| |
Politiek overzicht.
De deuren van den tempel van Janus zijn gesloten. De lichtende vredezon schittert aan het uitspansel, dat met de kleuren der hope uitgedost, alle volkeren schijnt uit te noodigen, om toch nimmer dien zuiveren eenvoud met den oorlogsgloed te bekladden. Het Londonsche tractaat ten aanzien van Luxemburg is geratificeerd: de meesters hebben hun officieele goedkeuring gehecht aan 't geen de dienaren verricht hebben. De kwestie is besorgt und aufgehoben, en het blijft niet uit, of der Herr wird seinen Diener loben. Links en rechts worden ridderorden uitgestrooid, om op de geagiteerde boezems te rusten. Nieuws hebben de thans bekend gemaakte officieele teksten van tractaat en protocollen ons niet geleerd ten opzichte der gemaakte schikkingen, wel omtrent de aanleiding tot de verwikkelingen die wij later meedeelen, en die de zaak eenigzins het aanzien van een blijeindend treurspel geven. En even als een echt ouderwetsche comedie altijd eindigt met een prettig festijn, zoo zijn ook thans de hoofdpersonen van het blijspel aan het feestvieren getogen. De souvereinen van Europa maken queue voor de Tuileriën. Zij wier voorgangers de dynastie der Napoleons ten eeuwigen dage van den Franschen troon verbanden, coqueteren thans met den opvolger van den grooten Keizer. Zij wier hoogmoed is vernederd door de Fransche wapenen, of wier eerzucht is beperkt door de Fransche staatkunde, allen drukken de hand van hem die de wapenen en het staatsbeleid bestuurde. Moeilijk en niet benijdenswaardig lot van de herders der volken, die genoodzaakt zijn eigen leed te vergeten en eigen hartstocht ten offer te brengen op het altaar van het volkswelzijn. Moge het hun nimmer aan kracht tot die heldendaad ontbreken!
De almanak van de geheele maand had rood gedrukt kunnen zijn, ware er niet één dag met een zwarte kool aan te teekenen. Was
| |
| |
't niet een wanklank te midden der harmonie, het schot dat op den Russischen Czaar werd gelost? Wij willen er hier alleen aan herinneren, om zonder in verontwaardiging over het misdrijf uit te weiden, ook van die poging te verklaren, dat zij te meer misdadig was, omdat zij nutteloos zou zijn. Van dien kant is voor Polens diep geteisterde nationaliteit niets te wachten. Wij scharen ons echter geenszins aan de zijde van de lasteraars onzer eeuw, die koningsmoord als een aanhangsel der moderne democratie willen doen doorgaan. En hoe zijn dan de Jaureguys en de Balthazar Gerards, de Clements en de Ravaillacs uitgebroeid? Zenuwachtige dweepzieke ijveraars kunnen vooral in onzen sterk bewogen tijd niet ontbreken. Daarom zullen wij toch niet ophouden met Sthenelus, bij Homerus, te zeggen dat wij ons beter achten te zijn dan het voorgeslacht.
Over de gevolgen van het persoonlijk onderhoud van zoovele machtige vorsten en invloedrijke staatsdienaren is veel geredeneerd. Wij zullen ons daaraan niet schuldig maken. Eenvoudig zullen wij ons deze entre-acte ten nutte maken, om bedaard den staatkundigen toestand der voornaamste Europeesche staten na te gaan.
Men heeft opgemerkt dat bij al het merkwaardige door den Russischen en den Pruisischen monarch te Parijs bezocht niet kunnen vermeld worden de Senaat en het Wetgevend Lichaam. Wat zouden zij er ook gedaan hebben? Zeker niet hun liefde voor grondwettige staatsinstellingen versterkt. Alles blijft in Frankrijk in dat opzicht bij het oude. Met als zonder recht van amendement schikken zich de volksvertegenwoordigers in den wil der Regeering. De kreet der oppositie wordt verstikt of overschreeuwd. In de nieuwe ontwerpen op het recht van vereeniging en op de drukpers is niet veel vooruitgang zichtbaar. ‘Ieder Franschman heeft het recht zijn gevoelens door middel van de drukpers openbaar te maken’ luidt het eerste artikel van laatstgenoemd wetsvoorstel. En na dit artikel te hebben hooren lezen riep de afgevaardigde Glas-Bezoin uit: ‘Houd op!’ Maar neen, wat komen zou, was het gewichtigste. Het was een reeks van lastige beperkingen van dat onbewimpeld erkende recht. Het andere ontwerp eischt voor alle staatkundige bijeenkomsten, zelfs voor kiesvereenigingen, verlof van de autoriteit. De souvereine beperkers van den volkswil behoeven Parijs dus niet te schuwen als een leerschool van toomelooze vrijzinnigheid.
