| |
Politiek overzicht.
De teerling is geworpen.
In ons laatste overzicht vermeldden wij reeds, dat het Fransche leger stellig naar den Romeinschen staat vertrok, en wel omdat de toestand waarin de Italiaansche Regeering verkeerde, een toestand was van volslagen onzekerheid. Ratazzi, tot dusver bekend als een voorstander der Fransche staatkunde in het schiereiland, liet de teugels van het bewind los, en Cialdini zou ze wellicht hebben opgevat; doch hij kon niet alleen wagenmenner zijn, er waren medestrijders noodig, noodig doch niet te vinden. Eer dat nu de niet bestuurde rossen al hollende den weg naar Rome konden inslaan, moest Napoleon de ijzeren deuren voor hun rookende neusgaten dicht werpen. Nog altijd is het raadselachtig, waarom de Minister-President slechts aan twee eischen van het Parijzer ultimatum voldeed, en niet ook aan het derde. Waarom hij wel den toevoer van manschappen naar het leger van Garibaldi belette, wel de werfkantoren die door het koninkrijk verspreid waren, liet sluiten, maar geen proclamatie richtte aan zijn medeonderdanen, om hen tot orde en rust en tot eerbiediging der tractaten aan te sporen. Eerst de geschiedschrijver zal in toekomstige eeuwen den sluier kunnen oplichten, en de staatslieden kunnen bespieden niet alleen in hun kabinet, maar ook in hun gemoed. Dan worden brieven geopenbaard, gedenkschriften uitgegeven, opgeteekende gesprekken meegedeeld, in éen woord dan wordt het noodige materiaal aangevoerd om
| |
| |
een samenhangend geheel te construeeren. De tijdgenoot zit als een toeschouwer bij de tooneelvoorstelling; de nakomelingschap bezoekt den schouwburg bij dag, als de lichten hun bedriegelijken luister niet meer werpen, en dringt door achter de schermen en de coulissen. Aan haar moeten wij het overlaten te onderzoeken, waarom Ratazzi door het valluik verdween, en waarom Cialdini niet speelde. Wij zagen alleen duidelijk, dat het zoo gebeurde, en dat na een vrij lange verwarring Menabrea aan het hoofd van een kabinet optrad, en de verlangde, althans een Proclamatie uitvaardigde. Daarin wees hij op het ongeoorloofde dat particulieren zich staatkundig en militair beleid aanmatigden, op de afspraken van de September-conventie en op het gevaar van met Frankrijk in oorlog te geraken. Tevens opende hij het vooruitzicht, dat na het herstel van orde en rust er in overleg met de Fransche Regeering maatregelen zouden worden genomen, waarbij op de verklaring van het Italiaansche parlement, d.i. op den wensch van Rome tot hoofdstad te hebben, zou worden gelet. Hoe gematigd ook gesteld beval deze afkondiging de Italianen in de Fransche interventie te berusten, en maakte zij in een oogenblik den afgetreden minister Ratazzi tot een populair staatsman omdat hij - zoo heette het - met een dergelijke verklaring niet voor het Italiaansche volk had willen verschijnen. Menabrea, vroeger officier der genie, is een wetenschappelijk man, minder belust op een politieke carrière, en die het dus gewaagd heeft om zich door het optreden in de tegenwoordige kritieke omstandigheden voor het vervolg impossible te maken. En toch kon zelfs hij zijn stelsel niet doorzetten. Te Turijn, te Milaan, op vele plaatsen van Noord-Italië gaf het volk luide teekenen van verontwaardiging. En terwijl de Regeering aan den eenen kant deze onlusten krachtig onderdrukte, gaf zij, nadat de Fransche troepen te Civita-Vecchia ontscheept waren, aan eenige
