de ware kennis der ziekten is gekomen. De taak der ziektebehandeling strekt hoofdzakelijk daarheen, dat de dokter door het licht van zijne wetenschap het wezen der ziekteverschijnselen, het meerdere of mindere gevaar dat zij dreigen, verheldert, en alle schadelijke invloeden afweert, die ongunstig op het natuurlijk verloop der ziekte zouden kunnen werken. Het voorkomen van ziekten, door den invloed meer en meer te beperken van algemeene en bijzondere oorzaken, en ziekte allengs alzoo onmogelijk te maken, moet het hoogste streven zijn der praktische geneeskunde. Leve gezondheidsleer en staatsgeneeskunde! Dezen nu, die men ook de nieuwlichters zou kunnen noemen op het gebied der geneeskunde, ‘schütten das Kind mit dem Bade aus’, gelijk men wel eens zegt. Doch hoezeer theoretisch de waarde de artsenijgenezing bijna geheel ontkennende, handelen zij toch feitelijk aan het ziekbed daarmede in strijd.
Tegenover deze partijen staat de oudere of conservative, ook wel conventionele geheeten. Zij telt vele aanhangers onder leeken, zoowel als geneeskundigen. Dezen bleven in het geloof der vaderen, en overschatten de waarde en beteekenis der ziektebehandeling door artsenij- | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
stoffen. Geneesheeren, die deze rigting bleven toegedaan, meenen in hunne ambtelijke pligten te kort te zullen komen, indien zij niet bij elke ziekte, bedenkelijk of niet bedenkelijk, krachtig met medicijnen te velde trekken. Pillen, poeders, dranken, pleisters, smeersels zijn de hulpmiddelen hunner geneestaktiek. Bij slepende ziekten vooral, loopen zij de gansche apotheek door met hunne voorschriften, en vinden hunnen troost, bij de niet-herstelling of den doodelijken afloop der ziekte, in de zekerheid des geloofs niets onbeproefd te hebben gelaten van alles, wat de apotheek in hare schatkamers aan geneeskracht bevat. De leeken van deze soort wezen ons dikwerf met ernst op die lange reeks van pillen- en poederdoozen, medicijnfleschjes, enz., die hun niet alleen tot getuigenis waren van den ijver en de kunde hunner geneesheeren, maar ook van het interessante hunner nog altijd bestaande ziekte. De geneesheeren van deze rigting staan in hooge eere bij den apotheker en meestal ook in gunst bij de meerderheid des publieks.
Er is nog eene derde partij, wat het geloof aan de waarde der geneesmiddelen uit de apotheek betreft. Wij noemen haar de radicale. Zij wordt gevormd door vroeger conventionelen, maar allengs tot haar overgegaan, of uit geneeskundigen, die van den aanvang af haar vaandel volgden. Deze partij is, hoezeer overtuigd van de waarde der artsenijgenezing, doordrongen van de vele misbruiken en gebreken der conventionele school. Zij wilde de geneeskunde, wat de beginselen der ziektebehandeling betreft, op nieuwe grondslagen vestigen, en aldus de veelheid der meeningen en beginselen in deze rigting, door één beginsel vervangen, door allen erkend, begrepen en gevolgd. Deze partij vormde eene afzonderlijke school met hare formulieren van éénigheid, die hare volgelingen heeft in alle beschaafde landen van Europa. Zij is bekend onder den naam van de Idiopathische of Homöopathische.
Na de partijen en hunne meeningen te hebben geschetst, vragen wij, wat is waarheid, wat is dwaling in die meeningen, betrekkelijk de waarde der artsenijstoffen en artsenijgenezing? Welke zijn het recht, de grond en de waarde der homöopathische geneesleer? Ieder eerlijk en onbevooroordeeld zaakkundige zal getuigen, dat eene beginsellooze, of door onjuiste beginselen geleide, of op gebrekkige waarneming of onvolledig onderzoek berustende, ziektebehandeling door geneesmiddelen, of waardoor ook, geen nut kan hebben; dat door de instinctive geneeskracht der natuur vele zieken kunnen genezen zonder geneesmiddelen uit de apotheek, ja zelfs trots hun ongepaste en onkundige toepassing; dat vele artsenijstoffen schadelijke vergiften kunnen zijn, of soms behooren tot die scherpe stoffen, waardoor, indien zij door eene onkundige en onervaren hand worden toegediend, schade kan worden berokkend; dat sommige leeken misschien niet geheel ten onregte over | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