Is wellicht de koningin van Spanje bevreesd voor besmetting van liberale beginselen?
In Engeland volgt het kabinet Derby angstvallig de eens aangenomen gedragslijn. Zich vastklampend aan alle reddingsmiddelen, nemen de ministers de amendementen der liberale partij op de reform-bill over of leggen er zich bij neêr, nadat zij door het Lagerhuis zijn aangenomen. Waarschijnlijk wel, omdat zij inzien, dat indien zij zich aan de eens aangevangen taak onttrekken, wel eens gansch andere
| |
| |
beginselen konden worden aangenomen als grondslagen voor een hervorming van het kiesstelsel. De gewichtigste van de laatstelijk vastgestelde bepalingen in de kieswet verdienen een korte vermelding. Op het platteland (the counties) is de census voortaan p. st. 12. In de steden (the boroughs) zal het kiesrecht ook openstaan voor die huurders, die tot nog toe hun belasting met de huurpenningen te gelijk aan de verhuurders betaalden en om die reden van de uitoefening van hun burgerschapsrecht verstoken waren. Ook is aangenomen een amendement, dat alle steden beneden de 10,000 zielen niet meer twee, maar één lid zullen afvaardigen. De 45 daardoor open gevallen parlementsplaatsen moet de regeering nu verdeelen onder die steden en districten, die tot dusver minder genoegzaam vertegenwoordigd waren. John Stuart Mill, die reeds de vorige maand een échec had geleden bij zijn voorstel, om ook aan de vrouwen het kiesrecht te schenken, stelde nu een amendement voor, om de verkiezingswijze in te richten volgens de denkbeelden van Hare door hem ook vroeger verdedigd in zijn werk On Representative Government, en dat de strekking heeft om ook de minderheid in het parlement vertegenwoordigd te hebben. Nu toch zal een fractie, die allerwege over het land verspreid, in elke plaats een niet al te groot aantal aanhangers heeft, nergens sterk genoeg zijn, om, al is 't maar één lid naar de vertegenwoordiging te zenden. En zoodoende, wordt de stem dier partij geheel onderdrukt. Dit kan verholpen worden, zoodra het geheele land maar één kiesdistrict wordt en elk kiezer zooveel stemmen uitbrengt als er leden te kiezen zijn. Stelt men dan het aantal stemmen, dat een candidaat behoeft om gekozen te zijn, op het cijfer dat verkregen wordt door het aantal van alle kiezers in het land, te deelen door het aantal der te verkiezen leden, dan zullen altijd wel eenige
candidaten ook der minderheid gekozen worden. Dit is in substantie de grondslag van Hare's kiesstelsel. Er komen echter tal van moeilijkheden en uit te voeren détails bij, ook ten gevolge van het meer dan noodige getal stemmen, dat op één candidaat kan zijn uitgebracht; en niet weinige die voortvloeien uit de omslachtige controle van een stemming, waaraan al de kiezers van het heele rijk hebben deelgenomen. Voegt men daarbij het nieuwe en ongehoorde van den ganschen maatregel, die nog nergens, op een kleine uitzondering na, is in practijk gebracht, dan zal men zich niet verwonderen, dat zelfs de meest gedrieste zonen van old-England terug deinsden voor het toepassen van deze theorie. ‘Nolumus leges Angliae mutari’ wij willen geen wijziging in Engelands wetten’ zou ongetwijfeld het onthaal zijn, dat zulk een nieuwigheid bij de meerderheid van het parlement en bij de regeering zou ondervinden. En daarom heeft de diepzinnige denker, na een korte toelichting van zijn denkbeelden, dat amendement weêr terug genomen. Overtuigd van de eindelijke zegepraal der ware beginselen in het staatsrecht, was hij ditmaal tevreden, met op de
| |
| |
