| |
| |
| |
Politiek overzicht.
Hebt gij wel eens, waarde lezer, een dier benauwde nachten doorgebracht, waarin de slaap zich over uwe oogleden uitspreidde, alleen om er na eenige minuten weer van te wijken? Telkens, niet waar? kwaamt gij met een schrik wakker; gij hadt een geluid gehoord, duidelijk hooren stappen op trap of gang. Het bleek een loos alarm te zijn. Weer slaapt gij in. Gij droomt van wandelingen door enge paadjes; van muren, die in elkander loopen, om u den toegang te versperren; of van den jammerlijken toestand, dat gij u ongeschoeid te midden eener drukke straat bevindt. Eensklaps ontwaakt gij weder met eene huivering en durft er bijna voor zweren, dat de brandklok luidt. Gij richt u op, om te luisteren, misschien wel om te ontdekken van welken hoek des uitspansels de rook wordt toegedreven; gij ontwaart niets dan een bleek maanlicht, welks fletse stralen aan uw spiegel het vermogen geven, om uw ontredderd gelaat bleek en akelig aan uw eigen blikken voor te zetten. Zoo gaat het door totdat eindelijk afgematheid de banden van den slaap vaster om u heen slaat en u eerst laat in den morgen onverkwikt en ontstemd aan het dagelijksch leven teruggeeft.
Europa's toestand in de afgeloopen maand heeft met den hierboven beschrevenen veel overeenkomst. Onrustige rust; ongegronde angsten; geveinsde onbezorgdheid. Een oogenblik meent men, dat Frankrijk zijn kwalijk verkropte spijt over Pruisens grootheid lucht zal geven in een oorlog, onder het voorwendsel van Noord-Sleeswijk aan te vangen; wat later slaapt men weder gerust in op de vredelievende verklaringen in Fransche en Duitsche dagbladen, met edelen naijver en als met bezorgde gastvrijheid, den belangstellenden lezers toegediend. Doch daar klinkt u de alarmklok tegen uit de eeuwige stad; de zeven heuvelen willen zich in de armen van het vereende Italië werpen, maar worden door een wenk van den opvolger der Allerchristelijkste koningen in hun edelen hartstocht gestuit. Wederom was de vrees ijdel: de verzoeker heeft niet beproefd, de goede engel heeft niet gesproken. Nauwelijks hierover eenigermate gerustgesteld, dreigt ons een ander gevaar. Oostenrijk, wiens schuldeischer te zijn vooral bij ons eene niet ongewone eer is, zal zijne verplichtingen niet meer trouw nakomen en uwe inkomsten met een vijfde of een vierde verminderen. Vreeselijk denkbeeld, dat echter ook alras blijkt, al te voorbarig te zijn opgewekt.
Inderdaad eene onverkwikkelijke rust. Zal er eene behaaglijke rust, eene gevaarvolle koorts of eene ziellooze verdooving op volgen? Laat ons kortelijk de voornaamste feiten nagaan, die op staatkundig gebied
| |
| |
die afwisselende bekommering en gerustheid hebben doen geboren worden.
Men weet dat art. 8 van het te Praag, ten vorigen jare, gesloten vredesverdrag aan Pruisen de verplichting oplegt, om de Noordsleeswijksche districten, waar de bevolking bijna uitsluitend Deensch is, aan het koninkrijk Denemarken terug te geven.
