Reizen.
De wereldbol. De jongste zee- en landreizen, volgens Dr. W. Harnisch, F. Heinzelmann en anderen. Aan Neêrlands volk verhaald door J.B. Rietstap. Groningen, P. Noordhoff. Arnhem, J. Voltelen. Gent, W. Rogghe. 2 Deelen.
Sedert ons vaderland in het spoorwegnet van Europa is opgenomen, sedert het reizen te water en te land goedkooper en gemakkelijker is geworden, sedert den gegoeden burger telkens de gelegenheid wordt aangeboden, om voor weinig geld een uitstapje naar Brussel, Keulen of Parijs te maken, - zijn ook onze landgenooten, anders zoo huisvast, aan 't trekken en zwerven geraakt. Wie weet er tegenwoordig niet meê te spreken van de Loreley en de Brocken, van de Louvre en het Museum-Wiertz, van de Wilhelms-Höhe of de Westminster-Abbey?
Het is een gelukkig verschijnsel, dat ook ons volk, des zomers althans, wat meer uitlandig begint te worden. Het bezoeken van andere landen, het tijdelijk verkeer onder andere volken, al is 't ook maar voor korten tijd, verfrischt den geest, verruimt den blik, geeft nieuwe denkbeelden, maakt los van vooroordeelen; het leert ons waardeeren wat wij hier boven het buitenland vooruit hebben, maar ook veel opmerken wat ons nog altijd ontbreekt. Nu de reislust ook den kalmen Nederlander heeft aangegrepen, zullen èn zij die meenen dat elders alles zooveel beter is dan hier, èn zij die in den waan verkeeren dat onze maatschappelijke toestanden ongeveer volmaakt zijn, wel langzamerhand van hunne dwalingen genezen.
Maar reizen is ook een kunst, die niet ieder verstaat. Met spoortreinen en stoombooten van de eene plaats naar de andere te verhuizen, landstreeken en steden op te nemen als was men uitgegaan om Baedeker te verifieeren, dat is nog geen reizen. Daar zijn er die wel veel zien, maar zonder verstand en oordeel, die even wijs terug komen als zij zijn heengegaan. Het verhaal hunner bevindingen bestaat in het opsommen van allerlei merkwaardigheden, gelardeerd met tallooze uitroepingsteekens achter de woorden: verrukkelijk! prachtig! onbeschrijfelijk! o zoo mooi! enz.
Om goed te reizen moet men vooraf op de hoogte zijn van land en volk. Toegerust met die noodige kennis, zijn wij eerst in staat om ons voordeel te doen met hetgeen wij in den vreemde aanschouwen. Arme reizigers, die zich door een gids laten voortslepen als een lastdier, of zich door een reisboek laten commandeeren wat zij zien zullen.