De Tijdspiegel. Jaargang 24
(1867)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 176]
| |
Suum cuique.Volkspligt.De Permanente Afdeeling van het Centraal Comitté van den Nederlandschen Weerbaarheids-Bond heeft een roepstem doen uitgaan:
Aan het Nederlandsche Volk! Art. 177 Grondwet. Het dragen der wapenen tot handhaviug der onafhankelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied blijft een der eerste pligten van alle ingezetenen. Reeds sedert lang is het door deskundigen en niet-deskundigen openlijk verklaard, dat onze strijdmagt, zooals zij door leger en schutterij gevormd wordt, niet meer voldoet aan de eischen des tijds. Het leger is te weinig talrijk. De schutterij te weinig geoefend. Die overtuiging, die in de laatste jaren vooral eene volksovertuiging geworden is, deed de Regering de handen slaan aan eene nieuwe schutterijwet. In het begin van dit jaar werd door de Regering een ontwerp van wet tot regeling der Schutterijen bij de Tweede Kamer ingediend. Na lange discussiën werd dit door de Kamer goedgekeurd en aangenomen. Die wet, die geroepen was, om in de bestaande en door de Regering zelve erkende leemte in onze strijdkrachten te voorzien, is intusschen den 9en Julij l.l. door de Eerste Kamer verworpen. Daardoor is de Regering vooreerst buiten magte in den bestaanden toestand verbetering te brengen. Alleen het Nederlandsche Volk zelf kan zulks nog. Het kan dat, door zich allerwege tot het houden van gemeenschappelijke oefeningen in den wapenhandel te vereenigen. Door zich uit eigen beweging, uit vrijen wil die strijdvaardigheid eigen te maken, die het anders door de kracht der wet verkregen zoude hebben. Daardoor zal het toonen, dat het bij voortduring prijs stelt op het behoud van die onafhankelijkheid, van die vrijheid, die het nu reeds zooveel eeuwen geniet en die het toch, zoo menige naburige staat kan het getuigen, in één dag kan verliezen. En men meene niet, dat het genoeg is indien men op het laatste oogenblik, wanneer de vijand reeds voor de poorten is, naar de wapenen grijpt. Dat moge vroeger, toen er noch spoorweg, noch telegraaf bestond en een vijand zes weken tijds noodig had, om een leger op onze grenzen bijeen te brengen, tijds genoeg geweest zijn, tegenwoordig is het dan te laat! Te meer daar het bij den vooruitgang, die er ook in de vuurwapenen heeft plaats gehad, niet meer, gelijk vroeger, om een goed soldaat te zijn voldoende is, dat men de kracht bezit, om zijn geweer te dragen. - Neen! tegenwoordig moet men dat geweer niet alleen kunnen dragen, men moet het ook weten te gebruiken. En de daarvoor noodige kennis kan men alleen door langdurige oefening verkrijgen. Eene oefening, die u tevens dat zoo onmisbare zelfvertrouwen zal geven, dat | |
[pagina 177]
| |
u alleen wanneer ons volksbestaan, ('t geen God verhoede), ooit daadwerkelijk bedreigd wordt, de overwinning kan verschaffen. Meent niet, dat wij van u vragen dat gij u uniformen aanschaft, dat gij u officieren kiest, dat gij parades bijwoont. Hat alles zijn slechts bijzaken, die, waar men er tijd en geld genoeg voor bezit, haar nut kunnen hebben, maar die even veilig achterwege kunnen blijven. De hoofdzaak is, dat gij u tot goede scherpschutters vormt. Want wat zal het u baten, wanneer gij voor den vijand staat, of gij parade op parade hebt medegemaakt, of gij de schitterendste uniform aan hebt, indien gij u van uw wapen niet met zekerheid weet te bedienen? Landgenooten! nog is het rustig; de Parijsche wereldtentoonstelling heeft als eene schitterende zonne de zwaar beladen onweerswolken, die den politieken hemel dreigden te verduisteren, uitéén gejaagd. - Zij zijn daarom echter niet verdwenen; en wie staat u borg, dat, als die zonne eenmaal is ondergegaan, als de tentoonstelling is afgeloopen, die wolken niet op nieuw zullen opdagen? en waar is dan de zon, die ze ten tweeden male uitéénjaagt? Bedenkt dat, ook al is het op het oogenblik schijnbaar kalm, het daarom niet