Tot nog toe heeft Pruisen daaraan niet voldaan, veeleer zulke strenge en onaangename maatregelen tegen de bewoners van dat gewest genomen, dat talrijke gezinnen verhuisd en naar Jutland getrokken zijn. Eene nota van de Deensche regeering, op den verplichten afstand aandringende, wordt door de Pruisische beantwoord met de onheilspellende vordering van waarborgen voor de inwoners van Duitschen oorsprong, die in de af te stane landstreken mochten wonen. Daar het Pruisische gouvernement bovendien oordeelde niet aan eenige tijdsbepaling ten aanzien van dien afstand gebonden te zijn, bleef de zaak slepende, toen eensklaps het gerucht ontstond, dat de Fransche gezant te Berlijn aan de Regeering aldaar eene nota had overhandigd, waarin de nakoming van het bekende artikel 8 kategorisch gevorderd werd. Vele omstandigheden droegen er toe bij, aan die tijding gewicht te hechten. Het nationaal gevoel van het Fransche volk had twee groote kneuzingen ontvangen. Zijne werkeloosheid in den grooten oorlog van '66 en de ongelukkige afloop der Mexicaansche onderneming. Voor het sluiten der zitting van het Wetgevend Lichaam had Dupin met ronde woorden verklaard, dat Pruisens grootheid Frankrijk bedreigde, dat een conflict tusschen de twee militaire machten niet kon uitblijven, en dat in allen geval iedere verdere uitbreiding van het Duitsche verbond moest worden tegengegaan. Aan de ontevredenheid, die zich op zulk eene wijze lucht gaf, zou - meende men - keizer Napoleon op geene andere wijze voldoening kunnen schenken dan door zijne Zouaven tegen den Landwehr in het strijdperk te voeren. Als bemiddelaar van den wapenstilstand en den vrede van den vorigen zomer kon de keizer gemakkelijk de Deensche eischen ondersteunen. Voilà la guerre allumée. Eensklaps echter draait de wind. Van beide kanten worden in de meest invloedrijke dagbladen vertoogen gezaaid, dat een oorlog heilloos en doelloos, misdadig en baldadig zijn zou; dat ieder der partijen er bij verliezen, geene er
bij winnen kon; dat Frankrijk en Duitschland, beide groote volken, geschapen zijn, om eendrachtelijk het beschavingswerk voort te zetten, niet om Europa in den vuurpoel van een vernielenden oorlog te dompelen. Eindelijk verschijnt in den Moniteur de verklaring dat het gansche gerucht op een misverstand berustte. Nimmer had de Fransche regeering aan de Pruisische eene nota over de Sleeswijksche aangelegenheden gezonden; alleen eene depêche was meêgedeeld aan den waarnemenden gezant te Berlijn, die den inhoud daarvan aan het kabinet van Von Bismarck moest meedeelen, als eene offi- | |
| |
cieuse verklaring van Frankrijks gevoelen ten aanzien dier kwestie, niets meer. Dus voor het oogenblik trekt Napoleon nog niet bepaald partij. Doch aan wien ligt de schuld der verwarring? Sommigen beweren, dat de Fransche regeering heeft willen zien, hoe ver zij kon gaan, en of inderdaad de volkswensch voor een oorlog is. Anderen gissen daarentegen, dat de Pruisische premier, de bondskanselier, dat Von Bismarck het nationaal Duitsche gevoel heeft willen opwekken tegen de verkiezingen voor het Noordduitsche parlement, die op het einde van Augustus moeten plaats grijpen, doch dat hij die tactiek heeft moeten opgeven, toen er werkelijk kans bleek te ontstaan op het uitbarsten van een oorlog. Op het oogenblik wordt er nog altijd tusschen Pruisen en Denemarken onderhandeld, zonder dat beider vorderingen eenigszins zijn gewijzigd, en zonder dat dus de oplossing van de moeilijkheid nog gevorderd is. Een nieuw gezichtspunt is in de kwestie geopend. Minister Von Bismarck heeft - zoo beweert men - verklaard, dat alleen aan Oostenrijk het recht toekomt, om de vervulling der beloften ten aanzien van Sleeswijk met en benevens Denemarken te verlangen. Is die verklaring inderdaad gegeven, dan behelst zij eene toenadering tot een slight flirtation - zouden de Engelschen zeggen, met Oostenrijk, eene nieuwe bedreiging, als men wil, tegenover
Frankrijk. Laat keizer Frans Jozef zich hierdoor streelen, dan is alle hoop op een verbond tusschen Oostenrijk en Frankrijk voorloopig opgegeven. Werkelijk wordt ook beweerd, dat Von Beust, die de van hem gekoesterde verwachtingen tot dusverre geenszins heeft teleurgesteld, ten aanzien van Oostenrijks buitenlandsche betrekkingen geene wraakzuchtige plannen heeft. Frankrijk als Duitschlands gemeenschappelijke vijand te beschouwen, Pruisen te erkennen als het hoofd van Noord-Duitschland, aan Oostenrijk denzelfden rang te verschaffen in het zuiden - ziedaar zijne politiek.