nuttigheid der verandering te hebben gewezen. Hij zal daarom misschien in het vervolg niet ophouden met zijn delenda Karthago. Hoe spoedig soms vreemde en verrassende theoriën zich op het terrein der werkelijkheid baanbreken heeft dezelfde Mill ook thans echter kunnen ondervinden. In het boven aangehaalde werk over het vertegenwoordigende regeeringsstelsel heeft hij insgelijks gewaagd van wenschelijke hervormingen in het Hoogerhuis. En wie had het kunnen denken? Toch is het waar. Reeds beginnen de dagbladen dergelijke - al zijn het dan ook niet juist dezelfde - wenschen te herhalen. Men verlangt b.v. afschaffing van het recht der pairs om hun stem door gemachtigde, (by proxies) te laten uitbrengen. Het thans gevorderde aantal van tegenwoordige leden in het Hoogerhuis, om een besluit te nemen (het Quorum) is slechts twee; dit cijfer moet verhoogd worden. Om de verwaarloozing der plichten van den kant der lords wordt het benoemen van een zeker aantal pairs voor het leven voorgesteld. 't Is er ver van af, dat wij een wetsontwerp in dien geest als op handen zijnde mogen beschouwen. Genoeg dat de publieke opinie zich in dien geest begint uit te laten.
Onder de werkelijk thans bij het Parlement ingediende voorstellen trekt vooral de aandacht de zoogenaamde Sunday-trading-bill d.i. wet houdende verbod van het uitoefenen van neringen of bedrijven op zondag. Daarbij wordt het openen van winkels op zondag ten eenenmale verboden. En daar nu de zondag de geschiktste tijd is, waarop de werklui zich kleeren, huisraad enz. kunnen gaan uitkiezen, zoo zou de aanname dier wet tot groot ongerief der arbeidende klasse moeten strekken.
Reeds bij voorraad organiseeren zich dus vereenigingen en meetings om het aannemen van dit ontwerp met alle kracht tegen te streven.
Van minder algemeēn maatschappelijk belang is de aanname van de wet, waarbij Nieuw-Schotland en Nieuw-Brunswijk met Canada tot één staat zijn vereenigd. Voor de ontwikkeling echter der Engelsche koloniën in Noord-Amerika, in het bijzonder voor de versterking van den parlementairen regeeringsvorm aldaar, is deze verandering van het grootste belang.
En is dit soms de moeite waard? Slaan wij dan maar een vluchtigen blik op de Groote Republiek, die ook een afstammeling is van Engelsche volkplantingen, die ook in den eerbied voor parlementaire instellingen is geboren, opgevoed en staande gehouden. Met wat al onheilen hebben wij haar zien teisteren! Een langdurige, kostbare, bloedige burgeroorlog. De moord van een President. De beschuldiging van zijn opvolger. En hoe komt alles terecht! De weerspannige staten hebben zich moeten onderwerpen en de onmenschelijke instellingen laten varen, voor wier behoud zij de wapenen hadden opgevat. Hij, die zich aan het hoofd der opstandelingen had gezet, is lang gevangen gehouden, doch niet prijs gegeven aan het verontwaardigde volk der Noor- | |
| |
delijke Staten noch terecht gesteld op een tijdstip, dat de hartstochten te veel bewogen zijn om in een onpartijdige uitspraak te berusten. En van dien kant beschouwd, verdient de langdurige gevangenschap van Jefferson Davis misschien de blaam niet, waarmee men haar heeft overladen. Thans is de overwonnen President der Geconfedereerde Staten onder borgtocht uit zijn kerker ontslagen, zonder dat iemand zich daartegen verzette. Wie had zulke gematigdheid gewacht van een volk van Democraten? Nog meer. Onbelemmerd oefent president Johnson zijn gezag uit, niettegenstaande een hem vijandige partij de zwaarste beschuldigingen tegen hem heeft durven aan de orde stellen, en niettegenstaande die beschuldiging nog als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd hangt. Zulk een eerbied voor de gevestigde autoriteiten kan men misschien slechts dáár beleven, waar de wortel van dat gezag berust bij hen, die gehoorzamen moeten, waar ongehoorzaamheid tegen de regeerders zou zijn miskenning van zich zelve, veroordeeling van eigene keuze, van eigen inzicht. Wij weten inmiddels reeds, dat de rechtsgeleerde commissie uit het congres, belast met het uitbrengen van een praeadvies over de beschuldiging van Johnson, zich heeft verklaard
tegen het stellen in staat van beschuldiging en van oordeel is, dat alleen een berisping over zijn minder kiesch gedrag hem moet worden toegediend.