de artsenijgenezing zich beklagen; eindelijk, dat de theoretische kennis van de wijze van werking der geneesmiddelen nog weinig ontwikkeld is, en de toepassing der artsenijstoffen bij de ziektebehandeling hierdoor hoofdzakelijk berust op wat men ondervinding heet. Ook zal ieder eerlijk en onbevooroordeeld deskundige verklaren, dat vele geneesmiddelen uit de apotheek overbodig zijn, en gelijk sommige geneesbeginselen behooren tot een voorbijgegaan tijdperk, of nog het gevolg zijn van vele, als dwaling erkende theoriën, en dat ook hierdoor de ziektebehandeling soms eene droevige karikatuur kan worden der geneeskundige wetenschap. Wie zoude verder met grond kunnen betwisten, dat vele zieken geen dokter of apotheker behoeven; dat rust, leefregel en goede verpleging bij vele ziekten de beste hulpmiddelen tot genezing, en hiertoe vaak alleen voldoende zijn; eindelijk dat ook door waterkuur sommige kwalen kunnen herstellen of verbeteren. Velen der geopperde bedenkingen tegen de waarde der ziektebehandeling door geneesmiddelen uit de apotheek kunnen alzoo niet worden weersproken. Maar is daarmede hare onwaarde beslist? Neen, slechts dit, dat de waarde der artsenijgenezing, even als die van vele andere dingen, eene voorwaardelijke en betrekkelijke is. Evenmin wordt hierdoor de dwaling ondersteund van hen, die meenen, dat men aan de natuurgeneesleer, b.v. de waterkuur uitsluitend vertrouwen moet schenken. Door eene onkundige, onverstandige of ongepaste toepassing der natuurgeneesleer kan immers evenveel schade worden aangerigt, als door het misbruik van artsenijstoffen. En onkundige, onhandige en onervaren lieden heeft men onder de vertegenwoordigers van alle takken van wetenschap. Te dringerder is daarom de eisch der volksontwikkeling, opdat de menigte leere kennen en onderscheiden in al datgeen, wat hare belangen raakt, en verder niet steeds worde geleid door gezag en conventie alleen, gelijk op het gebied der geneeskunde in het bijzonder, bij het grootste deel des publieks gebruikelijk is. Het leere door eigen oogen te zien, zelfstandig te denken, te oordeelen en te beslissen, in al datgeen wat binnen den kring zijner bevatting ligt. Die miskenning of algeheele ontkenning van de waarde der geneesmiddelen bij de ziektebehandeling, waarvan wij spraken, zoowel bij sommige geneeskundigen als leeken, achten wij ongegrond, eenzijdig en overdreven, ja, in hare gevolgen schadelijker nog voor de maatschappij dan hare te hooge waardeering kan zijn. Bij de eersten wordt zij vaak oorzaak van onverschilligheid en zorgeloosheid in de praktijk, of ook dat de lijders door een ongepast nietdoen hunner geneesheeren schade lijden; bij de laatsten leidt het vaak tot verzuim bij ernstige, levensgevaarlijke toestanden, die dringend artsenijstoffen vorderen, of tot het raadplegen van clairvoyanten en het vertrouwen op zoogenaamde geheime geneesmiddelen. De afstand van algeheel ongeloof tot bijgeloof is immers, gelijk de ondervinding | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
leert, niet bijzonder groot; wat de geneeskunde betreft, vindt men dit bevestigd bij alle rangen en standen der maatschappij. Het vertrouwen op artsenijstoffen en de overtuiging harer relative waarde heeft een degelijken grond: de ondervinding van vele eeuwen en de uitkomsten van het wetenschappelijk en proefnemend onderzoek van vele schei-, genees- en natuurkundigen. Niemand kan met goeden grond tegenspreken dat in de drie rijken der natuur stoffen voorkomen, bedeeld met eigenaardige krachten en vermogens, die, zoo zij met oordeel en kennis, naar juiste beginselen worden toegepast, dáár waar zij werkelijk zijn aangewezen, velerlei genezing, direct of indirect, kunnen bevorderen. De braak-, purgeer- en wormmiddelen, moederkoorn, opium en vele andere stoffen, wier geneeskrachten de ondervinding leerde kennen en toepassen, zijn er de feitelijke bewijzen voor. Ook vele anderen, door kunst verkregen, ten gevolge der snelle vooruitgangen in de scheikunde, zijn even zoo in ervaren en kundige hand uitstekende geneesmiddelen. Wij willen ook hiervan slechts enkelen en diegenen noemen, die ook aan leeken bij name voldoende bekend zijn, b.v. de kinine, de morphine. Wij handhaven alzoo, ook op grond onzer eigene ervaring en studie in deze rigting, de waarde der artsenijgenezing, indien zij wordt geleid door werkelijk zaakkundigen, overeenkomstig de beginselen der ondervinding en in overeenstemming met de geneeswetten der natuur. Dit neemt niet weg, dat zij niet alles vermogen, en vaak slechts de bescheiden rol kunnen vervullen van verzachtende hulpmiddelen der kunst; dat er voor kunstgenezing door artsenijstoffen volstrekt onbereikbare ziektetoestanden bestaan, eindelijk, dat zij niets direct vermag tegen een groot aantal ingebeelde ziekten, en dus een groot deel van het leger der hypochondrische en hysterische lijders ongenezen laat.