Het onderhoud van Napoleon en Frans Jozef op 18 Aug. te Salzburg gehouden, heeft wellicht alleen ten doel eenige explicatie over de Mexicaansche aangelegenheden. Bezwaarlijk echter zal de Europeesche politiek vreemd blijven aan de gesprekken der beide keizers, die vergezeld zijn door een hunner voornaamste staatsdienaren. Van eene alliantie zou eerst sprake zijn, melden Oostenrijksche nieuwsbladen, indien het vroeger medegedeelde gerucht eener Pruisisch-Russische alliantie zich mocht verwezenlijken. Een treurig bewijs van de vermeende waarschijnlijkheid dier combinatie.
Zullen nu Frankrijk en Duitschland in vrede blijven leven of zullen zij de kracht der nieuwste uitvindingen op het gebied der vuurwapenen tegen elkander gaan beproeven? Het zal afhangen van de richting, die de Regeeringen der beide landen in het binnenlandsche bestuur volgen. Bevorderen zij daar vrijheid en beschaving, dan voeden zij den vrede; willen zij die twee noodzakelijke levenselementen verstikken,
| |
| |
dan voeden zij den oorlog. Ten aanzien van Duitschland is die meening in de Revue des Deux Mondes onlangs aldus geformuleerd door een naamloozen schrijver, in wien men echter een prins uit het Huis van Orléans meent te ontdekken. Lost Duitschland zich op in Pruisen, dan ontstaat daar onbeperkte alleenheerschappij, Cesarisme, eene macht steunende op bajonetten, en dus voortdurende zucht tot oorlog; lost daarentegen Pruisen zich op in Duitschland, offert de Berlijnsche Regeering haar principe van volstrekt gezag op aan den volkswil der Duitsche eenheidsmannen, dan wordt een rijk van vrede voorbereid. Wenden wij dus den blik tot de inwendige toestanden in de rijken, over wier verhouding wij begonnen zijn te spreken.
In Frankrijk is de zitting van het Wetgevend Lichaam gesloten, dat slechts karig gebruik heeft gemaakt van het recht van interpellatie der ministers, dat in het begin des jaars aan de vertegenwoordiging geschonken was; en maar in kwesties van ondergeschikt belang is de meerderheid er toe overgegaan, om inderdaad de Regeering om inlichtingen te verzoeken. In handen van zulk eene slaafsche Kamer beteekent het toegestane recht al zeer weinig. De vroeger geoorloofde beantwoording der Troonrede gaf aan de minderheid nog meer gelegenheid haar inzichten omtrent belangrijke staatsaangelegenheden meê te deelen. En tijd blijkt met de afschaffing van laatstgemelde bevoegdheid niet te zijn gewonnen, indien men althans let op de in deze zitting verrichte werkzaamheden. Algemeen deed zich het verlangen kond naar de nog in den brief van 19 Januari, door den Keizer aan zijn minister geschreven, beloofde vrijheden. De Moniteur van den Napoleonsdag werd met blijmoedige spanning te gemoet gezien. Het officieele blad bevatte geen enkelen regel omtrent wijzigingen in het binnenlandsche bestuur. Alleen om de landbevolking wat tevreden te stellen, heeft de keizer het aanleggen van buurtwegen op groote schaal gelast. Een voortreffelijke maatregel, die echter eene breede schaduwzijde zal opleveren, namelijk de oprichting eener afzonderlijke staatskas, die alsdan beurtelings geven en nemen zal aan en van de algemeene middelen en dusdoende een middel meer opleveren tot verduistering der financieele toestanden. Deed de ongunstige afloop van den tocht naar Mexico het gemis van een echt vertegenwoordigende regeeringsvorm betreuren, de klachten hierover zullen een sterken weêrklank ondervinden bij de geheele burgerij als de coupons der Mexicaansche schuldbrieven niet meer zullen worden betaald. Eene leening van 400 millioen franken ten behoeve van het Mexicaansche keizerrijk is tot stand gekomen aan de Parijzer beurs onder bescherming der Fransche Regeering,
toen deze - dit blijkt nu van achteren - reeds het plan koesterde haar troepen over den Atlantischen Oceaan terug te laten komen en dus feitelijk het pas gestichte rijk te ondermijnen. Bedenkt men daarbij, dat het Fransch gouvernement zich bijna de helft
| |
| |
der geleende som door de Mexicaansche keizerlijke Regeering heeft laten betalen als schadeloosstelling voor de gemaakte oorlogskosten, dan zou men geneigd zijn Frankrijk te vergelijken met het omgekeerde van den pelikaan, die zijne jongen met zijn eigen bloed voedt. Laat nu de Regeering de zaken haar loop en derhalve de Mexicaansche effecten hun waarde verliezen, of geeft zij integendeel eene vergoeding uit de algemeene geldmiddelen aan de houders dier fondsen - in beide gevallen schept zij misnoegden.