Zou daarom voor Mexico niet heilzaam geweest zijn de vestiging van een monarchalen regeringsvorm? De omstandigheden staan niet gelijk. In de Vereenigde Staten hebben wij ēen overgroote meerderheid van Engelschen, Duitschers en Nederlanders, alle volksstammen, die voor grondwettige, zelfs voor republiekeinsche staatsvormen vatbaar zijn, en zich onder een daarvan gunstig kunnen ontwikkelen. In Mexico zien wij, zooals het ook vroeger heette, een nieuw-Spanje. En daar schijnt de ijzeren hand des gezags niet te mogen ontbreken op straffe van regeeringsloosheid. Eindelooze verwarring zwaaide dáar den scepter sinds de provincie zich van Spanje onafhankelijk maakte. De poging is echter mislukt. Na het vertrek der Fransche troepen was natuurlijk alles voor Maximiliaan verspeeld. Belegerd in Queretaro heeft hij zich aan de troepen der Republikeinen moeten overgeven en komt er goed af, als hij van het grondgebied, dat hij dacht te zullen beheerschen, wordt verbannen. Als Frankrijk de millioenen, die aan de Mexicaansche onderneming te koste gelegd zijn, eens besteed had tot schadeloosstelling van al degenen, die van het bestuur van Juarez nadeelen had ondervonden. Maar 't is immers dwaas, de gelden der schatkist te verdeelen onder particulieren. 't Schijnt echter niet ongerijmd de openbare schatten aan te wenden tot doeleinden, waarbij de verschaffers dier geldmiddelen geen direct belang hebben, en wier bereiking altijd voor zeer twijfelachtig mag gehouden worden. Was het eens goed afgeloopen, merkt gij misschien op.
All's good that ends good. Dat is zeker wel de leenspreuk van een
| |
| |
groot aantal der Pruisische Liberalen, van de zoogenoemde Nationale Liberale partij. Dankbaar voor hetgeen verkregen is op het stuk der Duitsche eenheid, zal zij zich schikken in het onvermijdelijke: afstand doen van haar vroeger programma en voor de ontluikende Duitsche nationaliteit geen andere grondwettige rechten verlangen, dan die de Pruisische Regeering wel goedvindt haar in den vorm van de nieuwe grondwet voor den Noord-Duitschen Bond uit te reiken. Tot die fractie behooren hoofdzakelijk Lasker, Michaelis, Assmann, Oppenheim, von Unruh en vooral niet te vergeten von Twesten. De laatste, nog kort geleden door de Pruisische Regeering vervolgd omdat hij in de Kamer der afgevaardigden zich wat vrijelijk had uitgelaten en veroordeeld niettegenstaande de grondwettige bepalingen, adviseerde, gelijk wij reeds vroeger zagen, tot aanname van de nieuwe Grondwet voor den Bond. Ook bij de tweede lezing heeft het Huis der Afgevaardigden zich met een groote meerderheid voor die aanname verklaard. Slechts enkelen bestreden ook bij die gelegenheid het ontwerp, o.a. Waldeck, Virchow en Overbeck, die - gelijk het heet, de liberale hersenschimmen blijven najagen.
