Welnu, deze drie laatste regels wenschte ik op iemand van dezen tijd en op een gebeurtenis van deze dagen toepasselijk te maken. Maar 't is geen ‘Kees’ dien ik bezingen moet, en hoe kan ik den naam, dien ik ‘op het oog’ heb, in het gareel der maat wringen? ‘Niets gemakkelijker dan dat: “de Koen, de Koen, de Koen!”’ Ik dank u (zou Pecksniff zeggen), maar oude koeien uit de sloot te halen is beneden mijn fatsoen, 't zou al te ‘oudwijfsch’ zijn. ‘Welnudan: Betsy, Betsy, Betsy! dat is ten minste spik-splinter nieuw.’ Nog eenmaal, ik dank u, maar ook aan deze op- en aftredende, en toch terstond weder op tredende hoofdredaktrice dacht ik eigenlijk niet; ik bedoelde een man, en wel hem, die vóór weinige maanden zoo aandoenlijk afscheid nam van de 2de Kamer, en verklaarde nooit, nooit weêr gekozen te willen worden, en die nu reeds..; ‘O, nu weet ik van wien gij spreekt; dat is hij die enkel en alleen gekozen is omdat men hem houdt voor den Piet van Amsterdam, want...’ Hoû wat, hoû wat! niet verder, daar hebben wij 't al, ‘de Piet’ dat is het, Heurèkamen! En nu maar dadelijk aan den slag:
Wie is die eeuw'ge President? De Piet!
Wie poetst 'm als een malkontent? De Piet!
Wie is er en wie is er niet,
Wie is er weêr voor dat je 't ziet?
De Piet! de Piet! de Piet! (bis.)
Mr. G.C.J. van Reenen was een uitmuntend president, zij het ook dat in den laatsten tijd de roem zijner onpartijdigheid een weinig was gaan tanen. Thans zal hij op de banken der gewone stervelingen gaan plaats nemen. Zal hij ook daar uitmunten, of zal men op hem, in omgekeerde orde, den bekenden versregel moeten toepassen:
Tel brille au premier rang, qui s'éclipse an second?