De Tijdspiegel. Jaargang 27
(1870)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– AuteursrechtvrijNieskruid.Heeft het voor eenigen tijd geleden verbazing verwekt, dat vijf van de zeven leden der Commissie van administratie over de strafgevangenis nabij Doetinchem hun ontslag hebben verzocht, de redenen die hen daartoe bewogen, zijn thans openbaar gemaakt in een geschrift, ten titel voerende: ‘Antwoord op de vraag: Waarom hebben vijf leden der commissie van administratie over de strafgevangenis nabij Doetinchem hun ontslag gevraagd?’Ga naar voetnoot(*) Wij hebben dat antwoord, onderteekend door de op hun verzoek eervol ontslagen leden: D. Simons, J.D. Pasteur, E.G.A. Baron van Pallandt, C.H. Japing en T.J. Belle gelezen. Het is kort, krachtig, bezadigd, waardig. Mannen die zoo met open vizier voor den dag komen zullen wel niet kunnen verdacht worden onvoorzichtig of eenigzins bezijden de waarheid zich te hebben uitgelaten. In die zekere onderstelling wordt hier een bekend kruid aangeboden, waar de oogen van sommigen, als de niesvliezen ten minste niet geheel zijn verslapt, van moeten overloopen. Als men ons vertelde wat hier geschreven staat, zouden wij het nauwelijks kunnen gelooven. Men oordeele! In de eerste plaats wordt de vraag behandeld: ‘Of het, na gedurende bijna drie jaren van het Ministerie van Justitie een minachtende bejegening te hebben ondervonden, voor mannen die een gepast gevoel van eigenwaarde voeden, nog mogelijk was langer in betrekking van leden der Commissie van administratie te blijven?’ Wat? vroegen wij, dit lezende, mannen, aan wie zulk een vereerende betrekking was opgedragen en die haar even getrouw als belan- | |
[pagina 83]
| |
geloos waarnamen, blootgesteld aan een minachtende bejegening van het Ministerie van Justitie! En waarlijk, in het door die mannen aan Z.M. den Koning gerichte verzoek tot ontslag staat het met zooveel woorden te lezen: het met grondige redenen gedaan voorstel tot verwijdering van een der voornaamste bewaarders werd door den toenmaligen Minister van Justitie afgewezen en de feiten als overdreven en gezocht gekwalificeerd. Op eigen verzoek van den schuldige (let wel!) had later die verwijdering plaats en zijn positie werd iets later verbeterd; op verschillende voorstellen tot verbeteringen, door de Commissie dringend noodzakelijk geacht, werd zelfs geen regard geslagen of afwijzend beschikt; een gelijk lot onderging een ander voorstel der Commissie, om twee zich ergerlijk gedragende, bij deze gevangenis dienstdoende rijksveldwachters te verwijderen; een dergelijk voorstel tot ontslag of minstens verwijdering van een gevangenbewaarder, die bereids geschorst was en zich aan een schandelijk wangedrag had schuldig gemaakt, bleef zonder beschikking. Dit gebeurde, zeggen de onderteekenaars in de eerste helft van Juni 1869 (dus onder het tegenwoordig Ministerie). Zij voegen er karakteristiek bij: ‘deze persoon, die Katholiek is, bleef (geschorst) in dien toestand in de nabijheid van de strafgevangenis, maar onder genot van vol tractement, ruim vier maanden rondloopen en werd onlangs tot rijksveldwachter te Zwolle benoemd - dus beloond. Wij dachten dat dit een betrekking van vertrouwen was en activiteit eischte; 't omgekeerde schijnt het geval te zijn.’ Nog zijn wij niet aan het einde der grieven. De middelen tot contrainte voor de meer verharde gevangenen kwamen der Commissie onvoldoende voor. Anderen werden door haar aan den tegenwoordigen Minister van Justitie voorgedragen - een vernederend stilzwijgen werd van den kant van het Ministerie bewaard. Een voorslag om een der grootste belhamels, wiens aanhoudend verzet en brutaal gedrag gevaarlijk dreigden te worden, naar een strengere gevangenis te verplaatsen werd geweigerd; evenzoo het voorstel tot noodwendige vermeerdering van het dienstpersoneel. Doch het toppunt van minachting meenen de afgetreden leden der Commissie daarin te bespeuren, dat zij verdacht worden uit geloofsijver of geloofshaat op de verwijdering van een der Katholieke beambten te hebben aangedrongen. Dit trof hen te dieper, omdat zij bewijzen genoeg kunnen aanvoeren om de verdenking van zulk een laaghartige onverdraagzaamheid verre van zich te werpen, terwijl zij zich veilig beroepen kunnen op de getuigenis zelfs der Katholieke geestelijkheid, belast met de godsdienstige belangen der Katholieke gevangenen. Wien verwondert het, dat mannen ‘die een gepast gevoel van eigenwaarde voeden’, die ‘van boven niet gesteund, maar gewantrouwd en geminacht, om zich heen belemmerd, naar beneden zwak en on- | |
[pagina 84]
| |