Italiaansche regimenten mede het bevel om de Pauselijke grenzen over te trekken. Zoo bevonden zich dus weldra op dat kleine gebied Franschen, Italianen, Pauselijke vrijwilligers en Garibaldini - ‘vier elementen’ niet ‘innig gesellt.’ Het spreekt van zelf dat de handelende regeeringen ook tegelijker tijd wat deden aan de kunst de déguiser nos pensées. Bij het bericht van het vertrek der Fransche troepen had de Moniteur reeds verklaard, dat er van vijandschap tegen Italië geen sprake was, en na dat vertrek diende een circulaire van den minister van Buitenlandsche Zaken, de Moustier, om aan de Fransche diplomaten bij de vreemde hoven geaccrediteerd te berichten, dat alleen de verplichtingen van het tractaat van September '64 Frankrijk tot interventie noopten, dat de troepen na de vervulling dier verplichting terstond weer terug zouden keeren, en dat alsdan de oplossing der moeielijkheden in overleg met alle andere mogendheden zou beproefd worden. Evenzoo handhaafde Menabrea Italië's recht tot tusschenkomst in een circulaire aan de vertegenwoordigers van het hof van Florence bij de Europeesche souve- | |
| |
reinen. Hij deed daarin uitkomen, dat de Florentijnsche Regeering aan de Septemberconventie steeds voldaan had, doch het daarom toch onmogelijk geweest was het binnendringen der vrijscharen van Garibaldi te beletten! Het snelle verkeer van onze dagen, de vrijheid die ieder Italiaan heeft om zich waarheen hij wil te begeven, lieten geen stelsel van spionnage toe, dat elke overschrijding der Pauselijke grenzen zou belet hebben. Daar nu de Franschen - zoo luidt het verder - komen om den Paus te beschermen, zoo wordt hierdoor een wezenlijk punt van de Septemberconventie voorbijgegaan, n.l. de eigenhulp van den Paus. Doch daar heeft men zich - zegt de circulaire te recht - eigenlijk toch niet aan gehouden, getuige het zoogenaamde legioen van Antibes, dat
niets anders is dan een vermomde Fransche ondersteuning. Er bestaat derhalve geen reden waarom Italië zich thans zou onthouden.
Hiermede was deze stap genoegzaam gerechtvaardigd. Natuurlijk niet in de oogen der Fransche Regeering. Zoowel het officieele blad als de diplomatieke circulaires keurden Italië's interventie af, als in strijd met het volkenrecht!
Hoe zullen onpartijdige beschouwers het beoordeelen? Zij zullen, geloof ik, verlangen te weten, of de Italiaansche Regeering reeds lang te voren kennis droeg van Garibaldistische bewegingen, of zij daarop door Frankrijk gewezen is, of zij dus maatregelen van voorzorg verzuimd heeft. Zij zullen zich verwonderen, dat Garibaldi zoo slecht bewaakt werd, dat hij na zijn gevangenneming bij het uitbarsten der troebelen, plotseling weer aan het hoofd zijner benden verscheen. Zij zullen de schouders ophalen bij het beroep op het volkenrecht, dat tegenwoordig zoo wat behandeld wordt als een doctor, dien men haastig en angstig roept, als men zich zwak voelt, doch wiens voorschriften men in den wind slaat, zoodra men een veer van den mond kan blazen. Eindelijk zal iedereen wel toegeven, dat Victor Emmanuel zelfs het gevaar van een oorlog met Frankrijk liever moest beloopen, dan geheel en al zijn populariteit bij eigen onderdanen te verliezen. Over enkele partijen wordt wat licht verspreid door de staatsstukken, die de Fransche Regeering aan het Corps Legislatif heeft overgelegd in het zoogenoemde Livre Jaune. Daaruit blijkt, dat reeds in Februari het Florentijnsche ministerie uit Parijs gewaarschuwd werd tegen revolutionaire woelingen.
Te Rome zelf werd het volk in toom gehouden, door de aanwezigheid der troepen, zoodat slechts een kortstondige oproerige beweging zich daar heeft vertoond.
