Buitendien geeft de schrijver ons eene andere zeer populaire classificatie in:
edelgesteenten, |
gewone steenen, |
edele metalen, |
gewone metalen en ertsen. |
waarom bovengenoemde lijst, in zeker opzigt overbodig genoemd kan worden.
Van veel waarde is de opgave op pag. 49 en 50 omtrent den historischen en letterkundigen oorsprong van de voornaamste mineralen, en de tabellen van pag. 272 tot 275, waar een vergelijkend overzigt van de Nederlandsche, Duitsche en Fransche benamingen der steensoorten gegeven wordt.
Het eerste gedeelte ‘de algemeene beschouwingen’ is wat beknopt, zooals trouwens door den schrijver zelf in de voorrede bekend wordt. Welligt had men hier een korte en heldere beschrijving, met figuur toegelicht, van den reflexie-goniometer aan kunnen toevoegen, bij de vermelding van de optische kenmerken.
Nogtans is het misschien gewaagd, hierover een beslissend oordeel uit te spreken.
Bij de behandeling van de mineralen in de volgende hoofdstukken, is in alle opzigten de aesthetische vorm bewaard.
Bloemrijk en opwekkend, kernachtig en algemeen beschouwend, zonder in het minst of geringst de wetenschap te kort te doen, behandelt de popularisator het doode rijk der natuur, en weet dat zoo te bezielen dat ongetwijfeld de lectuur van dit werk iederen oningewijde nieuwe levenskracht en liefde voor het ware en schoone zal schenken, aanzienlijk den kring zijner voorstellingen zal uitbreiden, en licht voorhem zal werpen op het innige verband, dat tusschen alle verschijnselen in het zigtbare rijk der natuur bestaat.
De geschiedenis der menschheid is ingeweven in de reeks van voorlezingen over delfstoffen. De rol van het doode rijk der natuur, in betrekking tot den mensch, is met breede philosophische trekken geschilderd.
Voorzeker, geen hand, waaraan die taak beter was toevertrouwd, dan aan die van v. Kobell.
Wij mogen het veilig verklaren, dit werk verdient een plaats naast Tyndall's populaire voordragten, naast Helmholtz' voorlezingen, de populaire geologie van Leonhard, of de lezingen van Odling over organische scheikunde.
Aan ieder oningewijde kan dit boek worden aanbevolen. Aan ieder docent die veel werk wenscht te maken van zijn onderwijs in de delfstofkunde, en die wetenschap ook beschouwt als een grondslag van de aesthetische vorming zijner leerlingen, zoo als zij ook inderdaad is.