Gelijk iedere wetenschap hare leemten en gebreken heeft, die bij hare toepassing het duidelijkst zich doen kennen, zoo ook de geneeskunde. Als wetenschap van het leven moet zij uit den aard der zaak nog meerdere leemten bezitten dan al die wetenschappen, welke slechts te doen hebben met de erkenning van de wetten der onbewerktuigde wereld, en wier praktische toepassing daarom een hoogeren graad van zekerheid bezit, die bij de astronomie tot mathematische zekerheid klimt. Dit is bij de geneeskunde niet het geval, en hoezeer zij ook mag roemen op steeds voortgaande ontwikkeling van kennis en kunstvermogen, de mathematische zekerheid heeft zij tot heden in vele opzigten nog niet bereikt, en zal zij wel nimmer verkrijgen. Die leemten en gebreken openbaren zich het duidelijkste op het gebied der artsenijgenezing; de geneesleer in betrekking tot de werktuigelijke stoornissen der menschelijke bewerktuiging, waartoe voor een groot deel de heel- en verloskunde behooren, staat in dat opzigt op vaster | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
bodem dan die, welke betrekking heeft tot de zoogenaamde niet-werktuigelijke stoornissen, de gewoonlijk voorkomende inwendige ziekten. De theorie heeft hier nog geen voldoende licht aangebragt, waarom ook iedere poging om de artsenijgenezing in overeenstemming te brengen met de theoretische opvatting der ziekte-stoornissen voor het meerendeel in de praktijk onvruchtbaar is gebleven. Het goede, dat men op het gebied der artsenijgenezing bezit, is hoofdzakelijk uit proef en waarneming, uit ervaring voortgekomen, de empirie. Deze moeten vooreerst de grondslagen blijven harer toepassing aan het ziekbed. Door waar- en proefneming d.i. uit de ervaring kwam men ook tot de kennis van die geneesmiddelen uit de apotheek, wier geneeskrachten tegen eene geheele reeks van ziekteverschijnselen is gebleken, hoezeer de aard hunner werking voor de meerderheid in het duister ligt. Die geneesmiddelen noemt men gewoonlijk specifieke artsenijstoffen, en tot de zoodanige behoort ook de welbekende kinine. Behalve door de eigenaardige leemten, welke de geneeskunst in hare theoretische kennis bezit, waardoor het vermogen der kunstgenezing door artsenijstoffen wordt begrensd, is voor de waarde der artsenijgenezing ook nadeel voortgevloeid uit het ontijdig verlaten van den empirischen grondslag, waarop zij bij de meeste gevallen moet berusten. Door allerlei theorie in de plaats te stellen der waar- en proefneming, ontstond namelijk gemis aan overeenstemming van beginselen bij de ziektebehandeling, en verkreeg men eene reeks van artsenijstoffen met denkbeeldige geneeskrachten, doch die in overeenstemming waren met de theoretische begrippen der heerschende ziekteleer. Ook de studie der geneesmiddelen en der artsenijgenezing is ten gevolge van de nieuwere realistische rigting der wetenschap door velen met verminderde belangstelling beoefend, en alzoo is het talent der geneestaktiek bij velen minder ontwikkeld gebleven. De oudere meesters in de kunst der artsenijgeneesleer, een Sydenham en Hufeland, zijn nog altijd klassieke voorbeelden van kunstvermogen in deze rigting, d.i. van geneeskundigen takt of geneestalent, gelijk vele anderen uit de oudere empirische school het zijn. Verder, helaas! zijn er eenige vormen van ziektebehandeling door geneesmiddelen nog altijd niet verdwenen, die bij nadenkende leeken teregt een ongunstig oordeel over de waarde der artsenijgenezing moeten opwekken. Die vormen, welke voor ziektegenezing geenerlei waarde kunnen bezitten, leere het publiek in zijn belang wel te onderscheiden. Er zijn namelijk enkele geneesheeren nog die slechts deze of gene universele geneesmethode volgen, en met geringe wijzigingen bij alle ziektegevallen en op ieder individu toepassen. Zoo werd vroeger, en wordt ook nog heden, door sommigen de braak- en purgeerkuur uitsluitend gebezigd. De hiertoe behoorende scherpe stoffen, zoo vijandig aan de teedere en fijne bewerktuiging van het menschelijk ligchaam, | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