Intusschen was Garibaldi steeds nader gerukt, en had eenige kleine plaatsjes op zeer korten afstand van Rome bezet, toen hij de aankomst der Franschen vernam. Van dat oogenblik af hield hij op aan het gelukken zijner onderneming te gelooven. Het werd nu maar de vraag: hoe op de veiligste wijze te retireeren? Terwijl hij de daartoe
| |
| |
noodige plannen beraamde, werd hij aangevallen door de pauselijke troepen, die nu gerust de hoofdstad zelve konden verlaten, omdat dáár de orde door de Fransche wapenen werd verzekerd. Zóó werd op 3 November het bloedige gevecht tusschen Mentana en Monte-Rotondo geleverd. De van vermoeienis uitgeputte, slecht gekleede en slecht gewapende Garibaldini boden met hardnekkigen moed aan de pauselijke zouaven de spits. Onbeslist bleef de strijd, tot dat de aankomst van eenige bataillons Fransche infanterie, ondersteund door een paar stukken geschut, de schaal deed overslaan. De pauselijke troepen waren uitgerust, fiks gevoed, goed gewapend, ongetwijfeld beter dan die van Garibaldi, doch de Franschen waren - wat meer zegt - gewapend met het vérschietende en juist mikkende chassepotgeweer. En dát heeft wonderen verricht. Heilige Chassepot! Wie weet, ziet de nakomelingschap uw naam niet in den kalender, do. 3 November, prijken? De uitvinder van een geweer gecanoniseerd! Doch als het wonderen zijn die uw geweer verricht, dan is de vraag of het ook buiten het erfgoed van de Kerk wel dezelfde uitwerking zal hebben.
Na de nederlaag verliet Garibaldi het Romeinsche gebied om - hier werd hem geen gelegenheid meer gegeven, zelf het doel van zijn aftocht te bepalen: een detachement soldaten van het leger van Z.M. den koning van Italië nam hem gevangen. En nu zal men zeker wel zorgen, dat de lastige vriend niet meer ontsnapt. Als hij Napels in opstand brengt, of Sicilië aan den scepter der Savooische vorsten onderwerpt, dan plaatst hem il re galant-uomo naast zich op de zegekar. Als hij Rome aan Italië had gegeven.... Doch neen. Dat was onmogelijk. En daarom verdient hij de straf, de ruwe krijgsman, de eenvoudige volksleider, die niet geweten heeft, dat in de politiek falen erger is dan misdoen. Het éenige misdrijf, waarop ook een beschuldiging tegen Garibaldi schijnt te kunnen gegrond zijn, is dat hij zijn vaderland het gevaar van een oorlog met een bevriende macht (n.l. Frankrijk) heeft op den hals trachten te halen. Doch, hoort eens, dit dilemma: òf Italië heeft Garibaldi's pogingen tegen gewerkt, en dan bestond er geen gevaar van oorlog met Frankrijk; òf de regeering heeft ze wel ondersteund, en dan komt het gevaar van haar zelf. Doch wij laten gaarne de verdediging aan de Italiaansche advocaten over, en wijden nog eenige regelen aan de gevolgen van den Chassepot-slag. De Paus, dat is duidelijk gebleken, heeft zich zelf niet kunnen handhaven. Niettegenstaande het toevloeien van geld en van vrijwilligers, was het Fransche leger noodig, vooreerst om Rome in toom te houden, ten andere om de beslissing te geven aan den strijd met de Garibaldini. Vreemde overmacht heeft weer eens, zooals vaak in vroegere eeuwen, de hand geslagen in het weefgetouw van Italië's schikgodin. Voor die vreemde macht buigt ook Victor Emmanuël. Na een kortstondig vertoon van zelfstandigheid, laat hij Garibaldi gevangen nemen en zijn troepen terug trekken uit den pauselijken Staat,
| |
| |
terwijl de fransche Regeering belooft, de hare terug te voeren, zoodra de orde genoegzaam hersteld zal zijn. Intusschen is de publieke opinie van Europa krachtiger dan de Regeering van Florence. Voor haar bukt thans zelfs Napoleon. Terwijl hij nog steeds formeel staande houdt, dat de September-conventie niet is vervallen, wenscht hij echter de Romeinsche kwestie aan een Europeesch congres te onderwerpen. Uitnoodigingen daartoe zijn aan alle hoven rond gezonden; de antwoorden echter nog niet met zekerheid bekend. En de moeilijkheid is niet gering. Italië zal nimmer bij een volkenrechtelijke acte afstand doen van zijn recht op Rome. Hoezeer het, naar ons bedunken, best het bezit dier stad kon ontberen, een groot deel der bevolking denkt er anders over; de Regeering kan die meening niet openlijk en officieel veroordeelen. De Paus kan evenmin aan de verzamelde Europeesche souvereinen toegeven, wat hij jaren lang verklaard heeft onmogelijk te kunnen.
