dit aan dezelfde schets ontleend, te leveren - is niet onnatuurlijk die voorstelling, welke wij daarin aantreffen, van die jongelui welke N. aan een soupeetje, waarbij het levendig toegaat en met volle teugen de wijn wordt gedronken, hunnen gastheer een brief helpen opstellen, dien hij aan zijne moeder zal zenden, om haar op deze wijze f 500 uit den zak te kloppen?
In weerwil van hetgeen wij op dit boek hebben aan te merken, verheugen wij ons echter over de uitgave er van. Al bevat het geen blijken van genialiteit, het neemt toch eene waardige plaats in onder de geschriften van dit genre. De inhoud mag niet uitmunten door het pikante, dat hij bevat, het is toch over het geheel onderhoudend en laat zich aangenaam lezen. Vooral hebben wij die uitgave met vreugde begroet met het oog op het doel, waarmede deze schetsen en verhalen zijn uitgegeven en het nut, dat zij kunnen verspreiden. Blijkbaar heeft de auteur meer willen doen dan zijne lezers amuseeren. Zijn oogmerk was kennelijk: de waarde van den godsdienst voor het leven in het licht te stellen en die betrachting der maatschappelijke en zedelijke plichten bij zijne lezers te bevorderen, welke met ware religieusiteit gepaard gaat. Daarom wordt in no. 1 van deze schetsen en verhalen in het licht gesteld hoe ouders in de keuze van het beroep hunner kinderen dwaas te werk kunnen gaan; van welken aard de opleiding der meisjes moet zijn en hoe men zich tegenover zijne dienstboden, bepaald tegenover de vrouwelijke, moet gedragen; in no. 2 hoe men, door den invloed van den godsdienst, ook bij den grootsten rampspoed, gelukkig kan zijn; in no. 3 welk een verdriet een zoon aan zijne ouders kan berokkenen en hoe eene moeder door verkeerd gewijzigde liefde haar kind ten verderve kan strekken; in no. 4 hoe kinderen het offer kunnen worden van de eerzucht en het gebrek aan godsdienstzin bij hunne ouders, en in no. 5 hoe de verbindtenis met een man, die zijne jeugd als een losbol heeft doorgebracht en wiens liefde voor zijne vrouw louter in zinnelijke genegenheid bestaat, voor deze de bron der treurigste ellende kan zijn. Voorzeker, dit zijn al te maal onderwerpen, die wel verdienen in het publiek besproken te worden. Geschiedt dit in den vorm van een betoog, al verdient dit nog niet eens
dor geheeten te worden, menigeen zal het ongelezen laten. Maar worden zij gehuld in het gewaad, waarin onze auteur ze heeft gestoken, dan laat zich verwachten dat er meerderen de aandacht aan zullen wijden. Wij zijn daarom den Nijmeegschen prediker dankbaar voor deze schetsen en verhalen, waarvan wij de twee laatsten met het meeste genoegen gelezen hebben. Wij hopen dat hij en de uitgevers, die als zoodanig allen lof verdienen, ruimschoots de moeite zullen beloond zien, door hen aan de bezorging van dit boek gewijd.
Olst.
H.E. Stenfert Kroese.