worden daarbij onder allerlei vormen en bij allerlei leeftijd toegediend. Deze geneeswijze is in overeenstemming met de vooroordeelen van een groot deel des publieks, dat gaarne zijn ligchaam vergelijkt met vervuilde kagchelpijpen of verstopte riolen. En deze zuiveringsdokters waren daarom altijd en zijn nog heden zeer populair. Toch kan tegen eene zoodanige artsenijgenezing niet ernstig genoeg worden gewaarschuwd. Anderen weder volgen bij voorkeur de verzachtende en pijnstillende of oplossende methode, of zij bepalen zich tot de zoogenaamde nihilistische en indifferente ziektebehandeling, waardoor zeker wel minder schade wordt gedaan, maar die den naam van eene reële of rationele ziektebehandeling evenmin verdient. Verder zijn er nog velen die hunne lijders, tot afwisseling, en in goeden geloove, dagelijks onthalen op zeer verschillende en gewoonlijk zeer onsmakelijke en zamengestelde artsenijmengsels. Zij trekken bij iedere ziekte met medicijnen te velde, door allerlei ingebeelde ziekteoorzaken en ziekteprocessen en theoriën geleid, als wijlen de Spaansche ridder Don Quichotte streed tegen de windmolens zijner verbeelding. De waarde der artsenijgenezing te willen afmeten naar zulke vertegenwoordigers, wier aantal meer en meer moge verminderen, is een onbillijke maatstaf van beoordeeling. Men beoordeele haar naar hen, welke den naam van wetenschappelijk bekwaam en geoefend geneesheer verdienen. Dezen kennen de leemten en gebreken, maar tevens de kracht van hun kunstvermogen. Zij nemen de voorwerpen, welke hun ter genezing voorkomen, naauwkeurig waar, en gunnen zich den noodigen tijd bij hunne ziekenbezoeken. Zij houden zich aan die geneesmiddelen, wier werking zij bij ervaring kennen, en geven die slechts daar waar zij werkelijk van toepassing zijn; zij kenmerken zich door eenvoudigheid hunner voorschriften, en geven de hun toekomende plaats bij de ziektebehandeling aan den leefregel. Aldus trachten zij te beantwoorden aan den eisch van het veilig, spoedig en aangenaam genezen hunner zieken. Waarlijk, indien door alle vertegenwoordigers der geneeskunde op zoodanige wijze de praktijk werd uitgeoefend, wij zijn overtuigd, dat de waarde der geneesmiddelen uit de apotheek bij de ziektebehandeling niet meer voor velen een twijfelachtig vraagstuk behoefde te zijn. Niet slechts wat de niet-geneeskundigen maar ook wat de geneeskundigen zelven betreft. Gebrek aan ondervinding, minder ontwikkelde kennis op het gebied der geneesmiddelleer en eenzijdige beschouwing van het wezen der ziekten, is wellicht bij velen der laatsten de grond der onbillijke miskenning van de waarde der artsenijgenezing. Overeenstemming en eenstemmigheid van beginselen nogtans onder geneeskundigen, wat de toepassing van geneesmiddelen betreft bij de ziektebehandeling; uitbreiding van kennis in deze rigting door ervaring, | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
waar- en proefneming; vergrooting van den schat der specifieke artsenijstoffen, waarover de artsenijgenezing te beschikken heeft; vereenvoudiging der methode van artsenijtoediening; ruimere toepassing van diëetleer en hygiène bij de ziektebehandeling: ziedaar eenige eischen, die naar onze bescheiden meening meer en meer zullen moeten worden vervuld, indien de leer der artsenijgenezing in waarde zal kunnen toenemen voor de maatschappij, of die zal blijven behouden. | |||||||||
III.
| |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
land, Italië, Frankrijk, Spanje, Oostenrijk, Hongarije, Amerika, Zweden, Noorwegen en Denemarken hebben thans hunne erkende homöopathische geneesheeren en apotheken, sommigen ook hunne homöopathische hospitalen en openbare leerscholen. Ook heeft zij op het gebied der periodieke pers hare wetenschappelijke vertegenwoordiging gekregen in mannen van gunstigen naamGa naar voetnoot(*). Bovendien verkreeg haar naam eene zekere populariteit, ook hier te lande. Wij hebben dus te doen, niet met een gestorven, maar met een levend stelsel van artsenijgenezing, dat door velen wordt geroemd, als de ware geneesmethode, d.i. op ware en vaste beginselen berustende. Reeds hierom, en bij de bestaande weifelingen bij velen betrekkelijk de waarde der conventionele ziektebehandeling door artsenijstoffen, willen wij nu de vraag stellen - al zijn er ook velen die haar afdoende behandeld achten - Wat is homöopathie, haar grond en haar recht? Homöopathie en Idiopathie zijn woorden van gelijksoortige beteekenis. Zij staan tegenover die van antipathie of allopathie, waarmede de gebruikelijke (conventionele) geneesleer wordt bestempeld. In de genoemde woorden ligt namelijk de tegenstelling uitgedrukt der beginselen van geneesleer, waardoor beide deze artsenij-geneesmethoden worden geleid; later komen wij er op terug. Homöopathie is in het kort die genezingswijze, waarbij de keuze en de toepassing der artsenijstoffen uitsluitend berusten op proef- en waarneming, en geleid worden door één beginsel, dat voor allen geldt, welke van deze geneeswijze bij de ziektebehandeling zich bedienen. Die ervaringen, door waar- en proefnemingen met artsenijstoffen verkregen, en het hieruit afgeleid algemeen beginsel van ziektegenezing werden door Dr. Samuel Hahnemann tot een stelsel vereenigd, en overeenkomstig het beginsel waarop het berust, daaraan de naam van homöopathie gegeven.