Slaagt Pruisen er beter in, om zich bij zijne nieuwe onderdanen bemind te maken? Tot dusverre valt hierop geen bevestigend antwoord te geven. De invoering der Pruisische wet op de rechtsbedeeling in het voormalige Nassau en Keur-Hessen is geene verbetering; de handelwijze der Pruisische ambtenaren in Hannover is niet van partijdige gestrengheid vrij te pleiten, de druk van krijgsdienst en belasting is overal verzwaard. Zelfs de Kölnische Zeitung kon niet nalaten te klagen over de wijze waarop de ingelijfde provinciën met Pruisische instellingen worden begiftigd. De inhoud dier klachten is niet tot het publiek gekomen, daar de Regeering het nommer, dat ze bevatte, in beslag liet nemen en slechts liet verspreiden ontdaan van het afkeurende artikel. Die onderdrukking der drukpers heeft een pendant in de vervolging van Larker en Twesten, wegens deelneming aan voorbereidselen tot de verkiezing voor het Noordduitsche Parlement, waarvan zij zich als ambtenaren hadden moeten onthouden. Toch houdt de nationale liberale partij, waartoe laatstgenoemde, zoo vaak vervolgde staatsman (?) behoort, haar programma vol, om de tegenwoordige regeering in haar plannen voor Duitschlands eenheid te steunen. Eene parallel met deze partij levert eene fractie der feodale partij op, die onder den naam van vrije conservatieven, het betrekkelijke liberalisme der Regeering niet tegenwerkt, en dus ook haar vroegere beginselen vaarwelzegt.
De niet talrijke rest der Fortschritts-partij, de volbloed-liberalen, hebben zich in hun verkiezings-programma ontevreden verklaard over al wat tot dusverre geschied is; zij zal echter slechts eene kleine minderheid in het Parlement kunnen brengen. Weldra zal men nu ook de fout ontdekken van het ontbreken van schadeloosstelling voor de leden van het Parlement: dit toch belet meest allen ambtenaren zich candidaat te stellen. Men mag dus bij de verkiezingen van 31 Aug. een Parlement te gemoet zien, dat bereid is het gebouw van Von Bismarck in zijn geest te voltooien. Slechts zeer weinige bewoners van Germanië toch zijn het eens met den liberaal Von Goegl, die ronduit heeft verklaard, dat voor Duitschland alleen eene verdeeling in een aantal verbonden Staten past. De vroegere Duitsche keizers - zegt hij - hebben die federatie nimmer te boven kunnen komen; het zal ook den Hohenzollern niet gelukken. Jammer (of gelukkig) maar,
| |
| |
dat die thans verdreven dynastiën zelve te weinig aanspraak kunnen maken op de dankbaarheid harer vroegere onderdanen, om de rustige ingezetenen tot een gewelddadig verzet tegen de bestaande orde van zaken aan te zetten. Ja, men beweert zelfs, dat bij de verkiezingen in de geannexeerde landen de particularistische richting weinig kans van zegepralen heeft. 's Konings reize door een gedeelte er van; zijne verzekeringen van vernieuwde zorg voor de genomen maatregelen, zal ook wel iets bijdragen tot meerdere bevestiging van den eenjarigen band. Alleen bij het uitbarsten van een oorlog met Frankrijk zou de anti-Pruisische partij haar laatste krachten inspannen, en dan zou de strijd voor goed beslist zijn. Het is te hopen, dat ook om dit spel te vermijden Von Bismarck elk conflict met Napoleon ontwijke. Zoo althans binnen het gebied van den tegenwoordigen Bond, ten noorden der Main-linie. In de zuidelijke Staten heeft zich onlangs weer eene partij