De Tijdspiegel. Jaargang 24
(1867)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Godgeleerdheid en onderwijs.De ziekte van ons hooger onderwijs.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zulk een overmoedig karakter aangenomen, dat in de programma's onzer hoogere burgerscholen bijna geen plaats is overgebleven voor het element in de opvoeding, dat inzonderheid moet dienen tot veredeling van den smaak en tot aankweeking van 't gevoel voor 't schoone, voor de letterkunde der moderne talen. En die realia of voor 't praktische leven regtstreeks nuttige wetenschappen zelven, - hoe worden zij op onze hoogere burgerscholen beoefend? - Nog slechts in geringe mate ontwikkelde jongelieden worden daar genoodzaakt hunne aandacht te gelijker tijd te verdeelen op eene menigte verschillende punten van dat uitgestrekte veld. Deze beide bezwaren tegen ons middelbaar onderwijs druisen zoo zeer aan tegen alle beginselen eener gezonde opvoedkunde en zij worden door zóó velen gevoeld, bestreden, ja zelfs bespot, dat het niet kan missen of een kort tijdsverloop zal weldra tot het juiste inzigt leiden en eene gewenschte hervorming invoeren. De tegenwoordige reaktie tegen het voormalige, hoogst eenzijdige taalonderwijs, die zich thans openbaart in een niet minder eenzijdig beoefenen der realia, zal tot eene nieuwe reaktie leiden, die waarschijnlijk de in opvoeding en onderwijs vooral zoo hoogst noodzakelijke juiste middelmaat naderbij zal komen. Wij hebben ons over de toekomst van 't middelbaar onderwijs, mijns inziens, niet te verontrusten. Door 't rijk en door gemeenten zijn op hunne begrootingen aanzienlijke posten uitgetrokken tot instandhouding van de zaak; prachtige gebouwen, met wèl voorziene laboratoria, kabinetten en andere middelen tot het onderwijs, zijn verrezen; meer en meer wordt een uitstekend personeel voor het onderwijs aangekweekt. Dit alles bestaat eenmaal: ondervinding en 't gezond verstand onzer natie zullen weldra, beter dan wetten en reglementen, leeren van al die hulpmiddelen een wijs gebruik te maken. Intusschen zit de min bevoorregte oudere zuster, het stiefmoederlijk behandelde hooger onderwijs, nog steeds met smachtend verlangen in hare treurige omstandigheden op uitkomst te wachten. Waarlijk, dat hooger onderwijs en inzonderheid dat gedeelte er van, 't welk op de gymnasia gegeven wordt, is, sinds het middelbare verrees, in geen benijdenswaardige omstandigheden gekomen. Nog altijd overgelaten aan de willekeur der gemeentebesturen, wordt het door deze meer en meer besnoeid en beknibbeld, opdat ze alle krachten en middelen mogen kunnen toewijden aan de geliefde burgerschool. Was er eens een tijd, dat de tweede afdeelingen der gymnasia een appendix waren van de eerste afdeelingen, en is over die verongelijking vaak geklaagd, het uur der vergelding is aangebroken: hier kwijnen latijnsche scholen met één of twee leeraars in de oude talen voort en mogen voor wiskunde, geschiedenis en nieuwe talen leven van de kruimkens, die van den wel voorzienen disch der hoogere burgerschool afvallen; ginds is de oefenplaats der klassike oudheid tot den rang eener ondergeschikte | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klasse van de school voor middelbaar onderwijs afgedaald. Ellendige schoollokalen, nog ellendiger bezoldigde docenten, in één woord, alle mogelijke blijken van geringachting en verwaarloozing staan hier in een snijdend kontrast met de naauwlettende zorgen overal aan de burgerscholen besteed. En de hooge regering laat dit alles toe. Zij ziet het met onverschillige oogen aan, hoe de meeste gemeenten hare gymnasia laten verkommeren en inkrimpen. Zij verwaardigt zich niet eenmaal een geregeld toezigt te oefenen op ‘dit aanhoudend voorwerp van hare zorgen’. Aan 's rijks hoogescholen moge men tamelijk tevreden zijn met den tegenwoordigen stand van zakenGa naar voetnoot(*), wij, leeraren aan de gymnasia, kunnen er niet alzoo over denken. Onze toestand is van dien aard, dat elke regeling van 't voorbereidend hooger onderwijs, hoe zij ook moge uitvallen, altijd een weldaad voor ons zal zijn. Deze grieven zijn zoo algemeen bekend, dat het mij niet lust ze in dit artikel allen te berde te brengen. Mijne gedachten over dezen tak van 't onderwijs heb ik in mijne genoemde brochure bloot gelegd. Mijne denkbeelden over deze zaak zijn sedert dien tijd, wat de hoofdbeginselen betreft, dezelfde gebleven. Doch eenige jaren ondervinding hebben hen op enkele punten gewijzigd en nader uitgewerkt. Zoo is er in mijne brochure onder anderen een punt, dat ik daar slechts ter loops aanroerde en dat mij sedert gebleken is een zaak van 't hoogste gewigt te zijn. Ik bedoel het verband tusschen gymnasia en voorbereidend hooger onderwijs aan de akademie, de zoogenaamde propaedeutische studiën. Met een enkel woord sprak ik (p. 64) toen de hoop uit, dat dit propaedeutiesch onderwijs eenmaal zijn plaats mogt vinden aan de gymnasia. Het bewustzijn van het billijke en nuttige van zulk eene regeling is in de laatste jaren meer en meer levendig geworden. Onverholen spreekt menigeen als zijn gevoelen en hoop uit, dat de te verwachten wet op 't hooger onderwijs dezen maatregel zal voorstellen. Dit punt vooral wenschte ik in dit artikel nader in 't licht te stellen. Ik wenschte, zoo mogelijk, levendig te doen gevoelen, dat door de tegenwoordige regeling, de grondslag, waarop alle hoogere wetenschappelijke vorming moet gebazeerd zijn, op een jammerlijke wijze veronachtzaamd wordt. Ik wil, vooral door eene vergelijking met den bloeijenden toestand, waarin dezelfde zaken in 't naburige Pruissen verkeeren, aantoonen, dat het hooger onderwijs bij ons te lande zich in kwijnende omstandigheden bevindt. De oorzaak dier ziekte wil ik trachten op te sporen. Want dat zulk een treurige toestand niet alleen 't gevolg is van uitwendige omstandigheden, van den geest des tijds, van slechte wettelijke voorschriften, van mededinging van 't middelbaar onderwijs, staat bij mij vast: er moet een inwendige kwaal zijn, die 't leven van ons hooger onderwijs ondermijnt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die kwaal - en 't zou niet onmogelijk zijn, dat zij ook 't jeugdige middelbare onderwijs weldra aantastte - willen wij in deze bladzijden opsporen. Misschien zal de een of andere lezer mij van inkonzekwentie beschuldigen, omdat ik thans meer jaren voor het voorbereidend hooger onderwijs wil bedingen dan ik vroeger voorstelde. Hoe langer wij met jongelieden omgaan, des te meer beginnen wij in te zien, dat men, waar 't om geestontwikkeling te doen is, zijne eischen niet te hoog mag opdrijven. Overhaasting leidt tot geestverwarring, tot afkeer van studie. Als wij zelven het onderwijs nog niet genoeg van zijne praktische zijde kennen, meenen wij met eene goede methode en met goede hulpmiddelen in weinig tijds wonderen te kunnen verrigten. Maar deerlijk stelt de ervaring zulke idealen te leur. Zij leert ons, dat, even als de degelijke ontwikkeling van elk organiesch ligchaam aan haar bepaalden tijd gebonden is, zoo ook bij de ontwikkeling des geestes tijd eene zaak is, die gij niet roekeloos moogt voorbijzien. Wie den tijd in de opvoeding tracht te bekorten, kweekt in 't rijk der geesten trekkastplanten, die slecht bestand zijn tegen de guurheid van 't weder, en die, aan de opene lucht blootgesteld, weldra verkwijnen. Mogt eindelijk iemand de aanmerking maken, dat ik alleen Pruissen in zaken van hooger en middelbaar onderwijs met Nederland vergelijk, ik heb hiervoor gezonde redenen. In Pruissen toch staat het onderwijs op zulk eene hoogte, dat het tot voorbeeld voor geheel 't beschaafde Europa kan dienen. De ontwikkeling der jeugd wordt daar hooger opgedreven dan elders en in die opleiding vindt men eene voorbeeldige gematigdheid, die van rijpe ondervinding en wijs overleg getuigt: gij ziet daar niet toegegeven aan de ziekelijke zucht om algemeene geestontwikkeling te benadeelen door den knaap reeds in te wijden in praktische beroepskennis; gij vindt daar eene wijze verhouding tusschen opscherping van verstand en veredeling van gevoel en smaak; waar hooge ontwikkeling geeischt wordt, gunt men een langduriger studietijd. Zulk een staat meende ik in zake van onderwijs aan Nederland tot voorbeeld te moeten stellen. Niet omdat het hier met het voorbereidend hooger onderwijs er beter uitziet dan in andere landen, met uitzondering van Pruissen. Verre van daar! Zelfs in 't katholike Oostenrijk zouden wij, wat de regeling dier zaak betreft, in de leer kunnen gaan. Toen Victor Cousin zijn vonnis over de nederlandsche latijnsche scholen uitsprak, het ‘au dessous de toute critique,’ begon in van Heusde's tijd en onder zijn invloed een nieuw leven in dezen tak van 't onderwijs te ontwaken. Dat leven is, helaas, al te spoedig weder uitgedoofd. Van Heusde zag in, dat de studie der klassike oudheid voor 't leven moet worden dienstbaar gemaakt: de tegenwoordig voorheerschende rigting heeft de vlugt genomen naar den hemel der kritiek, om hen, die geen roeping gevoelen om ook in dien hemel op te stijgen, den nektar en 't ambrozijn der oude letteren te onthouden. Ik geloof, als Victor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cousin nog eens terug kwam, zouden onze literatoren, even als toen, boven zijne beoordeeling verheven zijn, maar over onze latijnsche scholen zou hij met nog meer verbazing zijn doemvonnis uitspreken. Met nog grootere verbazing, als hij 't middelbaar onderwijs naast haar zag verzorgen en koesteren. Op Pruissen meen ik de aandacht van Nederland te moeten vestigen, omdat men steeds het beste, wat bestaat, tot voorbeeld moet kiezen, en vooral omdat Nederland tot die staten van Europa behoort, aan welke de roemrijke taak is opgelegd, niet alleen om den eervollen naam van het voorgeslacht te handhaven, maar om ook in 't vervolg in ware liberaliteit en humaniteit een der voorgangers van de beschaafde wereld te zijn.
