De Tijdspiegel. Jaargang 27
(1870)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijSuum cuique.De galg - een pleiziertje.De argumenten vóór de doodstraf zijn nog niet uitgeput. Nadat reeds al de Christelijk gereformeerde kerkeraden gesproken en alles bijeenverzameld hebben wat O. en N. Testament kan opleveren, heeft Ds. van Rhijn nog een spik-splinter nieuwe drangreden gevonden. Hij wil de doodstraf behouden ook - in het belang van den misdadiger. Daar komt dus het goede hart van den braven DominéGa naar voetnoot(*) weder boven. Niet uit haat, niet uit wraakzucht, niet uit bloeddorstigheid wil hij den ongelukkige aan de galg helpen, integendeel! hij wil hem nog een klein genoegen verschaffen, hij wil hem ter dood laten brengen, opdat alzoo | |
[pagina 442]
| |
voldaan worde aan den eisch van zijn geweten, en hij zich door boete te doen de eeuwige genade verwerve! Alles goed en wel; maar riekt dit laatste niet een weinig naar den mutsaard? Is er niet een klein luchtje aan van ‘verdienstelijkheid der goede werken’? Dat komt er van als men een tijdlang Remonstrantsch predikant is geweest. Daar komt het systeem nooit zonder kleêrscheuren af. O. | |
Art. 92 der grondwet.‘De leden der Kamers zijn niet geregtelijk vervolgbaar wegens de advijzen door hen in de vergadering uitgebragt.’ In dit Grondwetsartikel zien wij een der waarborgen voor de vrijheid der vertegenwoordigers, voor de vrijheid des volks. Het worde in al zijn uitgestrektheid geëerbiedigd. Maar het kan misbruikt worden. En het wordt misbruikt, wanneer de volksvertegenwoordiger in zijne advijzen niet uitsluitend de landsbelangen behandelt, maar personen mishandelt - persosonen, die, geen leden der vertegenwoordiging, zich niet kunnen verdedigen en door Art. 92 der Grondwet verhinderd worden, de strafwet tegen hun beleediger in te roepen. Voor dat misbruik weet elk gemoedelijk volksvertegenwoordiger zich te wachten. Alleen eenige conservatieve leden, die van hun gemoedsbezwaren nog al hoog plegen op te geven, schijnen tegen dit misbruik minder gemoedsbezwaar te hebben. Bij herhaling toch heeft een achtenswaardig burger leden dier partij tot verantwoording moeten roepen wegens persoonlijke beleedigingen, hem onder het schild van Art. 92 aangedaan. De een heeft gezwegen en daarmede zijn onmagt en zijn onregt erkend. De ander heeft geantwoord met een uitdaging tot een tweegevecht: een tweegevecht; de toevlugt van kleine zielen, het geliefde bewijsmiddel der domme kracht. Voor dergelijke advijzen en dergelijke bewijsmiddelen blijft de volksvertegenwoordiger vervolgbaar voor de openbare meening en haar orgaan, de onafhankelijke pers. Zijn vonnis is reeds geveld. |
|