Hoeveel overigens op de getrouwe handhaving van wettelijke beginselen in den tegenwoordigen toestand kan gerekend worden blijke hieruit. In Pruisen zijn Meesters in de Rechten niet tot rechterlijke betrekkingen benoembaar dan na aflegging van een staatsexamen. Overgangsbepalingen ten aanzien der bestaande rechterlijke ambtenaren in de laatst gëannexeerde provinciën zijn door de Regeering bij de Kamers ingediend, doch later weer teruggenomen om herzien te worden, daar de vertegenwoordiging de zienswijze der Regeering niet deelde. Wat doet nu ondertusschen de Minister van Justitie? Hij benoemt eenvoudig weg een Hannoversch magistraat bij een gerechtshof in een der oud-Pruisische Provinciën. De miskenning der wettelijke regelen was nu zoo onmiskenbaar, dat het Huis der Afgevaardigden met groote meerderheid een motie van afkeuring over dien maatregel heeft aangenomen en - dat von Bismarck zijn mond niet heeft geopend, om zijn ambtgenoots handelwijze te rechtvaardigen of te vergoelijken.
Van de ontdekte samenzwering in Hannover is weinig bekend geworden. Zij schuilde waarschijnlijk alleen bij persoonlijke vrienden en bekenden van het Koninklijke huis, bij het vroegere leger, doch schijnt geen vertakkingen onder het volk gehad te hebben. Van daar dat de Pruisische Regeering ook in niets af zal wijken van haar houding jegens het pas verworven koninkrijk. De oorlog die uit de Luxemburgsche kwestie scheen te broeien, was waarschijnlijk de aanleiding tot het monsteren van de strijdkrachten, waarop de Welfische partij in Hannover nog zou kunnen rekenen. Wat echter bij het uitbarsten van den krijg gebeuren moest, was misschien nog niet eens beraamd.
Zal Pruisen, na op Frankrijk's pressie Luxemburg te hebben opgegeven, nu de verplichte ontruiming van Noord-Sleeswijk vrijwillig
| |
| |
bewerkstelligen? De aangelegenheid wordt niet uit het oog verloren. Is het echter waar, dat Pruisen van Denemarken waarborgen vraagt voor de eerbiediging van de nationaliteit der Duitschers, die zich in het af te staan gedeelte bevinden, dan is het te begrijpen, dat Denemarken weigert, op dien grondslag te onderhandelen. Neemt de Deensche staat toch weer grondgebied op onder zulk een verplichting, dan koestert zij zich een nieuw Sleeswijk-Holstein aan den boezem.
De eisch is inderdaad niet te rijmen met het volkenrecht. Vestigen Duitschers of wie ook zich in een vreemd land, dan houden zij staatsrechterlijk op met hun vaderland verbonden te zijn; zij kunnen niet hun vaderland meevoeren naar het land waar zij zich vestigen. Zij kunnen daar vreemdeling blijven of zich naturaliseeren, maar niet hun eigen volksbestaan blijven handhaven als un état dans l'état.
Het is dan te hopen niet alleen, maar ook te voorzien, dat Pruisens Regering dergelijken eisch niet ernstig zal volhouden. Te meer daar de regeling dier kwestie niet lang mag uitblijven. Want de toestand van Noord-Sleeswijk wordt ons als allerellendigst afgeschilderd, juist als gevolg van den onwil der Deensche bevolking om zich aan het daar gehandhaafde Pruisische régime te onderwerpen. Menschen en kapitalen verlaten het district; dien ten gevolge kwijnen landbouw en nijverheid.
Door het omverwerpen van den ouden toestand is de aansluiting der Duitsche staten op het gebied van handel en verkeer voor een tijd vernietigd. Het Tolverbond werd natuurlijk bij den Prager vrede opgegeven. En terwijl nu de landen van den Noord-Duitschen Bond, met uitzondering der Hanze-steden, onmiddellijk zich aan de Pruisische wetten van In- en Uitvoer onderwierpen, moest de toetreding van de Zuid-Duitsche Staten nog verkregen worden. Van die gelegenheid schijnt Oostenrijk gebruik te maken, om aan de Beiersche Regeering te betoogen, dat de ligging van het land meer een overeenkomst met Oostenrijk op dat gebied voorschrijft. De vrees openbaart zich namelijk, en wellicht niet ongegrond, dat de aansluiting op het veld van handel en verkeer de eerste stap zijn zal voor staatkundige verbroedering; vooral als het waar is, dat de Zuid-Duitsche Staten, die tot het Tolverbond toetreden, voor alle daartoe betrekkelijke kwestiën afgevaardigden zullen zenden naar den Noord-Duitsche Bondsraad en Rijksdag. De Beiersche president-Minister, de prins van Hohenlohe, heeft echter in dit vraagstuk gezegevierd: Beieren is tot het Tolverbond toegetreden.