Wie mogt willen beweren, dat de studie der oude klassike letterkunde tegenwoordig in ons vaderland kwijnt, zou door deze uitspraak te kort doen aan de verdiensten van het groot aantal uitstekende literatoren, op hetwelk Nederland nog steeds kan bogen. Maar ten volle zou hij de waarheid spreken, wanneer hij deze stelling beperkte tot de beoefening dier letteren als middel tot opleiding en vorming van diegenen onder onze jongelingschap, welke tot den zoogenaamd geleerden stand bestemd worden. Een sprekend bewijs voor den achteruitgang van deze rigting in 't onderwijs is het van jaar tot jaar geringer wordend getal der leerlingen van de latijnsche scholen. Om nog niet eens te spreken van den tijd, toen de latijnsche scholen evenveel honderdtallen van discipelen telden als zij thans tientallen bezittenGa naar voetnoot(*), maakt het op ons een treurigen indruk als wij in de nu pas uitgekomene opgave van den staat der nederlandsche gymnaziënGa naar voetnoot(†) eene tabel aantreffen, waarin bewezen wordt, dat sedert de oprigting der hoogere burgerscholen, sedert 1864, het aantal der leerlingen aan de latijnsche scholen van 1219 gereduceerd is tot 975; dus in een tijdsverloop van drie jaren eene vermindering van 244 discipelen! Een en zestig scholen moeten thans dit kleine duizendtal met elkander deelen; zoodat eene inrigting van 15 à 16 discipelen voor eene redelijk bezochte kan doorgaan. 't Is nu zeven jaren geleden, dat ik, in mijne straks genoemde brochure | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over het middelbaar onderwijs, de latijnsche scholen, volgens het getal van hare leerlingen, tot zekere rubrieken bragt. Passen wij deze zelfde methode, na verloop dezer weinige jaren, nogmaals toe, dan geeft zij ons geene verblijdende rezultaten. Er waren toen vijf scholen, met meer dan vijftig discipels, t.w. Amsterdam, Utrecht, Groningen, 's Gravenhage en Maastricht. Slechts twee van die vijf hebben zich op dat standpunt kunnen handhaven, t.w.
Twee van 't vijftal zijn in een lager kategorie, in die van 50 tot 40 leerlingen vervallen, t.w.
Ééne van 't vijftal is zelfs afgedaald tot de nog lagere klasse van 40 - 30 discipelen, 's Gravenhage namelijk; zoodat de klasse van 40 - 30 thans bestaat uit:
Acht scholen hebben 30 tot 20 leerlingen:
Vroeger telde deze kategorie vijftien scholen. Dertien inrigtingen zijn er thans met tusschen de 20 en 10 leerlingen, t.w.:
Leeuwarden, voor 7 jaren nog eene school met 35 leerlingen! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kategorie van scholen met 10 tot 5 leerlingen heeft zich in een rijken aanwas te verheugen: zij is van 14 geklommen tot 21 scholen, t.w.:
Nog steeds elf scholen zijn er met vijf en minder leerlingen, ofschoon twee van 't voormalige elftal (Enschedé en Joure) met meer bestaan, t.w.:
Men versta ons niet verkeerd: de oorzaak van 't verdwijnen van een vijfde gedeelte van 't aantal der scholieren aan onze gymnaziën is niet veroorzaakt door 't opheffen der tweede afdeelingen, ten gevolge van de invoering der hoogere burgerscholen, neen, wij spreken hier van de latinisten en van geene leerlingen anders. Doch wat klaag ik over dat verlies van een vijfde gedeelte in drie jaren! Alsof vóór 1860 onze latijnsche scholen voor bijna de helft niet bestonden uit inrigtingen met minder dan 10 leerlingen, en alsof het gymnasium van eene stad als Amsterdam wel bijna sinds | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
menschengeheugenis het getal van honderd heeft kunnen bereiken! De hoogere burgerscholen mogen sedert haar bestaan eenige afbreuk gedaan hebben aan de inrigtingen van hooger onderwijs, nu de gelegenheid om wetenschappelijk gevormd te worden ook elders openstaat dan aan de hoogescholen, 't was te verwachten geweest, dat het aantal van hen, die dit doel meenden te kunnen bereiken zonder de lastige en inspannende studie van Latijn en Grieksch veel grooter zou zijn geweest dan 244. 't Getal der Latinisten was, nog voordat men aan scholen van middelbaar onderwijs dacht, reeds bespottelijk gering: 1200 à 1400 voor eene beschaafde, rijke natie van bijna drie en een half millioen zielen; - wat zeg ik? - eene natie van drie en een half millioen zielen, die bovendien nog uitgestrekte bezittingen in Oost en West van regtsgeleerden, geneeskundigen en godgeleerden moet voorzien! Wij willen den toestand van dezen tak van 't onderwijs in Nederland eens vergelijken met den staat dier zaken in 't naburige Pruissen. Pruissen, dat ons 't voorbeeld schonk der hoogere burgerscholen, zal misschien menig nutte les opleveren voor een toekomstige regeling der gymnasia. Ons vaderland heeft op eene uitgestrektheid van bijna 600 vierk. mijlen en bij eene bevolking van bijna drie en een half millioen inwoners 61 gymnaziën met 975 leerlingen. Eene provincie als Brandenburg had bij 734 vierk. mijlen uitgestrektheid en bij slechts 2⅓ millioen inwoners, in het zomer-semester van 1863Ga naar voetnoot(*) 22 gymnasia met niet minder dan 7365 discipels. Misschien zal men hierop aanmerken, dat in Brandenburg de hoofdstad Berlijn ligt, die alleen acht gymnasia telde met 3792 leerlingen, dat deze provincie dus voor 't brandpunt der beschaving van dat land kan gelden en dat de vergelijking met andere deelen der pruissische monarchie wel minder nadeelig voor Nederland zal uitvallen. Nemen wij dus tot voorbeeld eene provincie, die aan ons land grenst en in uitgestrektheid en zielental er vrij wel mede overeenkomt: de Rijnprovinciën met de Hohenzollernsche landen, groot 508 vierk. mijlen met eene bevolking van 3,281,000 inwoners. In 't zomer-semester van 1863 waren daar 23 gymnaziën met 5561 leerlingen. Nemen wij eindelijk provinciën, in welke de bevolking in de ongunstigste verhouding staat tot het zielental, b.v. de provincie Pruissen, met 2,866,866 inw. op 1178 vierk. mijlen, - zij heeft 20 gymnasia met 6309 leerlingen. Of Pommeren, met 1,389,739 inw. op 576 vierk. mijlen, - 't heeft toch op 13 gymnasia 3848 discipels. Posen met 1,485,550 inw. op 536 vierk. mijlen, heeft op slechts 7 gymnasia 2500 leerlingen, enz. Men wane niet, dat deze groote getallen hun ontstaan hieraan te danken hebben, dat de gymnasia in Pruissen, evenals vóór de instel- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ling der hoogere burgerscholen bij ons, tweede afdeelingen bezitten, zoodat zij de algemeene plaatsen tot opleiding der beschaafde jongelingschap in dat rijk zouden zijn. Dit is geenszins het geval. Zij, die niet door middel van de studie der oude talen willen beschaafd worden, ontvangen hunne vorming op de Reaalscholen en op de hoogere burgerscholen. Van zulke inrigtingen, waarvan de eerstgenoemde overeenstemmen met onze hoogere burgerscholen met vijf- en de laatstgemelde met die met driejarigen cursus, bezat eene stad als Berlijn er in 1863 zes met 2932 leerlingen; de geheele provincie Brandenburg veertien, met 5038 scholieren, en zoo naar verhouding in de overige provinciën. ‘De gymnasia, zegt dr. WieseGa naar voetnoot(*), zijn in de eerste plaats inrigtingen tot voorbereiding voor de beoefening der wetenschappen op de univerziteiten. De middelen, welke voor dit haar oorspronkelijk doel aangewend worden, hebben echter, naar inhoud en vorm, ook deze algemeene beteekenis, dat zij tevens geschikt zijn om de grondslagen te leggen voor alle hoogere geestontwikkeling. Nadat langen tijd de beide talen der klassike oudheid, vooral het Latijn, en het onderwijs in de godsdienst bijna uitsluitend de vakken van 't schoolonderrigt geweest waren, waarbij langzamerhand de beginselen van 't onderwijs in wiskunde en geschiedenis kwamen, werd het programma, vooral sedert het begin der vorige eeuw, uitgebreid door er in op te nemen het onderwijs in de moedertaal, in aardrijkskunde en geschiedenis, in wiskunde, in enkele deelen der natuurkundige wetenschappen en in het Fransch. Hiermeê is in 't algemeen de gang aangewezen, welken de ontwikkeling der gymnasia gevolgd is.’ Men ziet, de vakken van onderwijs (dat in de godsdienst uitgezonderd) zijn geene andere dan die, welke aan goed ingerigte latijnsche scholen ten onzent gegeven worden. De natuurkundige wetenschappen toch kunnen niet veel om 't lijf hebben: volgens 't ministerieel besluit van 7 Januarij 1856, mogen er slechts twee of één uur wekelijks in elke klasse aan besteed wordenGa naar voetnoot(†). Onder de gymnasia zijn ook gerekend de pro-gymnasia, waarvan er echter niet vele meer bestaan. Hun programma bevat de leervakken der drie of vier laagste klassen van een gewoon gymnasium. Ten einde 't geen wij van Reaal- en hoogere burgerscholen zeiden nader te bevestigen, mogen de volgende woorden van den meergenoemden schrijverGa naar voetnoot(§) dienen: ‘Nadat de eenheid en eenvoudigheid van het van oudsher bestaande en op het onderrigt in de oude talen gebazeerde plan van onderwijs der hoogere scholen reeds sedert de 17e eeuw, ten deele door den invloed der paedagogische geschriften van Comenius, door zich te schik- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ken naar de behoeften van 't praktische leven, verstoord was, ontstonden in de 18e eeuw langzamerhand, deels onder den invloed der opvoedkunde van het Piëtismus, deels door de filanthropische bemoeijingen, welke van J.J. Rousseau en Basedow uitgingen, scholen van een overheerschend realistiesch karakter. Niet weinige gymnasia werden in de vorige eeuw, zonder dat zij van naam veranderden, door hunne rigting op nuttige, voor het praktische leven onmiddellijk dienstige kennis en vaardigheden, inderdaad reaalscholen. Dezen naam had het eerst Ch. Semler te Halle gebruikt. Hij grondvestte aldaar in 1738, nadat eene vroegere poging van dezen aard hem mislukt was, eene door de koninklijk pruissische regering van het hertogdom Maagdenburg en door de koninklijk berlijnsche akademie van wetenschappen goedgekeurde mathematische, mechanische en oekonomische reaalschool. Zij bestond slechts kort. Sedert dien tijd echter werden op verschillende plaatsen proeven van dergelijken aard genomen. De voor Pruissen belangrijkste school van deze rigting en van dit doel was de door J.J. Hecker in 1747 te Berlijn gestichte reaalschool, die, na vele mislukte pogingen, eerst sinds 1822, door den directeur A. Spilleke zoodanig georganizeerd werd, dat zij beantwoordde aan de eischen van het praktische beroepsleven, zonder dat de grondslagen van vrije menschelijke geestontwikkeling daardoor op den achtergrond werden gedrongen. Nu kwam er een tijd van groote voorkeur bij de burgerij voor de reaalscholen, en door vele gemeentebesturen werden aanzienlijke kosten voor zulke inrigtingen gemaakt ‘- in deze ontwikkelingsperiode verkeeren wij thans -’. De regering liet aan deze rigting alle vrijheid om zich te ontwikkelen, maar hield van haar kant ‘- en deed zij dat hier ook maar! - ‘vast aan het beginsel, dat het onwetenschappelijke doordrijven van het alleen letten op dadelijk nut en voordeel in strijd is met het karakter van eene algemeene hoogere inrigting tot geestontwikkeling, en dat het niet geschikt is om te voldoen aan de werkelijke behoeften des levens. Ook Frederik de Groote had in de vorming tot praktische beroepen met name het Latijn niet willen missen. ‘De eerste bepaalde grondlegging, welke de organizatie der reaalscholen door 't ministerie van onderwijs ontving, was de door den geheimen regeringsraad Dr. Kortum bewerkte voorloopige instruktie voor de eindexamens aan de hoogere burger- en reaalscholen, van den 8en Maart 1832. Hiermeê werd de voorheen onbepaalde keus en mate van leervakken beperkt en een bepaald doel van 't onderwijs aangewezen. Naar het regt om eindexamens af te nemen, iets, waaraan belangrijke voorregten verbonden waren, streefden voortaan alle scholen van deze kategorie om 't zeerst. 