geopenbaard, die bepaaldelijk tegen alle aansluiting aan Pruisen ijvert en een bond tusschen de vier Zuidduitsche landen als doel voorstelt. Van den invloed dier partij valt echter vooralsnog weinig te zeggen. Het Pruisen van dien gedroomden Zuidduitschen Bond, de Oostenrijksche keizerstaat, heeft ongetwijfeld bij de laatste zitting van de vertegenwoordiging doorslaande blijken gegeven van in ware vrijzinnigheid zijn noordelijken mededinger vooruit te willen streven. Maar het stoffelijke? Behoeft er meer gezegd, dat men een oogenblik aan eene rentereductie der Oostenrijksche staatsschuld geloofd heeft? Zoo is de Regeering het ook met Hongarije eens op het financieele na. Een hoeveelste gedeelte zal Hongarije dragen in de uitgaven der Monarchie? Dat is de moeielijke vraag, die thans gedebatteerd wordt in eene commissie uit leden van den Hongaarschen Rijksdag en dien der overige deelen des lands samengesteld.
Zoodra van financieelen nood sprake is, denken wij terstond ook aan Italië. Leniging door leeningen wordt ook dáár niet verwaarloosd. De beide deelen der vertegenwoordiging hebben zich verklaard voor het Regeeringsontwerp ten aanzien der geestelijke goederen. Terwijl deze in het bezit der Kerk blijven, moet de bezittende geestelijkheid in den loop van 10 jaren 25 pCt. der waarde aan den Staat uitkeeren, die intusschen op dit bedrag 400 millioen franken bij de voornaamste Fransche bankiers leende. En niettegenstaande dien toevloed, niettegenstaande ingrijpende bezuinigingen op alle deelen van den Staatsdienst, moeten de belastingen met een aanmerkelijk bedrag verhoogd worden. Zoo éen volk belang heeft bij den vrede, zijn het de Italianen. Bestaat er vrees, dat hun - mag men zeggen: ontijdige? - begeerte naar Rome den vrede in gevaar brengt? - De bekende September-conventie verlangt dat de Romeinsche bevolking aan zich zelve blijve overgelaten.
Van de Italiaansche Regeering is tot dusverre nog geene poging gedaan, die overeenkomst te breken. Wel zijn de revolutionaire comités bin- | |
| |
nen Rome druk werkzaam. Wel schijnt de Italiaansche Dictator zijn ploeg weer te hebben verlaten, om het ideaal van zoovele eeuwen te verwezenlijken, het Florentijnsche kabinet ziet alles werkeloos aan. Van de andere partij der September-conventie kan hetzelfde niet gezegd worden.
Het Fransche legioen in pauselijken dienst, dat gevaar liep door talrijke desertiën opgedund te worden, is door den Franschen generaal Dumont, op zijne doorreis door Rome, scherp en krachtdadig aangemaand aan zijn vaandel getrouw te blijven. En heeft nu ook al de Fransche Regeering verklaard, dat generaal Dumont geheel uit persoonlijken ijver gehandeld heeft, zoo heeft toch later de Minister van Oorlog niet geschroomd een geschreven dagorder in dienzelfden zin aan het legioen te doen toekomen. Waar Fransche soldaten eene roeping te vervullen hebben, is de eer der groote natie op het spel, zoo luidt het daar; een beleediging hun aangedaan, zal steeds beschouwd worden als eene smet op het Fransche volk. Zoo wordt de deur voor inmenging in de Romeinsche verwikkelingen opengezet. Zoo wordt wellicht de gelegenheid voorbereid voor Frankrijk, om Italië te straffen voor de stoutheid van het bondgenootschap met Pruisen.
Een ander gevaar voor den Europeeschen vrede schijnt meer en meer te wijken, namelijk de onlusten op Candia.