Wie was die Hahnemann? In betrekking tot de kennis der ontwikkeling van de homöopathische geneesleer willen wij hierop kortelijk antwoordenGa naar voetnoot(†). In Saksen, niet verre van Dresden, ligt de stad Meissen. Zij zag binnen hare muren vier menschen geboren worden die een beroemden naam zich verwierven; drie op het gebied der letteren, één op dat der natuur- en geneeskunde. De eersten waren Elie, August Wilhelm, en Friederich Schlegel. Eerstgenoemde nam eene eervolle plaats in onder de Duitsche dichters, de tweede, zijn neef, onderscheidde zich | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
evenzeer door letterkundigen arbeid en trok de aandacht van Mme de Stael, van Goethe en Schiller. De derde eindelijk verwierf zich roem door zijne geschiedkundige werken en patriottische liederen. Doch niet minder roem draagt Meissen op Hahnemann, als oorspronkelijk denker en man van zelfstandig karakter, gelijk hij heeft getoond te zijn op het gebied der scheikunde en der praktische geneesleer. Hij kenmerkte zich namelijk door een groote mate van oorspronkelijkheid boven de gewone mannen der conventie en van de sleur. Samuel Christiaan Frederik Hahnemann werd geboren den 16en April 1755. Zijn vader was porceleinschilder en Christiaan Godefroi genaamd. Zijn eerste onderwijs genoot hij van Dr. Muller, die hem op den ouderdom van 14 jaren tot zich nam, en op wiens school hij later de betrekking vervulde van leeraar in de Grieksche taal. Na bij Dr. Muller zijne voorbereidende studie te hebben volbragt, vertrok hij in 1771 naar Leipzig om de geneeskunde te beoefenen, met 50 dukaten op zak, al wat zijn vader hem konde verstrekken. Op dezen nog jeugdigen leeftijd bezat hij echter reeds eene vrij grondige kennis, behalve van zijne moedertaal, van de Latijnsche en Grieksche, de Italiaansche, Fransche en Engelsche. Deze kennis was hem twee jaren achtereen de bron voor zijn onderhoud en tot bestrijding der kosten zijner studie. De jonge Hahnemann was een ijverig student, een van hen, voor wie het een zegen is, dat zij niet over ruimte van middelen hebben te beschikken. Hij waakte, ten behoeve zijner studie, geregeld om den anderen nacht. Rooken was hem het middel om helder wakker te blijven, eene gewoonte, die hem tot op hoogen ouderdom bijbleef. Na twee jaren te Leipzig te hebben vertoefd, vertrok hij naar Weenen en, na een verblijf van negen maanden aldaar, naar Leopoldstad in Hongarije. - Hier werd hij beschermd door den Deken der faculteit, den beroemden J. Quarin, die hem de zorg opdroeg over een ziekenhuis. Slechts korten tijd hierna werd hij door den gouverneur van Transsylvanië, naar Hermanstadt geroepen, als bibliothecaris. In deze betrekking verwierf hij zich aanzienlijke relatiën. Na verdediging van eenige stellingen, werd hij te Erlangen tot doctor in de geneeskunde bevorderd. Hij verliet nu Hermanstadt, om achtereenvolgens als praktiserend geneesheer op verschillende plaatsen verblijf te houden. Als zoodanig praktiseerde hij te Heltstadt, in Dessau en te Gommeren, om eindelijk weder naar Leipzig terug te keeren. Gedurende deze tijdperken van zijn werkzaam leven, hadden reeds eenige geschriften, in het bijzonder op het gebied der scheikunde, van hem het licht gezien, en zijn naam verbreid. Intusschen kwam hij juist als man van wetenschap in conflict met de bestaande toestanden op het gebied der geneeskundige praktijk. Meer en meer zag hij de leemten in der geneeskundige kennis, de gebreken en onwaarheden der heerschende stelsels van geneesleer, de | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
onvastheid en willekeurigheid der beginselen van de conventionele artsenijgenezing, den schijn en het bedrog, die er op het gebied der praktische geneeskunde bestonden, den onvasten en onwaren grondslag, waarop zij berustte, de onbillijkheid ook van den maatstaf, waarmede de verdiensten van den geneesheer door het publiek werden gemeten. Geneeskundige wetenschap en geneeskundige praktijk konde hij allengs niet meer met elkander verzoenen; als beoefenaar van exacte wetenschap zich met de niet exacte grondslagen der laatste niet vereenigen. Na langdurige worsteling tusschen zijn belang en zijne overtuiging in dezen, besloot hij eindelijk de praktijk geheel vaarwel te zeggen. Aldus verwierp hij, uit overtuiging, een rijke bron van inkomsten, die hij wegens zijn gering vermogen, zoozeer behoefde, en gaf daarmede een bewijs van eerlijkheid en zelfstandigheid van karakter. Tijdens zijn verblijf te Gommeren was Hahnemann inmiddels in den echt getreden met eene apothekersdochter, Henriette Küchler geheeten, die hem, op den oogenblik dat hij zijn besluit om de praktijk vaarwel te zeggen uitvoerde, reeds vele kinderen had geschonken. Om in zijn onderhoud te voorzien, wijdde hij zich weder aan wetenschappelijken arbeid, waarmede hij zich de achting en vriendschap van velen verwierf. Een nieuwe strijd des geestes intusschen wachtte hem; het was namelijk, terwijl hij bezig was de geneesmiddelleer te vertalen van