't Belang der gymnasia bragt evenzeer als dat der reaalscholen zelven mede, dat de zelfstandigheid der laatste nevens de gymnasia meer en meer erkend werd. Het programma der gymnasia volgens deszelfs oorspronkelijk denkbeeld te vereenvoudigen en op één punt te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rigten, was slechts dan mogelijk, als men tevens voldeed aan de eischen van eene meer realistische vorming en aan de behoeften van de niet studerende jeugd. Bovendien werd men tegen wil en dank hiertoe genoodzaakt door de vorderingen in de natuurwetenschappen en door de ontwikkeling van het maatschappelijk leven en van de industrie.’ De aldus ontstane reaalscholen zijn klaarblijkelijk het voorbeeld geweest, waarnaar onze hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus zijn ingerigt. In twee opzigten (behalve 't gewone godsdienstonderrigt) onderscheiden zich echter de pruissische van de hollandsche. Aan de eerste wordt vrij wat werk gemaakt van 't latijn: 8, 6, 6, 5, 4, 3 uren per week in de zes klassenGa naar voetnoot(*); en veel minder uren worden daar gewijd aan de natuurwetenschappen: twee uren per week in elke der 4 laagste klassen, zes uren in elke der twee hoogste. Dit laatste verschil is echter meer schijnbaar dan wezenlijk. Er zijn aan zulk eene school in Pruissen zes klassen; maar terwijl de zesde, vijfde en vierde elk een eenjarigen cursus hebben, blijft de leerling gewoonlijk twee jaren in de derde klasse en regelmatig twee jaren in elke der beide hoogste klassen (2e en 1e). De geheele cursus duurt dus 8 à 9 jarenGa naar voetnoot(†). Waar derhalve in Nederland vele vakken van natuurwetenschappen tegelijk moeten gegeven worden, is men in Pruissen niet gedwongen met zulk een zenuwachtige haast te werk te gaanGa naar voetnoot(§). 't Is alsof bij 't zamenstellen van onze wet op 't middelbaar onderwijs het onzalige beginsel voorzat, in de helft van den tijd al het werk te verrigten van eene pruissische reaalschool. Niet ten onregte wordt bij ons te lande door velen de klagt geuit, dat men aan de hoogere burscholen de jongelieden met eene menigte vakken tegelijk overstelpt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duurde de cursus eens zoo lang, 't zou niemand invallen dergelijke aanmerkingen te maken over 't groote getal leervakken en lesuren, als schadelijk voor geest en ligchaam, die wij met klem van redenen vinden voorgedragen in eene onlangs te Sneek verschenen brochure van J. ten Cate, lid der kommissie van toezigt op het middelbaar onderwijsGa naar voetnoot(*). Het verschil tusschen eene reaalschool en ‘höhere Bürgerschule’ bestaat hierin, dat alleen die inrigtingen, welke de zes klassen bezitten, reaalscholen heeten, terwijl die, welke het niet tot de hoogere klassen brengen, den naam dragen van hoogere burgerscholen. De verhouding is dus dezelfde als die van gymnasium tot pro-gymnasium, of als die bij ons te lande van hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus tot die met driejarigen cursus. Uit het gezegde zal, hoop ik, blijken, dat in Pruissen voor het hoogere onderwijs dergenen, die niet voor den geleerden stand bestemd zijn, nog al zoo goed gezorgd is als in ons vaderland na het in werking treden van de wet op 't middelbaar onderwijs. De pruissische gymnasia met hun talrijke leerlingen beoogen dus volkomen 't zelfde als onze latijnsche scholen. Als beide nu met hetzelfde doel bezocht worden, wat is dan de reden, dat zij in Pruissen minstens 4 of 5 malen zooveel leerlingen tellen als bij ons te lande? Wilde men dezelfde vraag doen ten opzigte van de duitsche reaalscholen en onze hoogere burgerscholen, dan is, dunkt mij, 't antwoord niet ver te zoeken. Er bestaat in Nederland nog steeds eene soort van onderwijs, die noch lager noch middelbaar is, en daarom den min sierlijken en duidelijken naam draagt van ‘meer uitgebreid lager onder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijs.’ Zooals men weet, is 't bestaan van deze soort van onderwijs eene concessie door onze wetgevende vergadering in der tijd verleend aan de talrijke klasse van kostschoolhouders en aan de zoogenaamde fransche scholen. Men wilde de inrigtingen van die menschen niet ten val brengen. Zij zijn echter de woekerplanten, die ten koste van de beste sappen van 't middelbaar onderwijs teren. De groote meerderheid der knapen uit den beschaafden stand brengen hunne wetenschappelijke vorming aan die scholen ten einde. En zij, die de hoogere burgerscholen bezoeken, komen op deze inrigtingen eerst op meer gevorderden leeftijd: in den regel op het 12e jaar en ouder, terwijl in Pruissen de opname reeds wordt toegestaan na het voleindigde negende jaar. Bekleedde nu zulk een fransche school de plaats van de drie of vier laagste klassen van eene burgerschool, dan zou er geen kwaad bij zijn. Maar zooals het thans is, wordt bij den overgang van de eene inrigting naar de andere het onderwijs afgebroken: eene nieuwe methode, grootendeels nieuwe leerstof wordt aangevat. Aan 't geen hoofdvakken van 't onderwijs op de hoogere burgerschool zijn, was op de fransche school nagenoeg niet gedaan. In 't kort, alle geleidelijke gang en volgorde ontbreken in 't onderwijs onzer jongens, en het treurigst van alles is, dat de kennis van al die op zich zelven hoogst nuttige zaken, welke op de burgerschool gedoceerd worden, in een verbazend korten tijd in de hersenen der jeugdige discipelen moeten zaamgeperst worden. Mijns inziens bestaat er om onze jongelingschap voor eene ellendige halfweterij en verwarring van hoofd te bewaren slechts keus tusschen twee middelen: òf den cursus aan de hoogere burgerscholen met eenige jaren te verlengen; òf, wil men den tegenwoordigen tijd behouden, het getal der leervakken aanmerkelijk in te krimpen. Naar ik meen, is men aan de industrieschool te Enschedé reeds begonnen met het laatstgenoemde middel toe te passen. Dan is er nog iets, waardoor in Pruissen veel meer jongelieden dan hier naar de reaalscholen gelokt worden. Bij ons nemen provinciale kommissiën eindexamens af, welke aan degenen, die ze met goed gevolg hebben doorgestaan, eigenlijk geen ander regt verleenen dan dat van toelating aan de polytechnische school. Wie zich dus, na 't afloopen van den cursus aan eene hoogere burgerschool, niet eene kostbare studie kan of wil getroosten, geniet geene voorregten van 't gouvernement boven den jongeling, die dezelfde jaren zonder eenige inspanning van den geest op 't kantoor van den een of anderen ambtenaar doorbragt. Dit zal vele ouders uit den burgerstand tot het besluit brengen, dat zij hunne zoons op vrij wat minder kostbare en op gemakkelijker manier aan een post kunnen helpen dan door hen deel te laten nemen aan de lessen van 't middelbaar onderwijs. In Pruissen daarentegen hebben de door 't rijk erkende reaal- en hoogere burgerscholen 't regt zelven de eindexamens, in tegenwoordigheid van een rijkskommissaris en een lid der plaatselijke kommissie van toe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zigt, af te nemen en een diploma uit te reiken, even als thans nog bij ons de latijnsche scholen. Zulke aan reaalscholen gepromoveerden genieten belangrijke voorregten van rijkswege om zich de toelating te verwerven tot ambten en tot den officiersrangGa naar voetnoot(*). Dit is een rationeel en geenszins ongeoorloofd middel om alle standen tot het verwerven van geestbeschaving te dwingen en 't middelbaar onderwijs tot eene nationale zaak te maken. Dit zijn de redenen, waarom de hoogere burgerscholen bij ons te lande nog geenszins in die mate bloeijen als de voorstanders der wet op 't middelbaar onderwijs zich hadden voorgesteld. Ja, ik ben overtuigd, dat, als de noodige hervormingen op haar niet worden toegepast, haar bezoek veeleer zal afnemen dan vermeerderen. Gelden deze redenen ook ter verklaring van de weinige deelneming, die in Nederland aan het onderwijs in de klassike talen der oudheid te beurt valt? Om eene billijke vergelijking te maken tusschen den stand van zaken aan pruissische en nederlandsche latijnsche scholen, moeten wij een paar punten in aanmerking nemen. De cursus aan een pruissiesch gymnasium duurt negen jaren, van welke de jongelieden er in elke der drie laagste klassen (6, 5, 4) één en in elke der drie hoogste (3, 2, 1) twee doorbrengen, zonder dat hierom de mogelijkheid is uitgesloten in de hoogste klassen door overgangs-examens den leertijd van twee tot één jaar te bekortenGa naar voetnoot(†). In Nederland wordt de cursus voleindigd in vijf jaren, ja, vele gemeentebesturen hebben, waarschijnlijk als bezuinigingsmaatregel, gemeend dezen tijd zelfs tot vier jaren te moeten inkrimpen. 't Is op 't oogenblik hier nog niet de geschikte plaats óm deze kwestie van tijd te beoordeelen: wij releveren hier dit punt alleen om er 't gevolg uit te trekken, dat, al kwamen aan een hollandsch gymnasium jaarlijks even veel nieuwelingen aan als aan een duitsch, het totaal der leerlingen aan het eerstgenoemde toch steeds vrij wat geringer zou blijven dan aan 't laatste, omdat zij de inrigting vroeger verlaten. Dit moet intusschen niet zóó verstaan worden, alsof door dien langeren duur van vier of vijf jaren 't getal leerlingen van een pruissiesch gymnasium, om het met dat van een hollandsch te vergelijken, tot op de helft behoort gereduceerd te worden. De hoogere klassen toch tellen steeds werkelijk veel minder leerlingen dan de lagere. Dit is reeds aan onze gymnasia regel; hoeveel te meer moet dit het geval zijn waar de cursus negen jaren duurt? Een gymnasium zooals het Friedrich-Wilhelms-gymnasium te Berlijn telde in 1863 601 leerlingen, terwijl de eerste klasse, d.i. de beide laatste studie-jaren te zamen, slechts | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