aan onrustbarende teekenen ontbreekt! of is er een staat in geheel Europa, die een enkel soldaat meer dan vroeger heeft afgedankt? - Wapent men zich niet overal, in alle landen, behalve in Nederland, van top tot teen? Jongelingen! die den leeftijd van 25 jaren nog niet bereikt hebt, mannen! die uwen diensttijd bij de schutterij volbragt hebt of daarvan vrijgesteld zijt, bedenkt dat ook op u allen de dure verpligting rust, om den dierbaren vaderlandschen grond, dien uwe vaderen u vrij en onafhankelijk hebben overgegeven, op uwe beurt ongeschonden en ongedeerd aan uwe nakomelingen over te dragen. En dat zult gij alleen dan kunnen, indien gij u reeds nu in staat stelt, dien grond tegen elken vijand, die het wagen mogt dien te betreden, te verdedigen. Talmt dan niet langer! slaat dadelijk de handen aan het werk! Oefent u in den wapenhandel, en vooral in het schijfschieten! Treedt daar, waar er reeds vereenigingen tot bevordering van 's lands weerbaarheid bestaan, daartoe in grooten getale toe! Rigt, waar zij nog niet bestaan, nieuwe op! Dat er in elke stad, in elk dorp minstens ééne zij. En verlangt gij omtrent de wijze, waarop gij zulks kunt doen, meerdere inlichtingen, rigt u dan tot ons, wij zijn bereid ze u ten allen tijde en zoo ruim mogelijk te verstrekken. Utrecht, 12 Julij 1867. Geopende ooren, moedige harten en vaardige handen vinde deze roepstem. Eenstemmige volkswapening, zonder parade-maken, volkswapening zonder uittarting van den vreemdeling, volkswapening, uitdrukking van een krachtig ontwaakten volksgeest - dáárvan hangt de toekomst des vaderlands af. | |
[pagina 178]
| |
Een mannenwoord - een mannendaad.Terwijl der Turken beheerscher in de hoofdsteden der Europesche beschaving gevierd en bejubeld wordt, en vrije Christenen het gebed ontheiligen tot een compliment voor een oosterschen despoot, moorden en blakeren en schofferen de benden van Europa's gevierden gast, op het geteisterde Kandia, een christelijke bevolking, die met heldenmoed kampt voor haardstede en altaren. Dat er te midden van 't schetterend trompetgeschal ter eere van der Christenen erfvijand een stem wordt gehoord voor der Grieken vrijheid en regt, doet goed aan het hart, en dat die stem uit Nederland opgaat, is Nederland tot eer. Op zijn eigenaardige wijze pleit Dr Heije voor den vertrapten Griek. Toen in 1812 te Pesth een nieuw theater werd geopend, vond Kotzebue's slavenziel in Athene's ontheiligde bouwvallen een niet verwerpelijk voetstuk voor het beeld van keizer Frans. Schrijver van den tekst voor ‘die Ruinen von Athen’, wierp hij 't vertrapte volk met slijk. ‘Doch zie! wat voor Kotzebue meedoogenloos spel was met het lijden van een verdrukt volk, en kruipend genotbejag bij 't streelen der ijdelheid van Hongarije's Hoofdstad en van 't keizerlijk Hof, werd voor Beethoven een ernstig beeld van Verleden en Toekomst.... Beethoven louterde in den smeltkroes van zijn Genie de gemeenplaatsen en platheden van den Kotzebueschen tekst tot gedegen goud en vormde dat tot edele, onvergankelijke gestalten.’ ‘Eng en innig aan Beethoven's geest verknocht’, heeft Heije nu bij 's onsterfelijken meesters ‘Ruinen von Athen’ in woorden gedicht de Hymne van Griekenlands onderdrukking, worstelstrijd en verlossing. Hoe hij 't deed, blijke uit enkele regels: daar klinkt een roepstem door den Lande,
Als schudde een storm het dâvrend rotsgesteent':
‘Waak op, mijn Volk...
schud af de slaafsche boeijen!
Wat krijt Gij, als een hulploos kind bij nacht?
Nog trilt er in uw spieren mannenkracht!
Waak op!
Laat u der Vâdren roem ontgloeijen
Tot strijd voor Vrijheid....
waar 't ter Dood, als Zij!
Blijf, magtloos, langer niet ten Hemel staren,
De hand aan 't Zwaard! -
Den dood aan de Barbaren!
De hand aan 't Zwaard:
Athene, maak U vrij! -
Waak op mijn Griekenland.... verbreek uw kluister!
Gods stem spreekt tot U in het Stormgebruis:
De Halve Maan duik' onder
voor den luister
Van des Verlossers Godlijk stralend Kruis!’