vermogend,’ niet langer in een betrekking konden blijven, gewichtig als zij geacht mag worden en daarom hooge eere waardig. Wel smaken zij de zelfvoldoening, dat na het bekomen van hun ontslag, verscheiden hunner voorstellen betrekkelijk localiteit, onderricht, vermeerdering van bewaarders enz., hoewel door anderen aanbevolen, in werking gebracht werden - een ontegensprekelijk bewijs, dat zij niet hadden misgezien, maar ook geen minder bewijs voor de minachtende bejegening, waaraan zij hebben blootgestaan - en dat van wege het ministerie van Justitie! Ja, wat meer is, nu werd op een buitensporige wijze voldaan aan een door hen gedaan voorstel om één' niet handelbaren gevangene te verwijderen, door in plaats van één' dertig naar een andere gevangenis te verplaatsen. Hoe naief! Dat was de gemakkelijkste manier om rust te bewaren - die, 't is nog al opmerkelijk, onder hun beheer en onder het bestuur van den eersten kommandant nooit zoo onrustverwekkend was verstoord - maar bij welken maatregel het doel van het verblijf aan de Kruisberg, volgens de afgetreden leden der Commissie, geheel uit het oog is verloren. Waarlijk, wij staan verbaasd zulke dingen te vernemen van een Ministerie van Justitie, dat zelf de leden der Commissie benoemd, hun voordracht althans goedgekeurd heeft en dat, volgens de in die brochure aangehaalde feiten, bij voortduring de voorstellen der Commissie in het belang der zaak heeft gewezen van de hand en hen verongelijkte aan wie het commissoriale toezicht over de belangrijke inrichting was toevertrouwd. Wij staan verbaasd, dat in de brochure gesproken wordt van een soi-disant onpartijdig onderzoek door den Minister van Justitie; van den wensch, in het antwoord uitgedrukt, dat de Minister van Justitie eindelijk moge inzien ‘dat hij, wat het beheer dier gevangenis betreft, in zeer veel opzichten mistast en door waarschijnlijk het oor te leenen aan raadgevingen van iemand die - zooals genoegzaam bekend is - uit onedele drijfveeren, liever den ondergang dan het welslagen dier inrigting zoude zien, nog verder van 't pad geraakt.’ En nu, de twee aangebleven leden der Commissie! Als wij beide formulen eens ter logische ontleding opgaven: 1. voor mannen die een gepast gevoel van eigenwaarde voeden, was het niet mogelijk langer leden der Commissie te blijven, en 2. (aan het slot der brochure) als het gesticht de Kruisberg door de maatregelen door de afgetreden leden voorgesteld aan het doel beantwoordt; als een voor alle partijen vernederend, in zijn reactie slecht werkend en sterk naar politie-vernuft riekend spionnenstelsel zal prijs gegeven worden, dan mogen de beide aangebleven leden der Commissie daarin een vergoeding vinden voor de opoffering van hun gevoel van eigenwaarde, door een betrekking te blijven waarnemen die, in de gegeven omstandigheden, voor elk man van karakter diep vernederend moest zijn; dan behoefde het nog zoo'n heel snuggere leerling niet te zijn, om | |
[pagina 85]
| |
daaruit een conclusie te maken die alles behalve streelend voor die oud-leden moet zijn. Maar waren die afgetreden leden ook wat kitteloorig, wat ligt geraakt? Waren zij misschien wel met de vereerende betrekking hun toevertrouwd ingenomen, minder misschien met de zaak hunner behartiging opgedragen? Het antwoord op de eerste vraag laten wij over aan het oordeel van den lezer van bovenvermelde grieven. Op de tweede vraag antwoorden de heeren zelve, dat voortdurende belangstelling in alles wat het welslagen der bedoelde gevangenis voor jeugdige mannelijke veroordeelden betreft, hen dringt om de mannen van gezag opmerkzaam te maken op zulke gebreken in het nog in zwang zijnde wetboek van strafrecht, ‘waaruit blijkt dat het wetboek in strijd is met onzen tijd en op sommige punten met het geheele tegenwoordige rechtsbeleid, daar het vaak bij de toepassing over en door de letter heen voert en dikwerf de billijkheid zoowel als de humaniteit in het aangezigt slaat, waardoor men aan den eenen kant te veel, aan den anderen kant te weinig doet.’ Vervolgens geven zij het antwoord op de vraag door een beschrijving te geven van het Maison pénitentiaire te St. Hubert (België), door een hunner onlangs bezocht, zich uit ware belangstelling in de zaak een offer van tijd, moeite en geld getroostende. Wij bevelen de beschrijving dier inrichting te St. Hubert ter lezing in het bijzonder aan, en moge men daarin vinden wat niet of minder uitvoerbaar hier te lande moge worden geacht, belangrijke wenken en opmerkingen hier op te zamelen mogen niet onopgemerkt voorbijgezien worden. Stellen nu de afgetreden leden der Commissie van administratie over de Kruisberg nog zooveel belang in de verbetering dier gevangenis, dan hehoeft er wel geen woord meer gesproken te worden over de beantwoording der tweede door ons gestelde vraag. En dan vragen we, of de door herhaalde tegenwerking afgedwongen aftreding van zulke mannen niet diep te betreuren is? Of men het waar belang der gewichtige zaak wel in het oog heeft gehouden door hen te noodzaken zich aan haar te onttrekken - iets dat na al het door hen vermelde door ieder onbevooroordeelde hun tot eer zal worden toegerekend. De hoogste macht is helaas niet altijd het hoogste recht onder de aardbewoners. Was de zaak niet bekend, toen het gevangeniswezen aan de orde was in de Tweede Kamer? Wij zouden er aan twijfelen, anders hadden wij een interpellatie verwacht. Of zou de zaak als te nietig beschouwd zijn, als een te klein onderdeel van het groote raderwerk, om er de aandacht op te vestigen? Welk een verdenking van 's lands Afgevaardigden, die het kunnen en moeten weten, dat in de huishouding van Staat de deelen moeten samenwerken met het geheel, zal er geregelde orde en samenhang bestaan! |
|