De andere mogendheden hebben, ja belang bij den vrede en de rust in Europa, zien bijna allen gaarne de vaste en definitieve organiseering van den Italiaanschen staat, doch zullen allen terug deinzen voor een stap, die hun misschien het misnoegen van vele Katholieke onderdanen op den hals kan halen. Het bezit van Rome is wellicht niet meer dan een Italiaansch vooroordeel; de wereldlijke macht van den Paus niet anders dan een vooroordeel van geloovige Katholieken. Wat moet het zwaarste wegen? En als men niet vooraf verzekerd is van den uitslag, niet te voren er op kan rekenen, dat de partij, die in het ongelijk gesteld wordt, zich vrijwillig aan het vonnis zal onderwerpen, dan zal de verwikkeling ná het congres grooter zijn dan te voren, omdat alsdan heel Europa betrokken zou zijn in een kwestie, die tot dusver alleen enkele staten betrof. Valt er bovendien aan eenstemmigheid te denken b.v. tusschen Spanje, dat ten allen tijde en ook nu nog getrouw is aan alle traditiën der pauselijke oppermacht en den Russischen alleenheerscher, die zelf tot de Grieksche Kerk behoorende, de Katholieke religie in Polen op alle mogelijke wijzen heeft onderdrukt en gekortwiekt! En zoo heeft iedere Staat zijn bijzondere belangen. Napoleon schijnt bepaald vast te houden aan het wereldlijk gezag, niet zoo zeer blijkens zijn troonrede als blijkens de brochure: Napoléon III et l' Europe en 1867, die over 't algemeen een echo van dat staatsstuk is en wel een van die bijzonder merkwaardige echo's, die het toegeroepene meermalen terug kaatsen, ja in éen opzicht een bovenal wonderlijke echo, die zich vóor het geluid zelf heeft doen hooren. Doch hoe dit zij, men kent de gewoonte van het tweede keizerrijk, om door officieel geïnspireerde brochures zijn plannen bekend te maken. Men mag er dus veel gewicht aan hechten, te meer daar de volkomen overeenstemming der brochure en der troonrede ten aanzien der Duitsche kwestie en der
binnenlandsche politiek geen twijfel overlaat, of ook het meer geäccentueerde gevoelen ten aanzien van
| |
| |
's Pausen wereldlijke macht is geheel de uitdrukking van den wil van Frankrijk's beheerscher. Het Romeinsche vraagstuk is dus een phase ingetreden, die zoo mogelijk nog ingewikkelder is dan de vroegere.
Inmiddels zijn drie troonreden als gouden regens op het dorstende aardrijk neergedaald en voorspellen een tijd van vrede. Van de Engelsche had men dit natuurlijk verwacht. 't Is waar, het Parlement is juist bijeengeroepen om bekend gemaakt te worden met den tocht naar Abyssynië, doch dat is een oorlog buiten Europa tegen menschen van andere kleur en ander ras; onze effecten kunnen er niet door dalen; onze fabrieken zullen er niet om stilstaan. Wie bekommert er zich dus om? Dat de Africanen ooit, zooals de Abyssynische prins Rasselas in het verhaal van Johnson oppert, met den wind, die de Europesche schepen huiswaarts stuwt, tot ons zullen komen, en de wet voorschrijven aan onze vorsten, dat is immers ondenkbaar.
Van meer gewicht zijn de vredelievende verzekeringen in de troonrede van Napoleon en van den koning van Pruisen. Onbewimpeld komt de keizer met zijn denkbeeld voor den dag, om de toestanden aan gene zijde van den Rijn - fatale uitdrukking in der daad! - franchement te accepteeren, Duitschland's trek tot eenheid niet tegen te werken, maar vreedzaam toe te zien, zoolang Frankrijk's eer en waardigheid niet bedreigd worden. Dit laatste voorbehoud is nog al nevelachtig. Elk tweegevecht wordt in naam van beleedigde eer of gekrenkte waardigheid ondernomen. Vreest echter niet: het geschrift Napoléon III et l'Europe en 1867 stelt ons gerust. De Duitsche beweging wordt daarin gekarakteriseerd als een natuurlijke, wier loop niet te stuiten is; niet van den slag bij Sadowa is zij uitgegaan, dáár heeft zij alleen haar beslag gekregen. Het minste windje van onrust, zoo heet het dáar, kan aan den horizon de wolk opdrijven, waaruit de Duitsche keizerskroon op het hoofd der Hohenzollern nederdaalt.