En hoor! - 't weerkaatst op bergen en in dalen:
‘Te wapen!’
en het kouter wordt tot staal,
De spier wordt ijzer, 't oog een vlammenstraal,
De foltring veêrkracht,
en het sterven zegepralen!
| |
[pagina 179]
| |
En bij die worstling,
bij dien reuzenkamp
Van 't Heden en 't Verleden....
staart Europe
Vertrouwend op het Kruis.... dat in den damp
Des strijds verrijst als Ster van Kracht en Hope,
Tot -
uit de vlam van Missolunghi's brand,
Wiens vuurge tongen Gode om wrake vragen -
Dat Kruis zich heft -
als godlijk Uchtenddagen
En Zinbeeld van 't bevrijde Griekenland!
Stel daartegenover Kotzebue's Minerva, die 't verdrukte en afgebeulde volk ontvliedt met een: Fort! diese längst entweihten Mauern
Hab' ich zum letzten Mal geseh'n,
Will länger nicht mein Parthenon betrauern,
Ich scheid' auf ewig, - Lebe wohl, Athen!
om dan te Pesth kruipend den Habsburger te bewierooken met de vleitaal: Edler Göttersohn!
Minerva schmückt Dein Haupt mit dem Olivenkranze!
Was Deine Kinder stammeln und lallen,
Das spricht sie laut am Thron der Götter aus,
Und möge nie das herzliche Wort verhallen:
Segen und Liebe Deinem Fürstenhaus!
Du waltest - wenn auch fern vom Steuerruder
Dir höhere Pflicht ein Gott hat auferlegt -
Wolthuend waltest Du durch den geliebten Bruder,
Der dieses Volk an seinem Herzen trägt:
Der unter väterlichen Sorgen
Nur leise schlummert in stiller Nacht,
Und der an jedem neuen Morgen
Mit neuer Kraft für Ungarns Glück erwacht.
O, könnte dieses Volk vergüten,
Was es dem edlen Bruderpaare dankt!
Zum Lohne kann es nur die alte Treue bieten,
Die seit Jahrhunderten nie gewankt.
Eere zij den man tegenover de slavenziel, eere den volksvriend tegenover den lagen vorstenknecht. Aan de opwekking van den fieren mannengeest, aan de verlevendiging der sympathie voor een bloedend en worstelend volk moge Heije's nieuwe geestesvrucht bevorderlijk zijnGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 180]
| |
Vaderlijke tucht.De afschaffing der rottingslagen als politiestraf, door den Gouverneur-Generaal Sloet van de Beele, in 1865, was weder een dier nieuwigheden, waardoor de landsvaderlijke ingewanden van Nederland werden geroerd. Een nieuwe slag werd aan ons prestige toegebragt. Hoe dat prestige gehandhaafd werd, blijkt uit een statistiek, opgenomen in het Indische weekblad voor het Regt, waarop gewezen wordt in het Tijdschrift v. Nederlandsch Indië, Junij 1867. Veroordeelingen vinden wij daar ter zake van onverschilligkeid, onwelvoegelijke handeling, aanmatiging, onbeleefdheid, ja zelfs van verdenking van brutaliteit. Door welke menschen en om welke vergrijpen de rottingstraf werd toegepast, blijkt uit de verzameling qualificatiën van vergrijpen ter politierol gestraft, overgenomen in het Nieuw Bat. Handelsblad van 15 November 1866, alwaar, in onnavolgbare modellen van cacograpgie en onzin - zegt het T. v. N.I. - de meest bonte mengeling van zoogenaamde rechtsbegrippen, waarbij elke onderscheiding tusschen misdrijf, wanbedrijf en overtreding, ja zelfs van burgerlijk recht wegvalt, wordt opgedischt. Men vindt o.a. straffen toegepast wegens: in het bezit gevonden van een verdacht paard, te ver gedreven bedelarij, het niet verleenen van hulp bij gelegenheid der vechtenden, het doen uithuwen van een te jonge meid. valschelijke diefstal, huiselijke oneenigheden, voorbode van minnehandel, rondzwerving niet voorzien van heeredienst (op vrije voeten gesteld als zijnde een ongeluk). vechterij van moord, het te zoek maken van zijne huisvrouw, poging tot verleiding tot ontucht, het plegen van liefdehandel, moord op een paard gepleegd, verduistering van haren man, bezit van slechte boeken, als een groot heer wandelen en beschonken, plannen tot overspel, stilzwijgend huwelijk, poging tot echtscheiding, poging tot zelfmoord uit ziekte, zich te verwonden, buikziekte, het niet aangeven aan de politie dat hij verwond is.
Inderdaad, de heeren Fransen van de Putte en Sloet van de Beele hebben wat op 't geweten, dat zij de arme Javanen zoo meêdoogenloos beroofd hebben van het universeel geneesmiddel voor alle maatschappelijke, huiselijke en ligchamelijke kwalen, de onschatbare rottingslagen, tot 1865 met zooveel wijsheid toegepast. |
|