Of het bezoek van den sultan de vorsten van het westen zooveel beter en juister heeft ingelicht, zeker is het, dat een geheel ander denkbeeld aangaande het verzet der Candioten begint te heerschen. De grieven, zoo heet het, thans vrij algemeen, waren zoo groot niet of zij zijn door eenige veranderingen in het bestuur gemakkelijk te verhelpen.
Terwijl de ingezetenen van het Grieksche koninkrijk in hun eigen land rust noch welvaart weten te vestigen, strooien zij de zaden van onrust en ijdele hoop in de gemoederen der Grieksche onderdanen van de Porte, en vervullen zij Europa met overdreven geruchten van onderdrukking en lijdzaamheid, van wreedheden en heldenmoed. Europa zal zich echter hierdoor niet laten meeslepen.
Evenmin als door de zwetsende uitspraak der Atheensche Regeering, waarbij zij Turkije uitdaagde, den opstand vóor September te bedwingen of een oorlog met Griekenland te duchten. Die uitdaging, die - wie weet! -op Ruslands hulp meende te kunnen rekenen, schijnt gevolg te hebben gehad. Turkije zal vóor September zegevieren. De ontevredenen of schuldigen onder de Candioten hebben het eiland verlaten; de teruggeblevenen zullen zich moeten onderwerpen met vertrouwen op de beloften, die Abdul-Aziz aan de souvereinen van het Westen heeft gedaan. Inzonderheid schijnt Groot-Britannië aan de vervulling daarvan niet te twijfelen of te willen twijfelen. De Regeering van dat land heeft haar schepen niet, gelijk Frankrijk en Oostenrijk, beschikbaar gesteld voor de vluchtende bewoners van Candia. Men mag dus
| |
| |
verwachten dat bij een eventueel uitbarsten van een oorlog in het Oosten Engelands apathie der laatste jaren zou verdwijnen en de Dardadellen met kracht van wapenen aan Ruslands klauwen zullen worden betwist.
Naar binnen is de kracht der Britsche natie weer versterkt door het eindelijk tot stand komen der Reformwet. Het gewichtigste amendement, dat door de Lords er is ingebracht en door de Commons later bekrachtigd werd, is ongetwijfeld de bepaling dat in districten, waarvoor 3 parlementsleden zitting hebben, ieder kiezer maar op 2 personen, en te Londen, dat reeds thans 6 vertegenwoordigers afvaardigt, elk kiezer maar op 3 personen zal mogen stemmen. Daardoor wordt ook aan de minderheid gelegenheid gegeven, zich in het Parlement vertegenwoordigd te zien. Het is natuurlijk, dat de Aristocratie van het Hoogerhuis, bevreesd voor de democratische meerderheid, die vooral na invoering der Reform aan de verkiezingen deel zal nemen, een middel heeft aangegrepen, om ook conservative leden in het Huis der Gemeenten zitting te doen nemen. En de maatregel was te billijk, om door het Lagerhuis verworpen te worden. Een gelijk bewijs van welgezindheid en begeerte tot bevestiging der volksrust gaven van hun kant de Lords, toen zij een reeds door hun aangenomen amendement, waarbij de census voor bij anderen inwonende kiezers van £ 10 op £ 15 gebracht was, weer introkken, en toen zij later, nadat de door hen geamendeerde Bill weer uit het Lagerhuis kwam, berustten in de verwerping van vele door hen in de wet gebrachte veranderingen. Onder deze laatste verdient eene wel vermelding, n.l. die, waarbij aan de kiezers de bevoegdheid werd toegestaan, om schriftelijk hun stem uit te brengen. Het Lagerhuis zag hierin eene nieuwigheid, die nadeelig werken zou op de zelfstandigheid en de onafhankelijkheid der kiezers; omkooperij en allerlei invloed kan alsdan meer plaats grijpen dan bij eene mondelijke en openbare stemming.