Wederkeerig wordt in de Pruisische troonrede gesproken van de Italianen en de Franschen, als van twee volken, met wie Duitschland nauw verbonden is. Alle vrees is dus geweken, dat er tusschen Napoleon en Frans Jozef reactionaire plannen beraamd zouden zijn. Of Frankrijk en Oostenrijk, luidens de circulaire van von Beust, het ook al eens zijn in alle kwestiën der groote politiek, het kan nu niets meer beteekenen, dan dat zij alle verdere inbreuken op de Europeesche toestanden zullen tegengaan; het bestaande wordt geëerbiedigd, en daartoe behoort in de eerste plaats, het éene Duitschland onder Pruisen's suprematie. En die gaat zacht maar zeker op de afgebakenden weg voort. De Badensche en de Wurtemberger Kamers hebben het verdrag van of- en defensieve alliantie met Pruisen goedgekeurd, en daardoor de legers harer landen voor den tijd van oorlog onder het commando van den bevelhebber der Duitsche bondstroepen gezet. Wie had voor twee jaren gedacht, dat men zoo spoedig reeds met eerbied van Duitsche bondstroepen zou moeten spreken? Politieke invloed en militair
| |
| |
overwicht zijn, helaas! nog te zeer de schitterende uniformen waaronder de meer soliede eigenschappen van volkseenheid, vrij verkeer, rechtseenheid enz. verborgen zijn, die bij velen maar in de tweede plaats gerekend worden.
Het éenige wat Duitschland in dit laatste opzicht vóor '66 bezat was het Tolverbond, dat natuurlijk ten gevolge van den broederoorlog uiteenspatte. Thans is het geheel hersteld, nu ook Beijeren tot het nieuwe Handelsverdrag is toegetreden, waarvan de aangelegenheden geregeld zullen worden door het zoogenoemde Zollparlament. Eerst trachtte de Beijersche Eerste Kamer nog voor haar koning het recht te winnen, om een veto uit te oefenen tegen de besluiten van den Bondsraad en het Tolparlement. Toen echter Pruisen hiervan niets wilde weten en de Beijersche Tweede Kamer zich ten tweeden male voor de onvoorwaardelijke aanname van het handelsverdrag verklaarde, gaf ook het Heerenhuis toe.
Voor zooveel glorie heeft het Pruisische volk zich zijn koning en diens raadsman wederom dankbaar betoond bij de verkiezingen voor den landdag, waarvan wij de opening reeds vermeld hebben. De hoofdstad moge al hardnekkig vasthouden aan verouderde (!) begrippen en alleen liberale leden afvaardigen, Berlinerthum is, zooals te dier gelegenheid een veel gelezen nieuwsblad aanmerkte, nog geen Preussenthum. De alt-liberale en de Fortschrittspartei kunnen dien ten gevolge in de Kamer evenmin een meerderheid vormen als de conservatieven; den doorslag zullen immer geven de national-liberalen; dat zijn zij, die oordeelen dat het door het Pruisische gouvernement gevolgde stelsel van regeeren op het oogenblik het éenige passende is voor het Duitsche volk. Iemand die gewoon is de zonnige zomermaanden te verdrijven aan het groene tapijt der thans Koninklijk-Pruisische speelbanken zou uitroepen, dat Bismarck en veine is; een diepzinnig Essayist of Reviewer meent den natuurlijken loop der gebeurtenissen te ontdekken, waarin de hoofdpersonen eigenlijk geleid worden, terwijl zij wanen den stoot te geven. Doch overmoed is vaak de medgezel van het geluk, of is het niet onedel dat de Pruisische Regeering den afgevaarde Twesten vervolgt wegens in de Kamer gehouden redevoeringen en dat het gerechtshof hem veroordeelt, omdat het Grondswetsartikel, waarbij straffeloosheid voor parlementaire stemmingen en adviezen wordt gewaarborgd, een deerniswaardige chicane toelaat.