den Engelschen geneesheer Cullen, dat hij op nieuw werd bevestigd in zijne overtuiging van de willekeurigheid der grondslagen en het subjectivisme dezer leer. In het bijzonder bleef hij stilstaan bij de verklaringen daar gegeven van de geneeskrachten der kina, die van het grootste verschil van meeningen getuigden. Hij besloot de uitwerking dezer artsenijstof te beproeven bij zich zelven, in den toestand van gezondheid, om tot een juiste kennis harer werking te komen. Hij nam nu gedurende vele dagen achtereen belangrijke hoeveelheden kina in. Onder het gebruik daarvan kreeg hij een aanval van koorts, met verschijnselen gelijk aan die, welke de zoogenaamde koude of moeraskoorts kenmerken. Denkende aan de mogelijke toevalligheid van het verschijnsel, herhaalde hij de proef meermalen, en steeds werd hetzelfde resultaat verkregen. Nu stond hij nadenkend stil bij dit feit. Hoe, dacht hij, eene artsenijstof, die in gezonden toestand alle verschijnselen te voorschijn roept der tusschenpoozende koorts, is in de meeste gevallen het ware en specifieke geneesmiddel er tegen. Eene flaauwe schemering lichtte in zijnen geest van de geneeswet, aan wier ontdekking zijne leer haar naam ontleent, de geneeswet der overeenstemming, in de kunsttaal geheeten: similia similibus curantur. Met aandacht onderzocht hij verder nog meer artsenijstoffen en gaf die hierna bij zoodanige ziekten, | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
wier verschijnselen overeenkwamen met die, welke bij zijne proefnemingen op gezonde menschen waren verkregen. Aldus verzamelde hij, als resultaat van eigen onderzoek, eene reeks van artsenij-ziektebeelden, die door latere proefnemers belangrijk is uitgebreid. Bij eene in 1806 heerschende epidemie van roodvonk, die destijds een groot deel van Duitschland teisterde, zag hij de geneeskracht der Belladonna, die bij gezonden soortgelijke verschijnselen te voorschijn roept als het roodvonkgift teweeg brengt, veelvuldig bevestigd èn als voorbehoedmiddel èn als geneesmiddel der ziekte. In het eerste geval werkte het als de inenting met koepokstof tegen de pokziekte; de meesten bleven van de ziekte verschoond, of kregen die in veel zachteren vorm en zonder doodelijken afloop. Bij zijn voorafgegaan, veeljarig, proefnemend onderzoek was Hahnemann verder tot de opmerking gekomen, dat dezelfde artsenijstof, die bij gezonden in gewone giften eigenaardige artsenijverschijnselen teweeg brengt, bij zieken in veel geringere giften hetzelfde doet; ja, zelfs bij onmeetbare kleine giften. Zoo kwam hij tot de leer der artsenijverdunningen, die evenzoo een kenmerk uitmaakt der homöopathische geneesleer. Dit beginsel is later van ondergeschikt belang geacht, wat namelijk de hooge verdunningen betreft. In 1810 trad hij voor het eerst op met een uitvoerig geschrift ‘Organon’ geheeten, waarin hij zijn nieuw stelsel van geneesleer ontwikkelde, na reeds vroeger in het geneeskundig journaal van den beroemden Hufeland onderscheiden mededeelingen deswege te hebben gedaan. Zij dreigde de bestaande meeningen en gebruiken op het gebied der artsenijgezing d.i. betrekkelijk ziektebehandeling door geneesmiddelen uit de officiele apotheek, omver te zullen stooten, en alzoo de grondslagen te doen wegzinken, waarop de welvaart van vele geneesheeren en artsenijbereiders der bestaande school berustten. Deze verwenschten daarom den nieuwlichter en zijne leer, en vervolgden hem met den bittersten haat. Het verder leven van Hahnemann was daardoor een onafgebroken en bittere strijd tegen den haat en de vervolging zijner vijanden en de vooroordeelen der conventionele menigte. In 1827 verloor hij zijne vrouw; hij trouwde echter nog op hoogen leeftijd voor de tweede maal met Mélanie d'Hervilly, eene nog jeugdige, talentvolle schilderes van aanzienlijke fortuin en geboorte. Op aandrang dezer echtgenoot verliet hij Duitschland en koos zich Parijs ter woonplaats. Acht jaren na dit tweede huwelijk overleed hij aldaar op den 2en Juli 1843Ga naar voetnoot(*). | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
Tot zooverre over den stichter der homöopathische geneesleer, waaruit voldoende zal zijn gebleken, dat Hahnemann noch een onkundig phantast, noch een onbeduidend man is geweest. Keeren wij terug tot de vraag: wat is homöopathie, haar recht en haar grond? De gronden, waarop de homöopathie rust, zijn: proefnemend onderzoek met artsenijstoffen bij gezonden, - zoogenaamd physiologisch experiment, - naauwkeurige analytische waarneming van elk individueel ziektegeval, met het oog op de waarneming der overeenkomst van eenigerlei artsenij-ziektebeeld. Gelijk de degelijke wetenschappelijke vertegenwoordigers der conventionele of allopathische school, maken ook de vertegenwoordigers der wetenschappelijke homöopathische geneesleer gebruik van al die hulpmiddelen, welke tot ziektewaarneming en ziekteherkenning noodig zijn. Beiden verschillen echter in hunne beginselen wat de keuze en de toepassing aangaat der artsenijstoffen tot ziektegenezing. De