Zoo is dan eindelijk eene wet tot stand gekomen, die althans voor een tijd lang de eischen der democratische richting, zoo al niet voldaan, dan toch bedaren zal. Hoe sterk overigens die richting op 't oogenblik in Engeland is, blijkt uit hetgeen met het wetsontwerp op het gebruik der openbare Parken, waartoe de groote volksdemonstraties voor de reformwet in Hydepark gehouden, vooral aanleiding hadden gegeven. Tegen elke beperking van het gebruik dier pleinen verzette zich de volksmenigte, dus ook in het Lagerhuis. Dáar verklaarden de hoofden der democratische partij, dat zij onophoudelijk telken dage zoolang zouden spreken, dat het nimmer tot eene stemming kon komen. De Regeering is hierdoor zoo afgeschrikt, dat zij het ontwerp terugnam; waarschijnlijk om geen verwoeden strijd te openen over eene aangelegenheid, die slechts nu en dan van belang kan blijken te zijn.
Oordeelden wij hierboven, dat Groot-Britannië in de Oostersche kwes- | |
| |
tie nooit onverschillig zou blijven en bij het uitbreken van een Turkschen oorlog zijne neutraliteit zou laten varen, nog eene andere buitenlandsche verwikkeling dreigt Engeland tot een oorlog te nopen. De wreedheden van keizer Theodorus van Abyssynië zijn tot een graad van waanzin gestegen, waarbij de Calligula's en de Nero's verbleeken. Zijne eigen soldaten vreezende, laat hij honderden te gelijk, als verdacht van verraad, ter dood brengen, terwijl hij eigenhandig een werkzaam aandeel in de slachting neemt. Ten gevolge van dien toestand is men terecht beducht voor het lot der Engelsche zendelingen, die daar gevangen worden gehouden. En hoe zal Albion dan het bloed zijner kinderen wreken? Het mag de golven beheerschen, tegen Abyssynië heeft het ook een landleger noodig, en is misschien beducht aan de oevers van den Nijl een tweede Mexico voor zich te scheppen. Intusschen moeten eerst nadere tijdingen ons het eindelijke lot der gevangenen meedeelen.
Diezelfde onzekerheid heerscht nog ten aanzien van den opstand in Spanje. Dat er ontevredenheid heerschte over het echt despotische bestuur van Narvaez wist ieder; dat militaire oproeren daarvan in Spanje eerlang het gevolg zouden zijn, kon men gissen, thans echter schijnt het zeker, dat Catalonië daarvan het voorbeeld heeft gegeven. Of de oproerlingen een beraamd plan; of zij allerwegen vertakkingen hebben; welke denkbeelden zij ten aanzien eener regeeringsverandering koesteren, daarover valt tot dusverre nog niets meê te deelen.
In ons vaderland is de maand Augustus kalm voorbij gegleden. De veepest schijnt geheel te zijn geweken tot algemeene tevredenheid des volks en tot bijzondere voldoening van de Regeering. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft bij de sluiting van de zitting der Staten-Generaal aan de Kamers zijn dank betuigd over de medewerking, die zij betoond hebben, zoo bij het tot stand brengen van de daarop betrekkelijke wet als van zoovele andere belangrijke werkzaamheden. Ook de Minister van koloniën kan bij voorraad rusten op de lauweren, die hij zich verwerven zal bij de discussiën over hoofdstuk VIII der begrooting. Dan zal hij ongetwijfeld verklaren wat zijne inzichten omtrent de koloniale politiek zijn, en door die verklaring de meerderheid voor zijne begrooting doen stemmen of haar doen verwerpen. Tot zoo lange
Liegen ihm im Schicksals Schoosze
Die heitren und die schwarzen Loose.
De opperlandvoogd heeft intusschen weer een besluit genomen, dat men na de tot hiertoe gevolgde gedragslijn eenigermate vreemd mag vinden. Hij heeft de bepaling van zijn voorganger ingetrokken,
| |
| |
volgens welke de inlanders niet gedwongen konden worden verder dan op 4 palen afstands van hunne dessa's in 's rijks koffietuinen te arbeiden. Of hierdoor het prestige van ons gezag in Indië, waarvoor zekere partij beweert zoo sterk te ijveren, veel winnen zal, mag betwijfeld worden. En of de Maleische onderdanen van Z.M. daardoor niet opnieuw gekweld en benadeeld worden, - wat doet dat er toe?
H.L.D.
|
|