73 discipels haddenGa naar voetnoot(*), ofschoon dit getal, als allen, die den cursus aanvangen, hem ook voleindigden, 120 à 140 moest bedragen. Men mag dus, om de verhouding tusschen de bevolking der gymnasia van beide landen te vinden, van de pruissische niet een getal leerlingen aftrekken evenredig met de meerdere jaren, die zij aan hunne inrigtingen doorbrengen. Verder dient men in aanmerking te nemen, dat in Nederland vele jongelieden zich door privaat-onderwijs voor de lessen der hoogescholen voorbereiden. Het aantal van dezulken te bepalen is moeijelijk. De jaarlijks aan de hoogescholen gehouden admissie-examens leveren hiertoe geen maatstaf: tot deze toch melden zich vele leerlingen uit lagere klassen van gymnasia, onderwijzers in wis- en natuurkunde, plattelands-heelmeesters en chirurgijns aan, die men toch niet onder de deelnemers aan het gymnaziaal onderwijs kan rangschikken, - menschen, dien 't slechts te doen is het fakultatief te bezitten om verdere akademische examens af te leggen. Doch ook in Duitschland zullen gewis velen de hoogescholen bezoeken, die nooit gymnasia bezochten, maar op instituten en door privaat-onderwijs tot de univerziteit opgeleid werden. Van meer gewigt kan 't zijn, dat in ons land de toekomstige bezoekers der katholike seminaria geen van allen de lessen der gymnasia bijwonen: zij ontvangen hunne klassike vorming op de vijf kollegiën, waarvan elk de voorbereidingsschool is voor een der seminariën. Nemen wij derhalve dit alles in aanmerking en verdubbelen wij, om tot een billijke verhouding te komen, het getal der latinisten aan de latijnsche scholen, dan bereiken wij nog niet de som van tweeduizend, dat is: nog niet de helft van 't aantal discipels der pruissische scholen. Voorwaar, nog een treurige verhouding! Zoo vragen wij dan nogmaals: welke zijn de oorzaken, dat onze gymnasia zooveel minder bloeijen dan de pruissische, dat deze aanhoudend in bloei toenemenGa naar voetnoot(†), terwijl aan gene aanhoudend achteruitgang valt te bespeuren? Te zeggen, dat na den tijd van Willem I het hooger onderwijs niet langer een voorwerp geweest is ‘van de aanhoudende zorg der regering’ zou eene misschien moeijelijk vol te houden beschuldiging zijn tegen ministeriën, die welligt met den besten wil voor deze zaak bezield waren, maar wier handen gebonden werden door andere overstelpende bemoeijingen, door eene belemmerende oppozitie, door den geest des tijds en door meer andere hindernissen. Dat echter 't hooger onderwijs in nagenoeg de laatste halve eeuw niet door 's lands regering | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als een geliefd kind gekoesterd werd, is eene ontegensprekelijke waarheid. 't Gevolg van deze achteruitstelling, gepaard met en grootendeels zelve een gevolg van den geest des tijds, die vrij wat besmet is met de zucht om zich geheel aan stoffelijke genietingen over te geven en hierdoor den dwang oplegt om te trachten langs den kortsten en gemakkelijksten weg veel geld te verdienen, - 't gevolg van dezen stand van zaken is geweest, dat het hooger onderwijs bij ons in kwijnenden toestand is geraakt. 't Beste bewijs hiervoor zou eene statistiek onzer hoogescholen in de laatste halve eeuw leveren. In het jaarboek voor statistiek (jaargang 1861) lees ik de aanmerking: ‘dat van 1831 tot 1844 eene langzame vermindering van 't getal der studerenden valt op te merken, namelijk van 1624 tot 1250; welk getal in 1847, ten gevolge van 't staatsexamen, tot 1024 daalde. Dat het in 1856 weêr was aangegroeid tot 1441.’ En op deze hoogte ongeveer is het tot nu toe gebleven. Trekt men van deze som het aanzienlijke getal der propaedeutici af, die, zooals bekend is, in Duitschland nog aan de gymnasia vertoeven, dan zal Nederland, met zijne 3½ millioen inwoners, een der beschaafdste landen van Europa, dat, - laat mij dit nogmaals aanmerken, omdat wij dit punt volstrekt niet over 't hoofd moeten zien - uitgestrekte en bloeijende koloniën van regtsgeleerden, medici en theologanten moet voorzien, wel met geen zijner germaansche naburen in dit opzigt eene vergelijking durven doorstaan. In 't kort, èn door den geest des tijds, die elders gemakkelijker en goedkooper middelen doet zien om aan den kost te komen, èn door de weinige aanmoediging, die de studie hier te lande vindt - welke post voor welken een akademische graad vereischte is, wordt zóó betaald, dat men er naar eisch van leven kan? - èn door gebreken, waaraan 't hooger onderwijs inwendig lijdt, heeft eene algemeene lusteloosheid om er aan deel te nemen de natie bevangen. 't Is bij de tegenwoordige finantiële verhoudingen der maatschappij een waagstuk geworden om zijne zoons te laten studeren. Een leven van zelfverloochening, ik bedoel niet alleen in geestelijk, maar in ligchamelijk opzigt, echte kastijding des vleesches, wacht den theologant; de jurist heeft de keuze om òf jaren lang op eenige praktijk als advokaat te wachten, òf om een post in regterlijke of administrative betrekking te bekleeden, die hem honger laat lijden; de medicus is bijna een grijsaard, voordat hij eene goede praktijk heeft. - Geen gestudeerd persoon wordt zóó betaald of kan zich zóó laten betalen, dat hij zijn stand kan ophouden naast lieden, die zich van der jeugd af in industriële en handelsondernemingen begeven hebben. Deze wanverhouding in onze tegenwoordige maatschappij van talenten en arbeid tegenover geldelijke belooning, hierdoor veroorzaakt, dat de stoffelijke behoeften toenemen, terwijl de traktementen, zooals alles wat met het hooger onderwijs in verband staat, onveranderd zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebleven, maakt, zooals ik zeide, de toewijding aan de dienst van Minerva niet zeer aanlokkelijk. De geldaristokratie, die zich niet met den handel afgeeft, vindt nog steeds in de studie eene fatsoenlijke bestemming voor hare zoons, het middel om eenmaal eene hoogst fatsoenlijke betrekking in de maatschappij te bekleeden, welker schrale bezoldiging uit eigen geldmiddelen kan aangevuld worden. De hoogere standen, die minder door de fortuin bedeeld zijn, zoeken de hunne op min kostbare wijze aan een zekerder middel van bestaan te helpen, - getuige het straks vermelde verminderde bezoek der latijnsche scholen sedert de invoering der wet op 't middelbaar onderwijs, - eene wanhopige poging, die den minder gegoeden voorzeker slecht zal bekomen. Eene nieuwe organizatie van 't hooger onderwijs zal zonder twijfel gevolgen na zich slepen, waardoor de toestand der gestudeerden zal moeten verbeterd worden. Hoogere wetenschappelijke eischen zullen schaarste aan wetenschappelijk gevormde lieden doen ontstaan, en men zal een krachtigen burgerstand tot zulke betrekkingen in kerk en staat moeten aanwerven door hen voor armoê lijden te waarborgen. Wat heeft al dadelijk de wet op het 't middelbaar onderwijs aan vele talentvolle mannen een uitstekende carrière geopend! Het hooger onderwijs moet niet aangemoedigd worden door de wetenschappelijke eischen geringer te stellen. Waartoe zal dit dienen dan om een troep van armen van geest aan te werven, die geen kans zien om op edeler loopbaan mede te dingen en die hopen langs dezen weg een schreefje vóór te krijgen ten einde een postje meester te worden, dat door talentrijken versmaad wordt, of om aan eene vadzige aristokratie een wetenschappelijken titel weg te gooijen? De wetenschappelijke eischen moeten, om de studie in achting te brengen en haar te doen bloeijen, veel hooger gesteld worden. Maar die eisch moet niet op onredelijke wijze gedaan worden. 't Gaat gemakkelijk een staatsexamen in te stellen en kommissiën te benoemen, die met de meest mogelijke gestrengheid adspiranten examineren en ongelukkigen afwijzen, die men niet eerst in de gelegenheid heeft gesteld om zich de mate van geestontwikkeling en kennis, die men eischt, te verwerven. Dat is onredelijk, ja onbarmhartig, zult gij zeggen. Ik denk er ook zoo over, maar wensch tevens het feit te konstateren, dat de Hollanders, als zij hervormen willen, op deze min edelmoedige wijs plegen te werk te gaan. Bij voorbeeld: het nederlandsche gouvernement komt tegen 't jaar 1845 op de gedachte, dat de jongelieden slecht voorbereid de hoogeschool gaan bezoeken. Wat doet het? Trachtte het den ellendigen toestand der gymnasia en latijnsche scholen, waarover steen en been geklaagd werd, te verbeteren? Dit zou toch 't eenige redelijke middel zijn geweest. Neen, het stelt een staatsexamen in, waarop eischen gesteld worden, waaraan alleen de beste gymnasia kun- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen voldoen. Het gros dier inrigtingen, verstoken van geschikte docenten, gedwarsboomd door kleingeestige gemeentebesturen, ontbloot van alle hulpmiddelen om hervormingen tot stand te brengen, moet nu maar weten hoe 't zich zal redden. Een ander karakteristiek voorbeeld van onbezonnenheid, om niet een minder malsch klinkend woord te gebruiken: de professoren aan de akademiën klagen over het elementair onderwijs hunner studenten. De juristen, zeggen zij, verstaan geen Latijn, de theologen geen Grieksch, de medici geen wiskunde. Dat is de schuld der gymnasia. Welaan, we zullen 't propàedeutiesch-examen strenger afnemen. Dit zal de zaak verbeteren. Zoo zullen wij het gymnaziale onderwijs opzweepen! En wat doen die heeren zelven? - 't Admissie-examen tot de hoogeschool maken zij zóó ligt, dat de jongens bij geheele hoopen reeds van de derde of vierde klasse der gymnasia wegloopen! Hoe die ongelukkigen, welke de onbesuisde drift om spoedig student te worden in den val lokte, zich zullen redden, doet niet ter zake. Zooveel is zeker, dat de heeren geen de minste moeite doen om zelven bij de onrijp toegelatenen 't ontbrekende aan te vullen. 't Propaedeutiesch-examen zal alles weer goed maken! Wij willen ons thans niet buiten het terrein van 't hooger onderwijs wagen. Wij zouden anders dezelfde klagt over wanverhouding tusschen leermiddelen en examen-eischen in Nederland welligt evenzeer hooren slaken door menig kweekeling van 't lager onderwijs, die, na den geheelen dag zijn zenuwgestel te hebben afgemat met schoolhouden, in zijne weinige vrije uren zich mag aftobben met de vele en vrij hoog gaande studiën voor een hulp- of hoofdonderwijzers-examen. Ja, misschien zouden in menig ander vak liefhebbers genoeg zijn om de stelling te verdedigen, dat Nederland tegenwoordig door een vrij hevige staats-examen-manie is aangetast en daarbij van 't beginsel uitgaat, dat men 's menschen geest niets van buiten af behoort bij te brengen, omdat hij van nature alle goddelijke en menschelijke kennis reeds in zich bevat. Zijn dan, zal men vragen, aan onze hoogescholen de leermiddelen niet aanwezig, die ons, zonder onredelijk te zijn, wettigen om hoogere eischen te stellen aan hen, die naar een graad in de wetenschap dingen? Die middelen zijn aan onze hoogescholen in voldoende mate voorhanden, en 't geen er aan ontbreekt kan met zeer geringe opofferingen worden aangevuld en uitgebreid. Begint ons hooger onderwijs zich meer en meer te kenmerken door een treurig verval van die solide geleerdheid, waartoe vooral eene ijverige studie van de klassike talen der oudheid den grond moet leggen, - wij zeggen het den professoren aan de hoogescholen gaarne na: de schuld er van ligt niet aan de akademie, maar aan 't voorbereidend onderwijs op het gymnasium! | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't Onderwijs op de gymnasia, - waarlijk, dat beslaat eene treurige bladzijde in de geschiedenis der ‘Culturgeschichte’ van Nederland. 