Suum cuique.
Kerkwet en kerkbestuur.
Geene algemeene verbindende reglementen, of veranderingen in de bestaande, kunnen worden vastgesteld dan door de Synode.
Indien deze reglementen of veranderingen bepalingen behelzen, die op de Classicale vergaderingen of de Kerkeraden regtstreeks betrekking hebben, zullen de Kerkbesturen de consideratiën der Classicale vergaderingen op die punten vragen, om door haar regtstreeks aan de Synode te worden opgezonden.
Bij de Synode berust de hoogste wetgevende, regtsprekende en besturende magt, onder de verschillende waarborgen in dit Algemeen Reglement en in bijzondere reglementen vastgesteld.
Zij arresteert de reglementen, welke voor de geheele Hervormde Kerk verbindende zijn. Elk reglement, door haar voorloopig aangenomen, wordt gezonden aan de provinciale kerkbesturen, om er hunne consideratiën op in te winnen. Van deze neemt zij kennis en maakt zij naar eigen oordeel gebruik, om daarna het reglement, met de veranderingen er in gemaakt, andermaal aan de provinciale kerkbesturen te zenden, die er dan hunne stem over uitbrengen. Wanneer de volstrekte meerderbeid dier kerkbesturen zich voor het aannemen van het reglement verklaart, wordt het, als finaal aangenomen, door de Algemeene Synodale Commissie uitgevaardigd.
Met veranderingen in de bestaande reglementen wordt evenzoo gehandeld.
Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden, Art. 12 (al. 1, 2), 61, 62.
De Synode, hare werkzaamheden voortzettende, heeft in de eerste plaats de onderscheiden Reglementen, met name die voor de Kerkeraden, op de Vacaturen, op het Hulppredikerschap en van Kerkelijk Opzigt en Tucht, ter hand genomen, ten einde deze in overeenstemming te brengen met het Reglement op de benoeming van ouderlingen enz.
Verschillende wijzigingen zijn voorloopig vastgesteld, en is naar art. 61 van het Alg. Regl. besloten, die wijzigingen bekend te maken als voorloopigen regel, naar welken de Kerkbesturen en Kerkeraden van stonden aan zullen te handelen hebben.
's Gravenhage, 25 Julij 1867.
(w.g.) De Vice-President der Synode,
I. Busch Keiser.
Kerk. Cour. v. 27 Julij 1867.
Kerkelijk opzigt wordt gehouden en Kerkelijke tucht uitgeoefend tot bevordering van christelijk leven, tot wegneming van alles, wat het godsdienstige en zedelijke welzijn der gemeente belemmert, en tot handhaving der kerkelijke reglementen en verordeningen.
Aan de Kerkelijke tucht zijn onderworpen alle lidmaten, en inzonderheid leeraren, ouderlingen, diakenen en andere leden van Kerkelijke besturen, ter zake van onchristelijken wandel, van openbaren strijd met den geest en de beginselen van de belijdenis der Hervormde Kerk (art. 27 van het Reglement op het examen), van verstoring van orde en rust, en van verzuim of vergrijp in de uitoefening van kerkelijke betrekkingen.