Vertoont aldus de ochtendzon der Duitsche vrijheid aan het bloote oog haar nevelvlekken, in Frankrijk is het hemellicht geheel met wolken omhuld. De ophef waarmee Napoleon's troonrede gewaagt van de volksvrijheden in den brief van 19 Januari l.l. aangekondigd, kan geen gloed ontsteken, als de breede schaduw, die de liberale ontwerpen op de drukpers en op het recht van vereenigingen van zich afwerpen, allen voorstanders der vrijheid de koude om het harte slaat! En alsof de keizer nog vreest te veel gezegd te hebben, wijst hij dadelijk op de bedaardheid, waarmee hij hoopt dat de natie tegen alle égaremens der
| |
| |
opinie zal waken, en op een krachtige regeering, die ook het hare doen zal, om de hoofden van dergelijke illusiën te doen terug komen. Dit laatste gelooven wij volgaarne. En hoe weinig beteekenis in een land als Frankrijk, waar de souverein verantwoordelijk is en de staatsdienaren slechts gewone ambtenaren zijn, ook een wisseling van ministers zijn moge, het optreden van Pinard bewijst genoegzaam, dat de keizer aan het hoofd der Binnenlandsche aangelegenheden een man wil hebben, die met hem de vrees voor volksvrijheden ten volle deelt. Aan interpellatiën, een der na den brief van 19 Jan. toegestane rechten, zal in het in de aangevangen zitting van het wetgevend lichaam niet ontbreken. Jules Favre en Thiers spitsen hun pijlen; en het keizerlijk gouvernement is op verre na geen Achilles. Reeds hebben de verschillende afdeelingen van het wetgevend Lichaam de vrijheid gegeven tot de interpellaties, die Favre zal doen ten aanzien van Rome en van de buitenlandsche politiek. Die over de binnenlandsche is niet toegelaten.
In Groot-Brittanje zijn drie kwestiën de topics of the day: de Fenians, de Trades-unions en de gevolgen der Reform. Men zal zich herinneren, dat vijf Fenians te Manchester bij een volksoploop politie-agenten hebben gedood en daarvoor ter dood zijn veroordeeld. Twee daarvan hebben, wegens het twijfelachtige bewijs, dat tot de veroordeeling geleid heeft, gratie bekomen; voor de drie anderen interesseeren zich duizenden, particulieren en bladen.
Sommigen verklaren zich onbepaald tegen iedere doodstraf; wij zullen die kwestie hier niet aanroeren. Anderen meenen, dat de terechtstelling der Fenians een politieke fout zou zijn. De Regeering is blijkens de troonrede van oordeel, dat de Iersche misdadigers gestraft moeten worden, niet als de bewerkers van staatkundige woelingen, maar als moordenaars. Hoewel ongetwijfeld deze zienswijze juist is, en het niet te verwachten is, dat de Iersche republikeinen door het verleenen der gratie aan hun landgenooten bewogen zullen worden, om hun plannen te laten varen, zoo valt het toch niet te ontkennen, dat zij hun dood zullen exploiteeren tot verbittering der gemoederen, zeker er zich niet door zullen laten afschrikken. Voegt men daar dan den wensch bij van zoovele Engelschen, die in geenen deele met de Iersche eischen sympathiseeren, dan zou de Regeering wijselijk gehandeld hebben met de begenadiging der veroordeelden. Zij zijn intusschen werkelijk geexecuteerd.
Wat betreft de Trades-Unions, kan ik niet beter doen dan de lezers van de Tijdspiegel te verwijzen naar het stuk, getiteld de Schaduwzijde der Industrie, dat in het November-nommer van dit tijdschrift is opgenomen.
De gevolgen der Reform zijn voorloopig voor een groot deel nog feesten en banketten, waarbij Disraëli en zijn geestverwanten op klinkenden toon de overwinning vieren, die zij in deze stoffe op de liberale partij
| |
| |
behaald hebben. Intusschen ligt het geheim dier zegepraal eenvoudig in die éene omstandigheid, dat de Tories liberaler waren dan de liberalen zelve, en om aan de regeering te blijven meer aanboden, dan de anderen hadden willen geven. Hoe sterk inderdaad ook, en dit zonder eenige veinzerij of belangzucht, de Tories met volksontwikkeling en dus met volksvrijheid ingenomen zijn, blijkt uit de woorden waarin Disraëli bij een dier feestmalen de zegeningen eener vrije en goedkoope periodieke pers verhief.