't Was een aanhoudend toepassen van den regel: steeds meer leervakken in steeds minder tijd. 't Is die zelfde geest van 't jonge Holland, welke, door den cursus-duur der drie hoogste klassen eener reaalschool bij onze burgerscholen van zes tot drie jaren in te krimpen, gevaar loopt karikaturen van een uitstekend model in 't leven te roepen. Zeer oude lieden zal nog de tijd heugen, dat een jongen van zijn tiende jaar en somtijds van nog jeugdiger leeftijd af tot aan zijn vertrek naar de akademie de latijnsche school bezocht om veel Latijn, weinig Grieksch en verder niet veel meer te leeren. Wat de veelzijdigheid hunner kennis betreft, was op de geestbeschaving onzer zoo gevormde voorouders voorzeker zeer veel aan te merken, en aan die latijnsche scholen kwamen de kinderen veel te weinig ontwikkeld, zoodat er veel tijd moest verknoeid worden en ook wel moedwillig verknoeid werd; maar één ding kenden zij over 't algemeen goed: zij verstonden Latijn, zij konden het spreken en schrijven en, vooral, zij hadden smaak in de romeinsche letterkunde. Leerlingen van rektoren als van Ommeren, Jan ten Brink, Herman Bosscha en vele anderen konden nog op lateren leeftijd met vuur van de schoonheden der latijnsche classici spreken. In één woord: er was in die Hollanders iets van den geest, welken mijn hooggeachte ambtgenoot A.H.A. Ekker, rector te Kampen, in zijn uitstekend geschreven stuk over ‘voorbereidend hooger onderwijs’, in de Gids van 1865, prijst als het gevolg van de opvoedingsmethode der engelsche aristokratie. Doch men begon met regt in te zien, dat zulk eene geestontwikkeling, tot welke bijna bij uitsluiting 't Latijn werd gebezigd, niet vrij was te pleiten van eenzijdigheid en niet langer aan de eischen van den tijd voldeed. Nederlandsche taal, wiskunde, geschiedenis met hare bijvakken werden onder de regering van Willem I voorgeschreven als verpligtend onderwijs aan de latijnsche scholen. Langzamerhand begreep men, dat het Grieksch nog beter dan 't Latijn kon dienstbaar gemaakt worden tot opscherping van 't verstand en tot vorming van den smaak. Ja, uitstekende literatoren wekten zoozeer de liefde voor de letterkunde van de Grieken op, dat weldra op de meeste latijnsche scholen even veel tijd aan de studie van hun taal werd besteed als aan die, van 't Latijn. Eindelijk kwamen bij dit alles nog Fransch, Duitsch en Engelsch, ja, een weinig van natuurkundige wetenschappen en staathuishoudkunde. Niemand zal ontkennen, dat dit al te gader zeer nuttige, voor een beschaafd mensch in den tegenwoordigen tijd onontbeerlijke wetenschappen zijn. Ze moeten allen onderwezen worden, en 't kan niet anders, of van den tijd, vroeger aan 't Latijn bijna alleen besteed, moest thans meer dan de helft worden afgenomen. Wat zeg ik: van dien tijd moest meer dan de helft worden afgenomen? - Neen, men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was onredelijk genoeg om den geheelen leertijd in te krimpen. Hoe grooter 't getal vakken werd, des te korter maakte men den cursus der latijnsche scholen: vijf jaren werden als regel aangenomen, ja, er zijn thans gemeentebesturen, die in hunne wijsheid meenen, dat men 't wel met vier af kan. Zij denken: rondreizende ‘professeurs’ bieden aan u eene taal in weinige weken grondig te leeren, twee jaren Latijn en twee jaren Grieksch zullen dan in allen gevalle wel toereikend zijn om ‘den geest te doorvoeden in de oefenschool der oudheid.’ Die heeren hebben eene prachtige uitvinding gedaan. Zij beschouwen den geest van een mensch als een vat, dat met een zekere dozis van allerlei kundigheden moet gevuld worden. Als 't vat toch vol moet zijn, komt het er niet op aan of ik al die zaken er tegelijk en langzamerhand instort, of dat ik er eerst de vereischte portie van 't eene, daarna die van 't andere en zoo vervolgens de vereischte kwantiteiten van alles plotseling na elkander ingiet. De laatste handelwijs is zelfs veel eenvoudiger en gemakkelijker. Zoo willen zij een jongen eerst op de laagste klassen eener hoogere burgerschool voorzien met nieuwe talen en met de voor de hoogeschool gevorderde hoeveelheid wiskunde en geschiedenis. Zit dit er eenmaal in, dan is hij op zijn vijftiende of zestiende jaar geheel en al disponibel om met Latijn en Grieksch te worden gevuld. Aangezien hij niets anders daarbij behoeft te doen dan de vroeger geleerde zaken een weinig te onderhouden, zal hij dan in drie jaren in de nieuw begonnen leervakken dezelfde vorderingen kunnen maken als iemand, die er slechts den halven tijd aan kan wijden, in zes jaren. Deze berekening kan niet falen. Of die heeren deze logische en rekenkunstig zuivere redenering ook op hun ligchaam zullen toepassen, betwijfel ik. 't Zou anders wel gemakkelijk zijn, als men eerst voor een geheel jaar vooruit brood, en dan vleesch, en dan vruchten enz. kon eten; dan kon men alles tot zich nemen op den tijd, waarin het op zijn best is, en we behoefden in den winter niet te klagen over schaarste van groenten, noch in 't voorjaar over mager vleesch. Maar, zullen zij waarschijnlijk zeggen, dat kan niet; het ligchaam is niet een vat, dat gevuld moet worden; het heeft eene aanhoudende en gelijkmatige voeding noodig! Zoo is 't ook met den geest: als we 't geheugen niet willen volproppen met eenige formules, die even spoedig weer vergeten worden als ze geleerd zijn, maar als we hem werkelijk willen voeden en hem door dat voedsel eene bepaalde rigting willen geven, moet hij den tijd hebben om het genotene gelijkmatig te verteren, het te verwerken, het tot zijn eigendom te maken, zijn karakter er naar te wijzigen. Als gij aan een kind de behandeling van een muziekinstrument wilt leeren, zult gij niet dwaas genoeg zijn om te zeggen: 104 lessen in ééne week moeten evenveel effekt doen als een jaar lang twee lessen per week. Neen, gij begrijpt, dat het kind eerst gaandeweg muzikaal kan worden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en dat de spieren en zenuwen zich niet dan door verloop van tijd aan de vereischte bewegingen kunnen gewennen, dat zij er zich toe moeten zetten, er als 't ware naar moeten vergroeijen. Zoo is het doel van de studie der klassike talen ook geen ander dan aan den geest des jongelings eene rigting te geven, waardoor zijn denken en beschouwingswijze voor 't geheele leven hemelsbreed zal verschillen van de wijze, waarop iemand denkt en gevoelt, die zich van der jeugd af alleen met praktische zaken heeft bezig gehouden. Zulk eene rigting, die den geest moet gewennen om de zaken niet steeds uit een konkreet, maar om ze ook uit een abstrakt oogpunt te beschouwen, kan onmogelijk in een jaar of vier aangeleerd worden, als men zich eerst eenige jaren lang met de tegenovergestelde rigting heeft moeten bezig houden. Den knaap, die drie jaren lang de praktische methode eener burgerschool heeft moeten volgen, zult gij niet meer dwingen kunnen om op zijn zestiende jaar het a.b.c. van de methode van 't abstrakte denken te leeren en daar dan nog wel al zijn tijd aan te besteden. Zijn geest heeft dan reeds eene rigting aangenomen en daarin eene hoogte bereikt, die hem doet inzien, dat de mensch ook zonder die abstrakte geleerdheid aan zijne bestemming kan beantwoorden. Hij zal dan Latijn en Grieksch leeren, als eene lastige voor waarde om het een of andere doel te bereiken. De wetenschappen van 't praktische leven daarentegen nevens die der abstraktie geplaatst en er ondergeschikt aan gemaakt, kunnen, door voor eenzijdigheid te behoeden, niet dan eene heilzame uitwerking te weeg brengen. Ik zeide daar, dat de knaap, als hij eerst op lateren leeftijd en na een zekere hoogte in de wetenschappen van 't dagelijksche leven bereikt te hebben, eerst dan zich gaat voorbereiden om eene geleerde rigting te volgen, niet dan noode hiertoe zal kunnen gedwongen worden en 't geen hij dan leert als lastpost, als den rijstebrijberg zal gaan beschouwen, dien hij met walging moet doorworstelen om in luilekkerland te komen, - maar zouden zij, die tegenwoordig dit stelsel tot bekorting of liever tot bezuiniging op 't voorbereidend hooger onderwijs voorstaan, er in den grond huns harten niet eveneens over denken? Zouden zij niet in den waan verkeeren, dat, evenals een apotheker wat zoogenaamd potjeslatijn moet leeren, zoo ook een jurist iets van die taal moet kennen om de citaten uit het corpus juris en uit de werken van oudere juristen in zijne regtsgeleerde boeken te kunnen ontcijferen? Zouden zij er wel eene flaauwe idee van hebben, dat het bij de beoefening van Latijn en Grieksch minder te doen is om de deklinatiën, konjugatiën, eenige regels der syntaxis en een kleine copia verborum zich eigen te maken, dan wel om door middel van die talen t' huis te geraken in den gestolden bon-sens van de ouden, die, bij minder geleerdheid, wars is van alles wat den nieuweren ziekelijks en gekunstelds aankleeft, die het ware verzinnelijkt in 't ideaal van 't schoone? Doch geen wonder, dat een groot deel van 't jonge Holland de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorbereiding tot de beoefening der wetenschappen door middel van de klassike talen der oudheid als een ballast beschouwt, dien men wel zou doen over boord te werpen, als een overblijfsel uit de middeleeuwen, dat weldra voor eene andere soort van beschaving zal plaats maken. Een verlicht Duitscher zal zulk een oordeel thans niet vellen; want hij ziet dagelijks, hoeveel eene vorming door middel van de humaniora voor heeft op die door de realia alleen; hij is er zóó van doordrongen, dat hij zelfs op de reaalscholen 't niet durft wagen de andere rigting buiten te sluiten. Maar, ik vraag het aan ieder onbevooroordeelde, welke rezultaten der klassike vorming is men in de laatste jaren in de gelegenheid geweest hier in Nederland waar te nemen? Zoudt gij 't wagen de vruchten, die de beoefening der muziek voor de vorming van 's menschen schoonheidsgevoel afwerpt, te beoordeelen naar iemand, die niet meer van die kunst geleerd heeft, dan de noten, de verdeeling der maat, en die met moeite en inspanning een enkel stukje van eens meesters werken heeft leeren ontcijferen en het u machinaal en dan nog hoogst gebrekkig kan voorspelen? Die persoon, zult gij zeggen, kan nog geen de minste aanspraak maken op muzikale vorming; als hij 't niet verder in de kunst brengt, had hij de aan hare beoefening ten koste gelegde inspanning even goed kunnen nalaten. Welnu, op diezelfde hoogte staat in de beoefening van de meesterstukken der klassike oudheid het gros onzer jongelingen, als zij op de hoogeschool worden toegelaten. Hetzelfde oordeel zullen wij dus moeten vellen over den invloed, welken die studie tot verheldering van hun verstand en tot veredeling van hun smaak kan gehad hebben. Veertien jaren, doorgebragt aan verschillende inrigtingen van voorbereidend hooger onderwijs, en vijf daarvan, gedurende welke ik aan 't hoofd stond van een met lof in ons vaderland bekend gymnasium, geven mij 't regt van opgedane ondervinding in mijn vak te spreken. Mijne ervaring dan leidt hiertoe, dat geen van de jongelieden, die ik door privaat onderwijs gevormd naar de hoogeschool heb zien vertrekken en het admissie-examen met goed gevolg doorstaan, het verder in de oude talen had gebragt, dan dat hij de eerste technische moeijelijkheden te boven was, ik bedoel, dat hij de vormveranderingen der woorden door verbuiging en vervoeging kon oplossen en zich van de eenvoudigste regelen der syntaxis kon bedienen. 't Geen zoo iemand van klassike auteurs had gelezen, of liever ontcijferd, had gediend om die regels te leeren toepassen en vast in 't geheugen prenten. Waarlijk, zoo'n jongeling zal met vuur kunnen spreken over genotvolle uren in 't lezen van de meesterstukken der oudheid doorgebragt! Natuurlijk was het beter gesteld met hen, die den cursus van een goed ingerigt gymnasium hadden afgeloopen. Na, even als genen, met de attische bij, met den koning der heldendichters, met den | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