Zeer veel inspanning zal Oostenrijk zich niet geven, om op dat terrein tegen Pruisen te worstelen, daar het nog tot over de ooren in de bezigheden zit voor eigene binnenlandsche organisatie. En daarin zet von Beust onverdroten zijn plannen door. De lauweren die te Dresden niet wilden gedijën, bloeien te Weenen welig. Immers het mag een meer dan middelmatige zegepraal heeten, aan het Oostenrijksche hof alle hinderpalen van den grondwettigen regeeringsvorm te over- | |
| |
komen en tegelijkertijd de bijzondere stelling van het Hongaarsche Koninkrijk door de andere nationaliteiten van den Keizerstaat te doen aannemen als een billijke noodzakelijkheid. En dit alles schijnt te zullen gelukken.
Aan den Rijksdag voor de landen aan deze zijde der Leitha is de volkomen uitvoering der Grondwet onbewimpeld toegezegd. En aanstalten worden gemaakt tot het openbaar behandelen van het budget, tot het regelen der militaire dienstplichtigheid bij de wet, tot een wet op de ministerieele verantwoordelijkheid, in éen woord tot alle hervormingen, die de talrijk vertegenwoordigde constitutioneele partij in den Rijksdag met vastberadendheid verlangt. Tot dien prijs wil zij zich ook wel neerleggen bij de met Hongarije gemaakte schikkingen. En deze worden door de Regeering wederom smakelijk gemaakt door de toezegging, dat zij aan al de onderscheidene landen die autonomie zal toestaan, die hun zonder gevaar voor de eenheid der monarchie kan worden geschonken.
Hoe netelig de oplossing van die moeielijkheid echter is, blijkt voortdurend ten aanzien van Croatië. Terwijl dit gewest allen samenhang met Hongarije afslaat, verlangt daarentegen de stad Fiume, op de kust van Croatië gelegen, een integreerend deel van het Hongaarsche Rijk uit te maken. De Croatische Landdag is om zijn onbetamelijke en lastige eischen wederom ontbonden; en Fiume zendt een afgevaardigde naar den Hongaarschen Rijksdag.
Zoo is ook eindelijk de verzoening van Hongarije met de Habsburger dynastie bezegeld door de plechtige kroning van Frans Jozef tot koning van Hongarije, die met oud Hongaarsche ceremoniën te Pesth heeft plaats gehad. Kossuth moge in een open brief Deak beschuldigen van ontrouw aan vroegere beginselen, het Hongaarsche volk is tevreden met de verworven zelfstandigheid. Ook zal de keizer bij zijn bezoek aan Parijs vergezeld zijn niet alleen van zijn Minister van Buitenlandsche Zaken von Beust, maar tevens van den Hongaarschen president-Minister Andrassy.
Van Italië valt ditmaal weinig te melden, dan dat de Regeering nog ernstig arbeidt aan de leniging van de finantieele crisis. Als haar plan door het parlement wordt aangenomen, zal zij van de bankiers, aan wie de inning der belasting op de geestelijke goederen wordt afgestaan, de som van 430 millioen francs ontvangen. De daarvoor uit te geven obligatiën zullen in 25 jaren afgelost moeten zijn.