Zij was krachtig genoeg, verklaarde hij, om tegen de gebreken die het volksonderwijs aankleefde, en die de Regeering eerst nu zal trachten te verhelpen, op te wegen. Wat helpt het ook den werkman, te kunnen lezen, zoo hij niets te lezen heeft? Boeken over kunst of wetenschap zijn hem òf niet toegankelijk òf te omslachtig; rooverromans bederven zijn smaak; stichtelijke overdenkingen maken hem droomerig en dweepziek, zonder hem tegelijk het genie van een Bunyan in te gieten, dat voor het meerendeel onpractisch zou zijn. Wat is dus nuttiger dan ook den werkman midden in de gebeurtenissen van den dag te voeren? Alle richtingen kunnen alsdan lectuur leveren voor den werkman, die zich - want dat vreest men wellicht - niet bepaald door de verkeerde zal laten meeslepen. En in allen geval staan de feiten hem dan ten dienste: wat er gebeurt moet hem niet verborgen blijven; daaruit is de heilzaamste leering voor de toekomst te putten.
Zoo nu de Nederlanders den werkman zooveel beter voorbereiding, zooveel degelijker onderwijs in zijn jeugd geven, laten zij hem dan op rijperen leeftijd iets in handen geven, waarop hij met genoegen en met voordeel het geleerde zal kunnen toepassen. Met andere woorden: laten wij het dagbladzegel afschaffen.
Langs onderscheidene wegen wordt dan toch eindelijk hetzelfde doel bereikt. Wij zullen, als echte menschen van beginselen, eerst de theorie, dan de praktijk; de Engelschen, volgens hun eigenaardigen aanleg, eerst de praktijk, later de theorie hebben verleend.
Op dit oogenblik is een vergelijking tusschen een Engelsch en een Nederlandsch werkman geheel ondenkbaar. Wat weet de laatste van zelfstandig handelen? terwijl de Trades-Unions juist een vereenigingskracht toont, die zich al te welig ontwikkelt. Doch om op zuiver staatkundig terrein te blijven, de Engelsche arbeiders beginnen ernstig te denken aan het bijeenbrengen van een fonds ter voorziening in het onderhoud van diegenen uit hun stand, die ten gevolge der in te voeren reform, leden van het parlement zullen worden. 't Is mogelijk, dat de arbeidersklasse zich de werking der kies-hervorming overdreven voorstelt, maar het bewijst toch al weer voor een krachtig gevoel hunner individueele waarde als menschen, en hunne sociale waarde als klasse.
Daar ook vorsten en staatslieden maar menschen zijn, kunnen zij gewoonlijk geen twee zaken tegelijk behandelen. Vandaar dat de Oostersche kwestie zoo goed als zwijgt, sinds de Romeinsche aan de orde
| |
| |
gekomen is. De Porte heeft intusschen Candia onderworpen, ten koste van hoeveel bloed en hoeveel verlies, is onbekend. Doch in allen geval, zij heeft zich zelve staande gehouden; en van daar haar krachtig optreden op het tot rust gebrachte eiland.
Niemand zal nu wel betwijfelen of het huwelijk van den koning der Hellenen met een Grieksche prinses belooft in de verre toekomst nog menige worsteling tegen de Turksche heerschappij: qui vivra, verra.
Voor 't oogenblik zij 't genoeg op te merken, dat Napoleon in zijn Troonrede heeft verkondigd, dat het de begeerte van alle Europeesche regeeringen is, het gezag der Porte te handhaven, en tevens de belangen der Christenen in het Oosten niet uit het oog te verliezen.