uitdrukking homöopathie, uit twee Grieksche woorden gevormd, beteekent letterlijk gelijksoortig ziekmakende methode, die der allopathie, evenzeer uit twee Grieksche woorden afgeleid, ongelijksoortig ziekmakende methode. Ziehier de twee algemeene beginselen van geneesleer, die elkander de heerschappij betwisten in een nog altijd voortdurend en strijd, welke strijd eerst dan tot verzoening zal leiden, of ophouden te bestaan, wanneer beide partijen tot de erkenning zullen zijn gekomen hunner wederzijdsche gebreken en relative rechten. De hoofdstellingen, waardoor de homöopathische geneeswijze wordt beheerscht, zijn de volgende: 1o. Dat, hoe duidelijker door proef- en waarneming bij gezonden van eenigerlei artsenijstof gebleken is, dat na hare toediening bij gezonde menschen verschijnselen ontstaan, die, in meerdere of mindere mate, overeenkomen met die van eenigerlei ziekte of ziekteverschijnsel, des te zekerder ook die artsenijstof daarvoor het ware geneesmiddel zal blijken te zijn. - Ditzelfde geldt van het voorkomen van ziekten, en zoo alleen zoude zich de voorbehoedende kracht der inenting tegen pokziekte laten verklaren. 2o. Dat iedere artsenijstof, om hare specifieke geneeskrachten te kunnen uiten, in moleculair uitgezetten toestand d.i. tot groote verdunning of verdeeling gebragt, door oplossing of schudding of wrijving, aan de lijders moet worden toegediend; stoffen, die in haar gewonen toestand van aggregatie tot de, in geneeskrachtig opzigt, onwerkzame behooren, zouden, door verdeeling - uitzetting of verdunning - tot krachtige geneesmiddelen worden, b.v. houtskool en potlood. 3o. Dat verder elke artsenijstof, om hare geneeskracht onverzwakt en zuiver te kunnen doen kennen, geheel op zich zelve of met geheel indifferente stoffen verbonden moet worden toegediend, in geringe giften en met langere tusschenpoozen. | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
De wet der overeenstemming - het similia similibus curantur, reeds door den vader der praktische geneeskunde, Hippocrates, gekend en door den genialen Duitschen geneesheer der 16de eeuw, Paracelsus uitgesproken in zijne alchemistische beeldspraak, is de hoofdgrond, waarop het gebouw der homöopathie berust, het beginsel dat door alle homöopathische geneesheeren wordt gevolgd en gehuldigd. Haar streng dieet en onthoudingsvoorschriften bevorderen daarbij de homöopathische artsenijgenezingen. Verder moeten wij opmerken, dat Hahnemann, op grond zijner studie en waarneming, zich overtuigd hield, gelijk ook Paracelsus dat heeft uitgesproken, dat voor iedere eigensoortige ziekte in de natuur een eigensoortig geneesmiddel bestond, door hem het gelijke (Simile) der ziekte geheeten. De makrokosmos, het tellurisch natuurgeheel, zoude volgens hem met den mikrokosmos, den mensch, verbonden zijn door een voor een groot deel nog onbekenden band, niet slechts van stoffelijke bepaaldheid, die voldoende is verklaard, maar ook van sympathie en antipathie van krachten, waarop alle specifieke geneeskracht der artsenijstoffen berust. Van deze gelijkheden - aequivalenten of similia der ziekte - met hare eigensoortige krachten, heeft de waarneming nog slechts enkele doen kennen; het grootste aantal daarvan werd gevonden door homöopathisch proefnemend onderzoek bij gezonden. De homöopathie toch beschikt over 300, door proefneming in aard en werking bekende geneesmiddelen.
Na aldus in hoofdtrekken het wezen en den grond der homöopathische artsenijgenezing te hebben toegelicht, vragen wij: welk haar recht is van bestaan, welke hare waarde en beteekenis zijn? Het recht van bestaan der homöopathische geneeswijze, als op proefneming en ondervinding gegrond, kan niet afdoende worden betwist. Tot hare juiste waardering kan slechts onderzoek leiden. Proef- en waarneming is de weg. Een theoretische bestrijding der theoretische grondslagen der homöopathie is het gemakkelijkst te voeren pleidooi, dat leidt tot algeheele ontkenning harer waarde; maar zij is allerminst voldoende om over hare waarde of onwaarde met afdoenden grond te beslissen. Iedere ontdekking was bij haar eerste ontstaan omgeven door een korst van onbruikbare waarde, gelijk het goud en de diamant, wanneer zij uit den schoot der aarde worden opgegraven. Dit geldt van de homöopathische leer evenzeer als van de allopathische en van de geheele geneeskundige wetenschap. Trots de vele onhoudbare theoriën daarom, waarmede zij bij haar eerste optreden was omgeven, den onzin, waardoor zij door velen nog meer is verduisterd, en de vele populaire geschriften, welke haar oneer aandoen, moeten naar onze meening, in de homöopathie worden ge- | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
