Met dit werk - dat in vier groote hoofddeelen handelt over den staat, de provincie, de gemeente (beschouwd als burgerlijke personen en als publieke ligchamen) en het koloniaal bestuur, en onder den bescheiden titel van ‘schets’, een belangrijk overzigt geeft van het gansche staatsorganisme - heeft de schrijver tweeërlei doel willen bereiken.
In de verslagen der verschillende commissiën, belast met het afnemen van het eindexamen der hoogere burgerscholen, wordt geklaagd over gemis aan kennis der gronden van de gemeente-, provinciale en staatsinrigting van ons land. Dit heeft den heer Caan - zooals hij in zijn voorwoord mededeelt - geleid om te trachten, den candidaten tot het verkrijgen der noodige bekendheid den weg te wijzen.
In de tweede plaats wilde de heer Caan zijn schets doen strekken ‘ten dienste van hen welke de academische lessen volgen, alsmede van allen die van dit voor het maatschappelijk leven zoo noodige onderwerp eenige kennis wenschen te garen, of tot dagelijksch gebruik een handboek noodig hebben.’
Zou het, met 't oog op dit dubbel doel, niet de voorkeur verdiend hebben om, gelijk in andere werken van dien aard gedaan is, de ruwe omtrekken, de lineamenta, meer bepaald bestemd voor de leerlingen van de burgerschool, met een andere lettersoort te doen drukken als het overig gedeelte, bestemd voor hen die de academische lessen volgen, enz.? Dergelijke afdeeling zou, dunkt ons, de taak van leerling en onderwijzer gemakkelijker gemaakt hebben. Thans zal de laatste den leerling telkens op dàtgeen behooren te wijzen wat hij zich in de eerste plaats in het hoofd dient te prenten.
Bij een tweede uitgaaf van de schets gelieve de kundige schrijver deze opmerking in overweging te nemen. Welligt zou hij door het maken van de bedoelde afscheiding, de bruikbaarheid van zijn werk kunnen verhoogen.
L.