op onze scholen moet, althans voor wie niet de vreemde talen later anderen hebben te leeren, meer praktisch worden, minder aan den enkelen letter, den angstvallig bepalenden regel blijven hangen. Ik heb er hoop op, juist omdat men van dien kant zoo overdrijft en uit het oog verliest. Wij schrijven het daaraan mede toe, dat er aan vreemde literatuur, als men de school heeft verlaten, zoo weinig gedaan wordt en het instructions labour lost mag heeten. Onze dames b.v.!
Om een en ander houden wij het daarvoor, dat de heer ten Kate en anderen, die meesterwerken uit het hoogduitsch, engelsch, italiaansch, en dit in een vorm die het oorspronkelijke meer nabij komt, voor onze landgenooten meer toegankelijk maken, geen overtollig werk verrigten. Zij gunnen daarmede velen een genot dat hun anders was ontzegd; het kan aansporen om de talen te leeren, waarin de meesterwerken zijn geschreven die bij de vertolking meestal iets verliezen, evenals de uitheemsche gewassen, die op onzen bodem worden overgeplant, in den regel niet al hun geur en den vollen vorm bewaren.
En dan mogt de ‘Maria Stuart’ een gelukkige keus heeten ter vertaling, boven ‘de Roovers’ en ‘Kabaal en Liefde’ en ‘de Zamenzwering van Fiesco’, die vroeger werden in het licht gegeven. In de stukken uit vroeger tijd van Schiller moge meer leven in den zin van lawaai heerschen; in de latere is meer leven. De stof is meer doorwrocht, de dichter is in historische studie, in levensbeschouwing, in menschenkennis vooruitgegaan met reuzenschreden. Zijn ‘Maria Stuart’ mag een zijner meesterwerken heeten, waarin zijne opvatting der karakters trouwer is dan in den ‘Carlos’ en den ‘Egmond’; hebbe de eerste ook meer objectiefs en leere zij meer wijsheid, waarin voor de lektuur ‘Wilhelm Tell’ in ons oog boven beide staat. Tenzij er hoop is, dat de ‘Stuart’ nog eens bij ons ten tooneele wordt gevoerd, zouden wij aan ‘Tell’ de voorkeur hebben gegeven.
Evenwel de ‘Maria Stuart’ verdient, dat zij vertaald werd, en het is een werk, niet beneden een onzer eerste dichters. Wij achten het goed, dat het in ten Kate's handen kwam, moge het hem, bij zijn meesterschap over de taal en zijne gemakkelijkheid van versificatie, niet moeijelijk zijn gevallen. Dat hij zich de taak ligter maakte, door niet slaafs het metrum van het oorspronkelijke te volgen en dikwijls een staanden in een slependen regel, en omgekeerd, te veranderen, rekenen wij hem niet toe. Het is eene gepaste vrijheid. Eene kleine inleiding, een naschrift, enkele noten zouden menig lezer niet dan welkom zijn geweest, om hem ten minste meer te orienteren in de geschiedenis die in het stuk wordt behandeld. Hij had Schiller's opvatting van de karakters in het algemeen kunnen verdedigen, al had de dichter gerustelijk èn Elisabeth èn sommigen harer gunstelingen, vooral wat hun gedrag in de Schotsche zaken betreft, vooral Maria gerustelijk nog wat staatszuchtiger en gemeener kunnen voorstellen, dan zij hier voorkomen. Trouwens hij kon dit moeijelijk dan ten koste van de