romeinschen Cats, met de mémoires van den grootsten veldheer en staatsman en tevens keurigsten stilist, dien Rome, misschien de wereld ooit aanschouwd heeft, op straks genoemde wijze zulk eene kennismaking te hebben aangeknoopt, dat de lust hen wel niet zal bevangen om later privatim in een vrij uurtje haar te hernieuwen, hebben zij 't voorregt gehad om nog gedurende één of anderhalf jaar meer bepaald aan literatuur te doen, ik bedoel: stukken uit auteurs te lezen in dier voege, dat de classici voor hen iets beters zijn dan pakhuizen van grammatikale regels. Maar let wel, deze leertijd moet verdeeld worden tusschen grieksche en latijnsche literatuur, terwijl men bovendien nog de laatste hand moet leggen aan wiskunde en de overige bijvakken. Dat de leerlingen in dezen korten tijd in de literatuur der beide volken zouden te huis raken, wie zal dit willen beweren en wie zal 't ook willen eischen, die weet, hoe veel tijd er gevorderd wordt om in elken auteur afzonderlijk te huis te zijn? In snelle vlugt worden korte stukken uit zooveel auteurs als mogelijk is behandeld. Naauwelijks is de leerling eenigzins bekend met schrijftrant en is hij de grootste moeijelijkheden te boven gekomen van den eenen, of hij moet zich reeds weder in die van een anderen inwerken. De tijd dringt. En om voor zich zelven de lektuur van een schrijver, met wien hij reeds eenigzins teregt kan, voort te zetten, daartoe ontbreekt de tijd, en, eigenlijk gezegd, de leerling is ook niet genoeg vertrouwd met den vorm om het met gemak en dus met genoegen te kunnen doenGa naar voetnoot(*). Doch hoe 't ook zij, wij zenden op het einde van het vijfde jaar van het gymnaziaal onderwijs de jongelieden naar de hoogeschool. Van de ijverigste en vlugste kan men zeggen, dat zij aardig op weg waren, maar van zeer, zeer weinige kan men verzekeren, dat zij op de hoogte zijn om zich zelven verder te kunnen voorthelpen, en vooral niet, dat zij nu genoeg van de zoetheid der klassike beschaving geproefd hebben, om, al konden zij, het te willen doen. Maar, zegt gij, nog één of eigenlijk, volgens de bedoeling der wet, twee jaren moeten diezelfde letterkundige studiën vervolgd worden aan de hoogeschool. Zijt gij zelf aan eene hoogeschool geweest, lezer, dan weet gij, hoe 't er daar met de letterkundige studiën der propaedeutici uitziet. Eerst de noodige weken of maanden om in 't nieuwe leven te huis te geraken, - wie kan dan aan studeren denken; 't is al heel verdienstelijk, als men zich op de kollegiën vertoont! Dan 't mathesisexamen, die boel moet eerst achter den rug: de letteren rusten intusschen. Kortom, de tijd gaat ongemerkt voorbij, zonder dat het schoolonderwijs werkelijk wordt voortgezet en vervolgd; de wèl ontwikkelden krijgen een hoogen dunk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van hunne kennis door al de wetenschappelijke ellende, die zij bij een groot deel hunner commilitones zien, en zij teren op 't vroeger geleerde, dat er intusschen niet zoo solide inzit, of in een half jaar wordt veel vergeten; en de slecht ontwikkelden zouden met den besten wil niet weten, wat zij eigenlijk zullen aanvangen; hun hoop berust op een repetitor, die 't klappen van de zweep kent: weinig maanden vóór 't propaedeutiesch examen worden de fragmenten van 't gymnaziale onderwijs, die door den tand des tijds en de stormen van allerlei afleiding, die den jong-student verhinderden aan studie te denken, nog gespaard zijn, bij elkaar geraapt, met of zonder repetitor, vooral door 't van buiten leeren van een paar diktaten, weer opgelapt, en 't propaedeutiesch examen wordt afgelegd, om dan eerst eigenlijk zijne studie te beginnen. En de kollegiën der professoren dan, hoor ik u vragen? Drie uren per week Latijn en drie uren per week Grieksch - Ik stem toe, dat voor iemand, die zelf in een vak naar kennis streeft, die elken dag zoekende is naar de oplossing van de een of andere zwarigheid, weinige uren onderrigt van onberekenbaar nut zijn en vaak voldoende om hem te ondersteunen en op weg te helpen. Maar ik ontken, dat zulke lessen nut doen bij jongelieden, die òf niet in staat zijn om zelven te studeren òf 't van den eenen dag tot den anderen uitstellen de hand te slaan aan een werk, ‘dat immers toch hun eigenlijk vak niet is.’ Voeg hierbij, dat zeer velen die kollegiën zeer onregelmatig bezoeken, dat zeer weinigen zich te huis voorbereiden, dat de professor, wil hij door 't hulpbehoevendste deel zijner toehoorders begrepen worden, menigmaal moet afdalen beneden 't peil van 't onderwijs der vijfde klasse van een gymnasium, en 't zal u duidelijk worden, hoe 't komt, dat jongelieden, die op de schoolbanken tusschenbeide reeds blijk gaven, dat de geest, die uit de klassike oudheid spreekt, enkele snaren in hun gemoed deed trillen, wanneer ze eenmaal op de akademie zijn, naar niets anders snakken dan dat lastige propaedeutische examen achter den rug te hebben. Wie beweren wil, dat aan onze akademiën slecht gestudeerd wordt, zegt meer dan hij kan verantwoorden en doet velen jongelieden groot onregt; maar wie zegt, dat de propaedeutici (ik spreek hier niet van de literatoren van professie) slecht studeren, noemt een moeijelijk te weerleggen feit. Ik zeide daareven, dat jongelieden, die op de schoolbanken 't beste deden hopen van den heilzamen invloed, dien weldra de studie der klassike literatuur op hen zou gaan uitoefenen, aan de hoogeschool voor diezelfde vakken niets dan onverschilligheid aan den dag leggen, als men de zucht om ze zoo spoedig mogelijk te laten varen en er niets meer in te arbeiden dan 't geen tot een eervol examen vereischt wordt niet iets ergers dan onverschilligheid moet noemen. Door den exceptionelen toestand, waarin ik mij ten opzigte van 't hooger onderwijs bevind, ben ik ruimschoots in de gelegenheid geweest dit feit persoonlijk waar te nemen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't Is nu een paar jaren geleden, dat het Athenaeum te Deventer hervormd werd. Was het vroeger, als alle inrigtingen van dien aard, eene akademie in het klein, kuratoren en gemeentebestuur oordeelden, dat zulke univerziteiten in miniatuur haar tijd gehad hebben, dat zij, met hare geringe hulpmiddelen, niet langer aan de eischen der wetenschap kunnen voldoen en dat zij weinig kans hebben om goede vruchten voor de studerende jongelingschap af te werpen. In plaats echter van bestaande hulpmiddelen en eenmaal verkregen en gehandhaafde regten roekeloos weg te werpen, besloot men de aanwezige krachten liever te besteden tot eene doortastende verbetering in die stad van het voorbereidend hooger onderwijs, eene dringend noodzakelijke behoefte, op welke 's lands regering het eene jaar voor het andere na laat wachten. Men besloot namelijk het hooger onderwijs aan het Athenaeum voortaan te beperken tot de vakken, welke voor de propaedeutische examens in theologie en regten en voor het kandidaats-examen in de regten en de letteren vereischt worden; het zesde studiejaar, dat de hoogere burgerschool in die gemeente boven andere inrigtingen van dien aard in 't vaderland bijzonder had, bood, meende men, bij de goed ingerigte kabinetten en laboratoria van 't oude Athenaeum, ook aan filozofen en medici gelegenheid om hunne eerste studiejaren alhier door te brengen. Verder verwachtte men zeer heilzame gevolgen van eene naauwere aansluiting van 't vijfde studie-jaar des gymnasiums aan de letterkundige studiën der propaedeutici. Men zag wijselijk in, dat de geheele leercursus eens jongelings van zijn komst op de latijnsche school tot zijn propaedeutiesch-examen eigenlijk één geheel is; dat eerst na dat examen een nieuw tijdvak in zijn wetenschappelijke opleiding behoort te beginnen; dat, daarentegen, door den gewonen overgang van de latijnsche school tot de univerziteit de voorbereidende opleiding op eene hoogst nadeelige wijze wordt afgebroken. Men verbond personen aan de inrigting, die genegen waren om èn collegia aan propaedeutici te geven èn eenig vak van onderwijs in de zoogenaamde rektorsklasse op zich te nemen. Met zulk eene schikking werd veel gewonnen. Terwijl vroeger toch, zooals 't aan dergelijke Athenaea ging, één persoon al de vakken moest doceren, die met de grieksch-romeinsche oudheid in verband staan, konden nu twee personen, reeds van de hoogste klassen van 't gymnasium af, zich geheel ieder aan een onderdeel er van wijden. Zoo had de gemeente, meende men, eene model-inrigting van voorbereidend onderwijs. Eenigzins geschoeid op de leest der pruissische gymnasia, zou zij, door de jongelieden zeven jaren lang een onafgebroken cursus in de wetenschappen der klassike oudheid te laten afloopen, wetenschappelijk grondig onderlegde discipelen schenken aan de scholen der wetenschappen, die inderdaad aan de univerziteiten haar plaats behooren te vinden. In theorie was alles voortreffelijk. Maar wie kan alle hinderpalen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorzien, welke de praktijk eenmaal in den weg zal stellen? Men had waarschijnlijk gemeend, dat, evenals de leeraars, zoo ook de jongelieden dezelfden zouden blijven, dat zij als studenten denzelfden ijver en studie-zin zouden meebrengen, die zij op de schoolbanken hadden betoond. Men had, in één woord, er niet op gerekend, dat vrijheid onder zekere omstandigheden op den mensch een nadeeligen invloed kan uitoefenen. Vrijheid, waarlijk, zij is de eenige toestand den mensch, zal hij wezenlijk mensch zijn, waardig. Waar zij nog niet kan plaats grijpen, heeft de mensch zich nog niet aan de dierlijkheid onttrokken, is hij nog niet tot zelfbewustzijn gekomen. Het hoofddoel der opvoeding moet zijn den mensch tot vrijheid geschikt te maken. En bovenal moet dit doel in 't oog