‘Pauline Lucca,’ riep de ritmeester, en sprong schielijk op om zelf de deur voor haar open te doen.
‘Mevrouw!’ zeide hij, met een beleefden groet, ‘ik ben verbaasd en verheugd beide, u in mijn hoofdkwartier te mogen ontvangen. Ik weet reeds sinds eenige dagen dat gij van Berlijn gekomen zijt, met het lofwaardige doel uwen echtgenoot naar huis te halen; het spijt mij dat ik nog geen tijd gehad heb om u mijne opwachting te komen maken.’ Met die woorden bood de ritmeester haar een stoel aan.
‘Als de berg niet bij mij komt, ga ik naar den berg,’ heeft Mahomed gezegd, en dat doe ik nu ook op zijn Turksch,’ antwoordde de zangeres, plaats nemende.
‘Voor alles, hoe gaat het met uwen echtgenoot?’
‘Dank u, hij betert met den dag; maar hij is nog niet genoegzaam hersteld om de verre reis te durven maken; dat zal evenwel, volgens de verzekering van den dokter, binnen weinig dagen het geval zijn, en dan ga ik met hem weg.’
‘Mevrouw.... maar vergun mij vooraf de vraag, welken titel mag ik u na uw huwelijk geven? mevrouw von Rhaden, of mevrouw de barones, of.....’
‘Noem mij barones,’ antwoordde zij eenvoudig: ‘dat klinkt goed en er ligt wat in. Op de affiches blijft het mevrouw Lucca.’
‘Zooals gij wilt, barones! Hoe maken het onze lieve Berlijners?
Die drinken koffie, dineeren, soupeeren en slapen voor de Litfass-zuilen, om geene seconde te verzuimen, als er eene nieuwe overwinnings-dépèche wordt aangeplakt. Om u evenwel niet al te lang op te houden, mijnheer de Ritmeester, wil ik u aanstonds zeggen dat ik met een verzoek tot u kom.’
‘Als de vervulling daarvan in mijne macht staat, is het u toegestaan. Mag ik dus vragen wat het is?’
‘Ik zou gaarne eens naar de voorposten gaan en de Franschen aan den overkant eens bezoeken.’
De ritmeester dacht dat hij verkeerd verstond.
‘Naar de voorposten!’ vroeg hij verbaasd.
‘Ja, maar eventjes, zoolang als mijn man slaapt.’
‘Barones, dat kan u geen ernst zijn. Een oorlogstooneel is geheel iets anders dan het tooneel eener opera.’
‘Dat weet ik wel! Op het oorlogstooneel zingen de chassepotkogels de sopraan, de mitrailleuses gorgelen bariton en de bommen brommen er de bas bij. Zulk een concert zou ik gaarne eens hooren, concerten van Beethoven kan ik thuis gauw alle dagen hebben.’
‘En als u eens een kogel trof?’
‘Och, dat doet er geen; daar zijn de Fransche kogels veel te galant toe. Ik bid u vriendelijk, ritmeester, geef mij een bewijs van toegang en een paar uhlanen mee. Als ik het oorlogstooneel verliet, zonder den vijand gezien te hebben, zou het zijn alsof ik naar Rome geweest was en den paus niet gezien had. Och toe! Ik heb niet lang tijd, om vier uren word ik met de koffie gewacht en dan zal mijn man ook naar mij vragen.’
‘Barones, hoe het mij ook spijt, dat verzoek kan ik u niet toestaan. Ik wil volstrekt de verantwoordelijkheid van zulk een gevaarlijken stap niet op mij laden.’
‘Als het anders niet is! Ik zal u zwart op wit geven dat ik alle verantwoordelijkheid op mij neem.’
En zonder verder te vragen greep zij een blad papier dat op de tafel lag en schreef wat zij beloofde; daarop gaf zij het geschrevene aan den ritmeester over met de woorden:
‘Hier hebt gij een aflaatbrief, en als dat nog niet genoeg is, hebt gij hier ook mijn pas, waarin de minister aan alle autoriteiten verzoekt zooveel mogelijk mijne wenschen te vervullen.’