De Europeesche volkplantingen in de Nieuwe wereld beloven weldra belangrijk nieuws; en daarin zit dan gewoonlijk meer handeling dan bij de verwikkeling in het oude Europa. Men verspilt ginds minder inkt dan bloed. In elk der Vereenigde Staten hebben de verkiezingen plaats voor een buitengewone vertegenwoordiging of conventie, die te beslissen zal hebben over een grondwetsherziening voor de geheele Unie. Deze herziening, het gevolg van de onderwerping van het Zuiden en van de emancipatie der negers, houdt dus alle sinds jaren bestaande verschillen levendig. En tegelijk met de agitatie door die verkiezingen veroorzaakt, werkt reeds de toekomstige president-benoeming op de gemoederen. Het is nu nog onmogelijk te voorspellen, welke partij zal zegevieren, òf de radicalen, die erfvijanden van het Zuiden, óf de republikeinen, die hier gematigden zouden heeten. Dat de geëmancipeerde negers bij al die woelingen wel eens over de palen van den eerbied voor de vrijheid van anderen springen, is niet te verwonderen. ‘Für den Sklaven, wenn er seine Kette bricht’, zegt zelfs de zachtmoedige dichter dat men moet ‘erzittern.’
Hier te lande zijn zooeven de jaarlijksche discussiën over de begrooting aangevangen. Dat de uitgaven hooger zijn dan vroeger, ook voornamelijk voor onze defensie, vermeldden wij reeds vroeger.
Kunnen wij, ten gevolge der vredelievende uitspraken, die de keizer der Franschen en de koning der Duitschers der wereld hebben verkondigd, die zorgen nalaten? Ik geloof het niet. Immers beide vorsten volharden bij hun stelsel van gewapenden vrede en toonen daardoor nog voortdurend hun eigene of althans elkanders voorspellingen te wantrouwen. Vermindering is dus niet te vergen.
Iets anders is het te vorderen, dat een duidelijk, vast stelsel van verdediging worde aangenomen en blootgelegd, zoodat niet de sommen, in het eene jaar besteed, een volgend jaar blijken nutteloos te zijn geweest.
De middelen tot dekking dier uitgaven, waaronder die voor de staatsspoorwegen ook nog steeds aanzienlijk zijn, worden gevonden, bijeengeschraapt, zou men haast zeggen, door alle baten, waarvan op het oogenblik de schatkist een eenigszins stellig vooruitzicht heeft, mee te
| |
| |
rekenen. Het voordeelig slot van den dienst van 1865, waarover de rekenkamer reeds nu uitspraak gedaan heeft, doch die nog door de Staten-Generaal moet worden vastgesteld; het overschot op den dienst van 1866, die nog in behandeling is; een geprojecteerde bijdrage uit de Neêrl.-Indische begrooting over het toekomende jaar; eindelijk de overschotten, die de rekening van Indië over het laatst verloopen jaar zal blijken af te werpen, en die niet twijfelachtig zijn. Het gevolg van die berekening van het actief zal dus zijn, dat een volgend jaar geen baten op de begrooting der middelen kunnen voorkomen; terwijl het quaestieus is, of de uitgaven in diezelfde mate zullen afnemen. Hier wordt dus wel overdreven het omgekeerde van het beginsel van een vroeger geslacht. Toen laadden wij de lasten van het tegenwoordige op de toekomst; thans ook die voor de toekomst geheel op het tegenwoordige. Van onze nieuwe spoorwegen zullen toch volgende generatiën nog meer gemak hebben dan de onze; eens afgewerkt en van alle kanten aaneensluitende zullen zij ook voordeelen gaan afwerpen. Het defensiewezen, mits goed georganiseerd, bevestigt de veiligheid ook van eenige volgende geslachten. In een leening voor deze beide soorten van kosten zou dan op zich zelf niets onrechtvaardigs gelegen zijn. Het laat zich echter begrijpen, dat een minister van finantiën, die niet zoo een lange toekomst voor zich heeft, zijn naam liever niet hecht aan een leening. Daarbij komt, dat de spoorwegen voor een groot deel zonder schuld te maken zijn aangelegd; en ten andere, dat de stand der geldmarkt op het oogenblik niet zoo voordeelig is voor nieuwe leeningen. Zoo nu een zuinig beheer in het volgende dienstjaar en het uitblijven van de noodzakelijkheid tot verhoogde uitgaven tegen 1869 's ministers berekeningen te hulp komen, dan komt alles goed uit. Anders zou 't wellicht later blijken, dat het beter is te leenen, terwijl men nog wat over heeft: on
ne prète qu'aux riches.
H.L.D.
|
|