gehouden worden bij de opleiding van hen, die bestemd zijn om eenmaal de wetenschap van haar hoogste standpunt te beschouwen, bij de opleiding van hen, die eenmaal de voorgangers eener natie zullen zijn in staat, school en kerk. Vrij moeten zij zijn in denken en spreken, en vrij moeten zij de wetenschap beoefenen. Hierom is geen univerziteits-onderwijs denkbaar zonder vrije studie. Maar vrijheid is onbestaanbaar, waar niet een inwendige prikkel is, die tot een onvermoeid streven, tot arbeid spoort. Waar die prikkel niet in den mensch zelven aanwezig is, moet hij door personen of omstandigheden, die buiten hem liggen, tot arbeid gedwongen worden. In 't kind is de prikkel, die tot werkzaamheid spoort, nog niet aanwezig, - zijn oog reikt nog niet om het ver verwijderde doel te bespeuren, waartoe zijne opvoeders en onderwijzers trachten hem te vormen. Evenzoo gaat het nog met den gymnaziast, die zich met de beoefening van de schriften der klassike oudheid bezig houdt. Het doel van dien arbeid kent hij nog niet. Ik heb mij 't genoegen wel eens veroorloofd aan jongelieden uit de hoogste klassen van een gymnasium de vraag voor te leggen, waartoe zij eigenlijk Grieksch en Latijn leerden? Steeds ontving ik dan tot antwoord: wel, omdat er geschriften zijn in 't Latijn en Grieksch, die wij als juristen, theologen of medici moeten kunnen verstaan! - Mijne vraag was misschien ook ongepast en ondoordacht, omdat ik van te voren moestweten, dat zij het juiste antwoord er met geen mogelijkheid op konden geven. Hoe toch zouden zij kunnen oordeelen over de voorregten, die aan de vorming van 's menschen geest door de studie der klassike oudheid ten deel vallen, als zij bij zich zelven nog niets van dat hoogere geestes- en verstandsleven kunnen bespeuren en nog niet op de hoogte staan om bij anderen het verschil tusschen praktische vaardigheid en het doordringen tot in 't wezen der zaken op te merken? De inwendige prikkel, die tot zulke studiën moet aandrijven, het streven om den geest het hoogste standpunt van ontwikkeling, waarvoor hij vatbaar is, te doen bereiken, kan bij zulke jongelieden nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
níet aanwezig zijn. Het zachtste dwangmiddel, dat men zich denken kan, de zucht elk edel karakter eigen om geprezen te worden door personen, voor welke zij achting en eerbied koesteren, of, beter nog, alleen 't gevoel van achting en liefde voor hunne opvoeders en onderwijzers, moet hen tot getrouwe pligtsbetrachting manen. Ik stem toe, dat in jongelieden, die eene goede leiding hebben genoten, bij hun vertrek van 't gymnasium reeds eenige liefde en bewondering voor de schoonheden der antike kunst aanwezig is. Maar bij 't meerendeel der jonge studenten, bij de slecht ontwikkelden, zult gij nog geen spoor daarvan aantreffen. En zou die liefde, waar zij aanwezig is, wel ooit sterk genoeg zijn om in 't midden van allerlei afleiding en in 't genot van eene nog nooit gekende mate van vrijheid tot vrijwillige werkzaamheid aan te drijven? - Ik spreek natuurlijk alleen van hen, die in staat zijn om zich zelven te helpen. De jong-student moge door den invloed der nieuwe maatschappij, waarin hij op eenmaal verplaatst wordt, in onbegrijpelijk korten tijd bijna een ander mensch worden, ik twijfel er zeer aan, of de nieuwe kring, waarin hij verkeert, hem even spoedig 't bewustzijn zal bijbrengen, dat hij, om eenmaal de vruchten der klassike opleiding in 't maatschappelijke leven te plukken, oneindig veel dieper in den geest der oudheid moet doordringen, dan hij tot hiertoe heeft gedaan. Neen, eerst het mathesis- en dan het propaedeutiesch-examen worden 't eenige doel van zijn streven; voorwaar, twee prikkels, die verre van aanhoudend tot geregelde werkzaamheid aan te sporen, zich eerst dan laten gevoelen, als de nood aan den man is, d.i., korten tijd voor 't examen. De zaak verandert geheel, wanneer de jurist, theoloog, medicus het letterkundig onderwijs achter den rug heeft en aan zijn eigenlijk vak is gekomen. Dan ligt het doel nader voor oogen. Dan eerst beseft hij, dat, om eenmaal in 't vak zijner keuze iets te praesteren, hij moet arbeiden en onderzoeken. Misschien zal hij dàn menigmaal gevoelen, dat hij zelfstandiger en beter zou kunnen studeren, wanneer hij den akker des geestes beter had voorbereid door de beoefening der oude letteren, die het voetstuk zijn, waarop 't gebouw van 't hooger onderwijs is opgetrokken; maar te laat! Misschien ook was die voorbereiding zoo slecht, dat hij wel, evenals de zieke, die zijn kwaal niet kent, gevoelt, dat hem iets schort, maar niet weet, wat het eigenlijk is. Hierom moest het, dunkt mij, een onwrikbare regel in de opleiding van den jongen mensch zijn: vrijheid, volkomen vrijheid te laten aan zijn wetenschappelijk streven, wanneer hij in staat is het ware doel, waartoe zijne studie moet leiden, voor het oog te houden. Kan hij dit, dan begaat men eene onvergefelijke zonde met zijn geest aan banden te leggen, of als hij dan nog door anderen tot den arbeid moet gedwongen worden, zal er toch nooit iets voortreffelijks uit hem groeijen. Maar vrijheid kunt ge hem niet laten, wanneer de voorbereiding nog zoo ver van het doel verwijderd is, dat hij 't verband tusschen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
middel en doel zelf nog niet kan bespeuren. Dan moeten anderen, die uit hun hooger standpunt dat verband wel doorzien, hem door zachte middelen en door geregelde leiding dwingen om de middelen, die tot verwezenlijking van het doel dienen, niet roekeloos over te springen of te veronachtzamen. 't Spreekt van zelf, dat die dwangmiddelen meer en meer moeten overgaan in eene leiding, waarbij de dwang niet meer gevoeld wordt en de leerling ten laatste niet beter weet, of hij arbeidt uit eigen beweging en geheel met eigen vrijen wil. Ik beweer dus, dat het overgaan van het gymnasium naar de hoogeschool, voordat de voorbereidende letterkundige oefeningen zijn afgeloopen, niet anders dan een hoogst nadeeligen invloed op de ontwikkeling onzer toekomstige lieden van wetenschap kan uitoefenen. Die voorbereidende opleiding moet, mijns inziens, geheel aan het gymnasium worden ten einde gebragt: de vrije studie moet aan de hoogeschool dadelijk een aanvang kunnen nemen met de beoefening van 't vak zijner keuze. Behoef ik de voordeelen op te sommen, die van zulk een overbrengen der propaedeutische studiën naar de gymnasia 't gevolg zouden zijn? Een paar jaren aan den cursus op de hoogeschool onttrokken; - een paar jaren, gedurende welke men minder in de gelegenheid wordt gesteld de treurige bevestiging waar te nemen van 't spreekwoord: ledigheid is des duivels oorkussen; - het verblijf aan de akademie dus misschien de helft goedkooper gemaakt; - menig jong mensch, die thans uit ledigheid of omdat hij geen mogelijkheid ziet het propaedeutiesch-examen af te leggen in dat gevaarlijkste tijdperk van vrije studie zonder bekend doel verloren gaat of eene nadeelige levensrigting voor zijn verderen studietijd ontvangt, gered; - de hoogleeraren verlost van een werkkring, die bij hunne hooge roeping slecht past; en, wat het meest van alles moet gelden, twee jaren toegevoegd aan den cursus der gymnasia, waardoor de voorbereidende studiën tot den geleerden stand tot die hoogte opgevoerd kunnen worden, dat de beoefening der klassike letteren niet langer een lastige hinderpaal tot hoogere wetenschappelijke vorming zal zijn, maar dat zij een krachtig middel zal worden om echt wetenschappelijken zin aan te kweeken. Dan zal er tijd en gelegenheid zijn om aan de geesten van hen, die voor die studie bestemd worden, zulk eene rigting voor hun verder leven te geven, dat men niet meer in verlegenheid zal komen, wanneer men de thans al te geregtigde vraag hoort doen: maar zeg mij dan toch eens, waartoe dient die studie van Latijn en Grieksch, wat is dan toch eigenlijk 't onderscheid tusschen een persoon, die gestudeerd en een, die niet gestudeerd heeft? - Wanneer deze vraag ons thans gedaan wordt, geraken wij vaak in verlegenheid. Niet omdat wij niet in staat zijn in 't abstrakte, in theorie, over den wonderbaren invloed eener klassike vorming te redeneren en te deklameren, maar omdat uit de werkelijkheid een wolk van getuigen is aan te voeren, door welke helderder dan de dag blijkt, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de jurist niet in geestontwikkeling staat boven den op 't kantoor gevormden kandidaat-notaris, de medicinae doctor niet boven den plattelands-heelmeester. De oorzaak hiervan is niet ver te zoeken: de voorbereiding, die tot hooger onderwijs, dat is, tot een andere en hoogere opvatting der wetenschap geschikt moest maken, is mislukt of ten minste ontijdig afgebroken, zoodat zij voor de vorming van den geest hare vruchten niet kon afwerpen. De worm derhalve, die in ons vaderland aan het hooger onderwijs knaagt, is de gebrekkige toestand van het voorbereidend hooger onderwijs. Het is niet gebrekkig in dien zin, dat het slecht zou gegeven worden. Integendeel, het personeel aan de gymnasia is over 't algemeen uitstekend. Alle krachten worden ingespannen om te doen, wat men doen kan. Ik geloof niet, dat aan vele onzer latijnsche scholen tijd verknoeid wordt. In de hoogere klassen zoekt men zooveel mogelijk de jongelieden in de oudheid in te wijden door den tijd te besteden aan 't behandelen van auteurs. In vliegende haast worden praktische oefeningen, die in de taal zelve zouden moeten t' huis brengen, afgehandeld. Tot bedaarde bespreking van syntaxis, mythologie, historia literaria schiet geen tijd over. Vanhier die geleerde en volumineuze handboeken, waarmee men de tijdroovende mondelinge behandeling en praktische oefeningen tracht aan te vullen, maar die de hersenen der jeugd nog meer verwarren. Latijn schrijven, - weg daarmeê, - die tijd kan beter besteed worden om ten minste nog iets meer van den een of anderen auteur te lezen. Neen, 't gebrekkige van 't onderwijs ligt in de noodzakelijkheid om vele vakken in den kortst mogelijken tijd af te handelenGa naar voetnoot(*). En blijft dit gebrek bestaan, dan is de waarschijnlijkheid daar, dat het hooger onderwijs, aan slecht voorbereide | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toehoorders gegeven, meer en meer haar wetenschappelijk karakter zal verliezen; dat het hoe langer hoe meer zal naderen tot het populaire middelbare onderwijs; en dat het, bij de hooge vlugt, die dit laatste neemt, nog veel meer dan thans in verval zal geraken. Om dezen toestand te verbeteren zijn twee middelen: òf het aantal der leervakken te verminderen, door b.v. Grieksch en wiskunde niet als voorbereidende wetenschappen voor allen verpligt te maken; òf den leercursus aan de gymnasia met eenige jaren te verlengen. Maar bij eene natie als de onze, welke langen tijd gold voor den vertegenwoordiger van het klassicisme in Europa, en waar thans nog een kern van geleerden het zich tot taak stelt in degelijke wetenschap