waardeerd: de éénheid en voor vele gevallen onmiskenbare waarheid van haar hoofdbeginsel; de empirische grondslag, waarop hare keuze van geneesmiddelen bij de ziektebehandeling berust; de eenvoud en onschadelijkheid hare methode; het gewigt, dat zij hecht aan dieet en leefregel bij de ziektebehandeling. In al deze opzigten kan zij althans ten voorbeeld strekken voor de conventionele of allopathische school van artsenijgenezing, die meer en meer zal behooren te streven naar vereenvoudiging, meerdere vastheid en overeenstemming van geneesbeginselen, alsmede om zich te ontdoen van een aantal nuttelooze artsenijstoffen, waarvan velen nog onlangs, op staatsgezag, weder werden vereenigd in een officieel artsenijboek, dat ‘Nederlandsche apotheek’ heet. De homöopathie is de openbaring geweest van een noodzakelijk radicalisme op het gebied der artsenijgeneesleer, zooals die in den tijd van haren stichter vooral werd gedreven, en opende een nieuw tijdperk in die leer. Door Hahnemann, even als door Paracelsus, werd daarom een veroordeelend vonnis uitgesproken over de gebreken en misbruiken der conventionele school van ziektebehandeling door geneesmiddelen. Onzerzijds meenen wij dat in de homöopathie, zoowel als in de allopathie bruikbare waarheid ligt voor ziektebehandeling; beider fout schijnt ons hare wederzijdsche uitsluiting. Dat beide zich niet kunnen verstaan ligt, naar onze meening, in het eenzijdig begrip dat beide vasthouden betrekkelijk het wezen der ziekten. Volgens Hahnemann toch is ziekte niet anders dan een tot eenheid van ziektebeeld versmolten reeks van verschijnselen, en zijn deze laatsten het éénig erkenbare van het wezen der ziekte. Elke ziekte zoude eene terugwerking zijn van het individuele leven op eenigerlei schadelijken invloed, die herstelling van evenwigt tusschen de organische krachten ten doel zoude hebben. De homöopathische ziekteopvatting is dus hoofdzakelijk eene eenzijdig dynamische, die der allopathische, naar onze overtuiging, eene even eenzijdig materialistische, of mechanisch organische. Het ligt echter niet hier op onzen weg deze beide opvattingen, in hare gevolgtrekkingen, verder te ontwikkelen. Dit slechts meenen wij voor hen, die voor deze en gene methode van artsenijgenezing zich uitsluitend zouden willen verklaren, te mogen getuigen, dat de natuurgeneeskracht d.i. het instinctief vermogen onzer bewerktuiging om stoornissen, die door eenigerlei ziekmakenden invloed werden teweeg gebragt, op te heffen door zelfwerkzaamheid, (reactie), een onloochenbaar feit is der ondervinding, dat, hoe dikwerf ook bestreden, meer en meer tot zijn recht komt. Doch dat het evenzeer waar is, dat er ziekten zijn, die voor een groot deel op werktuigelijke stoornissen berusten en buiten het kunstvermogen liggen der homöopathische geneesleer, waarbij het geneesbeginsel der allopathische school hare aanspraak het meest, zoo niet | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
uitsluitend kan doen gelden. Even zeker is het ook, dat eenigerlei ziekte vaak een schadelijk, het leven bedreigend karakter kan bezitten, waar de geneesleer der tegenstelling, de conventionele school, in hare volle waarde moet worden erkend. Zijn de uitkomsten der ziektebehandeling een niet geheel onjuiste maatstaf van beoordeeling der relative waarde van eenigerlei methode van artsenijgenezing, dan is het zeker niet onbelangrijk op te merken, dat de statistiek onvoorwaardelijk ten gunste besliste der homöopathische, voor zeer vele snelverloopende en slepende ziektegevallen. Niet minder is het een feit, dat vele ziektetoestanden, die vruchteloos door de gewone geneesmethode waren behandeld, onder de toepassing der homöopathische geneesmiddelen tot genezing werden gebragt. De homöopathische geneesleer alzoo heeft evenzeer regt van bestaan en eigensoortige praktische waarde als die der conventionele school. Zij is echter niets meer dan ééne der vele methoden van artsenijgenezing. Dat Hahnemann doordrongen was van de waarheid zijner leer valt niet te betwisten. Het was hem bij de ontdekking zijner geneeswet te moede geweest, gelijk hij zegt, als den reiziger, die in een onbekend en donker woud ronddolende, eensklaps door een helder licht wordt omschenen, en den waren weg nu klaar voor zich ziet. Hij heeft evenwel de waarde zijner leer overschat, en is daardoor verblind geworden voor de waarde die ook de conventionele school bezit. Hahnemann werd hierdoor een wetenschappelijk dweeper op geneeskundig gebied. Vele homöopathische geneesheeren blijken in dezelfde overtuiging te leven en te werken als Hahnemann. Voorbedachtelijke bedriegers of kwakzalvers en eenzijdige geestdrijvers vindt men voorzeker velen onder hen, maar, helaas! ook onder de allopathische geneesheeren. Op beiderlei gebied, zoowel dat der homöopathische als der allopathische ziektebehandeling ligt, naar wij ons overtuigd houden, waarheid en dwaling dooreen. Dat men wegwerpe, wat eenmaal als dwaling is erkend, en zich boude aan de waarheid, onverschillig welke methode er toe moge hebben geleid. - Men verwachte niet te veel van de apotheek, maar miskenne ook niet hare waarde. - Daarbij bedenke men: er is veel wat lijden kan verzachten en genezing ook van ligchaamslijden kan bevorderen, dat echter niet in de apotheek wordt gevonden. Arnhem, October 1872. Dr. J.J. Kerbert. |
|