te wedijveren met hunne germaansche broeders over den Rijn, is inkrimping van studievakken tot vorming der geleerden achteruitgang in beschaving, ja, zoo iets laat zich bijna niet denken. Ons blijft wel niets anders over dan toe te geven aan de eischen van 't gezonde verstand, en in overeenstemming met het steeds toegenomen aantal van vakken en met de vorderingen, die men er noodzakelijk in moet gemaakt hebben om er de bedoelde vruchten van te plukken en niet tot fransche en belgische oppervlakkigheid te vervallen, den tijd, dien onze jongelieden aan de voorbereidende studiën zullen besteden, langer te stellen. In Pruissen is de inrigting van 't onderwijs er op berekend, dat zoowel aan gymnasia als reaalscholen de studietijd zich uitstrekt van het tiende tot het negentiende jaar. Doch, zooals ik vroeger reeds aanmerkte, sluit dit hooger onderrigt onmiddellijk aan het lager onderwijs. Bij ons bestaat nu eenmaal als overgangsperiode het meer uitgebreid lager onderwijs, waar een aanvang wordt gemaakt met de beoefening der nieuwe talen, inzonderheid met het Fransch. Wij willen 't meer of min wenschelijke van zulk eene overgangsperiode ook voor de gymnasia thans niet verder beschouwen. Zij bestaat nu eenmaal, en zal als noodzakelijk gevolg met zich brengen, dat de jongens hier later dan elders gymnasium en burgerschool bezoeken. Men zal moeijelijk gedaan krijgen, dat zij vóór hun twaalfde levensjaar den cursus aan 't gymnasium aanvangen. Doch ook dan nog zal die cursus zonder eenig bezwaar acht jaren kunnen duren. Met dusdanige verlenging van 't voorbereidend hooger onderwijs zal ook het bezwaar uit den weg worden geruimd, dat bij ons, Hollanders, steeds veel tijd moet worden zoek gebragt met het aanleeren der talen onzer naburen. Vroeger achtte ook ik dit voor een punt van groot bezwaar in de opvoeding onzer jongelieden, als iets, waardoor meer degelijke studiën belemmerd worden. 't Weegt echter thans niet meer zoo zwaar bij mij. Andere natiën leeren tegenwoordig even veel nieuwe talen als wij, en zij kennen ze over 't algemeen beter. Beschaafde Russen, Denen, Zweden enz. drukken zich gewoonlijk zeer gemakkelijk in meer dan ééne taal uit. Aan bijna alle pruissische inrigtingen worden onder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
scheiden uren gewijd aan 't Fransch en Engelsch. In sommige streken staat daar nevens de overige talen ook nog 't Poolsch als leervakGa naar voetnoot(*). Neemt men hierbij in aanmerking, dat de uren van 't ‘Religions-Unterricht’ bij ons voor andere vakken disponibel blijven, dan zal 't geen groote inspanning aan de jongelieden kosten om, als zij in de beginselen van 't Fransch eenigzins onderlegd aan het gymnasium komen, in den tijd van acht jaren bovendien behoorlijk t' huis te geraken in taal en letterkunde der Duitschers en Engelschen. 't Gebrek van 't onderwijs in die vakken hier in Holland lag tot nu toe, dunkt mij, al weer in de zenuwachtige haast, waarmeê men nog steeds genoodzaakt is de jongelingen in den kortst mogelijken tijd ‘af te leveren.’ Wanneer de tijd der voorbereidende studiën tot het twintigste levensjaar wordt uitgestrekt, zal men 't geen thans ten halve geleerd werd op zijn gemak ten einde kunnen brengen. Begint men met b.v. in het tweede jaar van den achtjarigen cursus van een gymnasium bij het Fransch zich toe te leggen op het Duitsch, en in 't vierde jaar het Engelsch er aan toe te voegen, waarlijk, dan zal niemand te klagen hebben over overlading van studievakken, en er zal nog tijd overschieten voor de beoefening der letterkunde van die talen, welke dan in de drie of vier laatste jaren van den cursus de literatuur der oude talen op eene uitstekende wijze zal ondersteunen. 't Spreekt van zelf, dat zulk eene verlenging van den cursus aan de gymnasia met drie jaren eene belangrijke uitbreiding van deze inrigtingen zou na zich slepen. Die uitbreiding behoefde echter niet zóó groot te zijn als men bij den eersten oogopslag zou denken. Er bestaat namelijk geen 't minste bezwaar om van de vier laatste studiejaren twee klassen, elke met tweejarigen cursus, te maken. Jongelieden, die de eerste praktische oefeningen in de talen te boven zijn, kunnen reeds meer op de wijze van toehoorders onderwezen worden. Een gymnasium met achtjarigen cursus zou dus uit slechts zes klassen bestaan. Of voor al de vakken, die in de zesde klasse, of het zevende en achtste studiejaar, zal zij de plaats vervullen van de propaedeutische studiën aan de hoogeschool, dadelijk een geschikt onderwijzend personeel zou te vinden zijn, zullen wij niet trachten te beslissen; maar het middelbaar onderwijs heeft geleerd, dat met de onstane behoeften de specialiteiten voor vroeger min algemeen beoefende wetenschappen in onbegrijpelijk korten tijd zich aanbieden. Weinige eindelijk van zulke inrigtingen door 't rijk als modellen opgerigt, zouden, even als wij dit bij 't middelbaar onderwijs zagen, zonder twijfel ook gemeenten tot konkurrentie uitlokken. De tegenwoordige kleinere latijnsche scholen zou men vooreerst grootendeels kunnen laten bestaan op den voet van progymnasia, d.i. als inrigtingen, aan welke alleen de laagste klassen van een gymnasium vertegen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woordigd zijn. In het aantal dier klassen zou men aan elke dezer inrigtingen de meest mogelijke vrijheid kunnen laten, zoodat zij, naar gelang van het docerend personeel en van hare verdere hulpbronnen tot onderwijs, zoo vele jaren van een gymnasium zouden kunnen vertegenwoordigen als de gemeentebesturen zulks zelven dienstbaar achten. Ik behoor niet onder het getal van hen, die met staats-examens dwepen. Mijns inziens zijn deze instellingen doodend voor alle liefhebberij-studie. Voor elk leervak houdt daar een examinator zitting, die zelf een specialiteit in dat vak is en die voor alle examinandi een bepaalden maatstaf van kunde in zijne wetenschap heeft aangenomen. De jongelieden, die geëxamineerd moeten worden, veranderen daar in nommers. Naar hunne antecedenten mag niet gevraagd worden. Zooveel mogelijk moet de een gelijk zijn aan den ander. Van 's jongelings persoonlijke neigingen, aanleg, talenten, voorliefde kunnen en mogen zijne regters niets afweten, die kunnen en mogen zij niet in aanmerking nemen. De geesten moeten, om aan de eischen van zulk een examen te voldoen, als 't ware een uniform hebben aangetrokken. Hierom heb ik zulke examens altijd als het best strookende met de eischen der humaniteit en met die van eene zelfstandige ontwikkeling van individuelen aanleg en karakter gevonden, waar de onderwijzers, die met de geestelijke gegevens van hunne discipelen bekend zijn, zelven het examen afnemen en eene hoogere mate van vorderingen in 't eene vak als vergoeding aannemen voor eene mindere mate van ontwikkeling in 't andere. Niet ieder is voor de beoefening van elke wetenschap in de wieg gelegd, en geldt van 't hooger onderwijs niet dit vooral, dat het menschen aan de maatschappij aflevert, die bewijzen hebben gegeven, dat hun geest ontwikkeld is, dat zij zelven kunnen denken, dat zij op de hoogte zijn om zelfstandig eene wetenschap te beoefenen? Men versta mij niet verkeerd. Ik wil niet, dat aan onze gymnasia b.v. aan iemand verlof worde gegeven om de wiskunde of de geschiedenis te veronachtzamen en reeds als jongeling een specialiteit in Grieksch of Latijn te worden. Alle vakken, die men van oudsher dienstig heeft geacht tot algemeen menschelijke ontwikkeling, moeten door den aanstaanden man van wetenschap beoefend worden. Geene vrijheid kan in dit opzigt gelaten worden aan den jongeling, die nog niet in staat is het ware doel van 't voorbereidend onderwijs te beseffen, die nog geen onderscheid kan maken tusschen formeel en materieel nut der wetenschappen. Maar een ieder, die, even als ik, jaren lang met jongelui omging, weet zeer goed, dat 's menschen geest niet een klomp was is, dien men tot allerlei figuren kan kneden. Elk verstandig leeraar is doordrongen van het axioma, dat het onderwijs niets anders kan en mag doen dan den individuelen aanleg, dan de gegevens, die ieder mensch meêbrengt, verder ontwikkelen. Daar zijn jongelieden, die nooit goede vorderingen zullen maken in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
talen, maar wel in wiskunde of geschiedenis. Andere zijn er, die, met den besten wil, geen juist inzigt in de wiskunde zullen krijgen. Zijn de zoodanigen hierom verstoken van den aanleg tot studie? Volgens de uitspraak eener staats-kommissie, ja! Volgens het oordeel van examinatoren, die met de geestesgaven en wijze van ontwikkeling van den examinandus bekend zijn, niet! Dit is, mijns inziens, de lichtzijde der examens, zooals zij steeds aan onze hoogescholen worden afgenomen. Door deze wijze van examineren is menig verdienstelijk man voor de wetenschap aangekweekt, die bij een staatsexamen de proef niet had kunnen doorstaan. Wie herinnert zich niet den geestigen spot van den hoogleeraar BrillGa naar voetnoot(*) over de meer en meer toenemende staatsexamen-manie bij ons te lande; die invoering van het chinesche stelsel, die uitvinding eener natie, die alle geesten op één leest wil schoeijen, die alles wil centralizeren en elk waardigheidsbekleeder tot eene machine van eene bepaalde, juist afgeperkte mate van kracht wil maken, dien geest, welke ons den spotnaam van ‘de Chinezen van Europa’ weldra met volle regt zal doen verdienen? Het pruissische gouvernement, dat bij ons in den kwaden reuk staat van allen uniformen te willen aantrekken en alles te willen reglementeren, is toch humaan genoeg om de eindexamens aan gymnasia en reaalscholen door de leeraars zelven der hoogste klassen te laten afnemen en uitdrukkelijk te bepalen, dat uitstekende vorderingen in 't eene vak in aanmerking zullen genomen worden tot vergoeding voor andere wetenschappen, in welke de adspirant zwakker isGa naar voetnoot(†). Waar voor eenig beroep specialiteiten gevraagd worden, kan een gouvernement zekere eischen stellen, aan welke elk der adspiranten minstens moet voldoen, zal de regering een waarborg hebben voor de naauwkeurige waarneming van dat beroep. Zoo bij telegrafie, postwezen, registratie enz. Te zien of de adspiranten aan deze noodzakelijke vorderingen voldoen, kan zeer goed de werkkring wezen eener kommissie van examinatoren, die met de gegevens der adspiranten volkomen onbekend zijn. Maar hetzelfde stelsel te willen toepassen op het peilen van de kennis dergenen, bij wie het minder aankomt op het weten van zekere feiten en zaken dan wel op algemeene geestontwikkeling - en dit is immers 't geval bij alle studie, die de eigenlijk gezegde vakstudie voorafgaat - zoo iets is den doodslag toebrengen aan alle degelijke beoefening der wetenschap, zoo iets is het regte middel om, in plaats van wezenlijke geestontwikkeling te bevorderen, uit te lokken tot eene oppervlakkige veelweterij, die haar vlugtigen zetel in 't afgemartelde geheugen opslaat. |
|