Alleen in het Turksche rijk rusten de wapenen niet. Op Creta wordt voortdurend gestreden. De overwinningen, die elk der oorlogvoerende partijen zich toeschrijft, schijnen aan de worstelingen maar geen einde te maken. Toch zijn de groote mogendheden bekommerd genoeg voor den algemeenen vrede, om thans niet meer op den afstand van het eiland aan te dringen, uit vrees van daardoor de Oostersche kwestie weer op het tapijt te brengen. In hoeverre te dien aanzien de toenadering tusschen de
| |
| |
souvereinen van Frankrijk en Rusland andere denkbeelden in de Europeesche Diplomatie zal verwekken, is nog onverklaarbaar. Evenzeer als de uitslag, dien de sultan zich misschien voorstelt te bereiken met zijn bezoek aan de groote hoven van West-Europa. Dat feit is merkwaardig op zich zelf. Tot dusver heeft nog nooit een Turksch vorst zijn land verlaten anders dan tot het doen van veroveringstochten. Nu komt Abd-el-Aziz bijna als smeekeling. Terwijl hij toch in allen uiterlijken luister en traditioneel Oostersche pracht de wereldtentoonstelling bezoekt, zal hij een inmenging der vreemde machten in het inwendig beheer zijner staten moeten gedoogen. Op aandrang toch der Europeesche vorsten zal een onderzoek plaats hebben naar de oorzaken, die den opstand van Candia kunnen hebben te weeg gebragt. Wat zal daarvan het gevolg zijn? Voor ons vaderland kunnen wij niet verheugd genoeg zijn om de vreedzame oplossing der Luxemburgsche moeielijkheden, vooral na het lezen van de stukken, die de Fransche Regeering in het Gele Boek heeft bekend gemaakt. 't Is de moeite waard, hieruit het een en ander ter opheldering mee te deelen. De mededeelingen zijn voor een groot deel geput uit brieven van den Franschen Minister van Buitenlandsche Zaken aan den gezant te 's Gravenhage; en in hoeverre al de opvattingen van den Minister juist zijn, kunnen wij vooralsnog niet beoordeelen. 't Blijkt dan daaruit, dat onze Minister van Buitenlandsche Zaken, Graaf van Zuylen, steeds van oordeel was, dat door het ontstaan van een oorlog tusschen de bondsleden, de Duitsche Bond was opgelost. Om hiervan blijk te geven aan de Pruisische regeering, of waarom begrijpen wij eigenlijk niet, deed hij in October des vorigen jaars aan de regeering het aanbod, om van onzen kant afstand te doen van de baten, die uit de liquidatie der bondsbezittingen mochten voortvloeien, als Pruisen daarentegen uitdrukkelijk verklaarde, dat wij van alle bondsbetrekkingen los waren. De ruil is
eenigermate zonderling. Was graaf van Zuylen's inzicht juist, waarom moesten wij dan wat opofferen? Zoo niet, dan was de lokprijs voor den nieuwen bond niet aanzienlijk. Hierop volgde een ontwijkend antwoord: Pruisen zou die aangelegenheid voor het Noord-duitsche parlement brengen. Zulk een besluit kon als het ei van Leda een ganschen oorlog bevatten. Niet ten onrechte dus baarde het angst. Doch er moet meer zijn meêgedeeld. In een brief toch den 20sten Februari '67 aan den gezant bij het Nederlandsche hof geschreven lezen we, dat onze gezant te Parijs namens zijn regeering allerlei onrustbare geruchten omtrent onze verhouding tot Pruisen had afgemaald. Niet tevreden, zoo luidt het, met de handelsvoordeelen in ons land en onze Koloniën geschonken, schijnt Pruisen zich te willen beroepen op nabuurschap, nationaliteitsband en gemeenschappelijke belangen, om een nauwe alliantie met Nederland te willen aangaan, het Pruisische stelsel van volkswapening er te doen invoeren enz. enz. In één woord, het zelfstandig volksbestaan van Nederland wordt bedreigd. Pruisens vasthouden aan de
| |
| |
bezitting van Luxemburg is almede een onrustbarend verschijnsel. Nu zal men zich nog de geheime zitting der 2e Kamer van 22 Februari herinneren, en niet aarzelen de in de dépêche meêgedeelde bekommeringen daarmeê in verband te brengen. Een correspondentie in het Journal des Débats bevatte ook toen ter tijd reeds dezelfde voorstelling. De Fransche regeering, meende de minister, kon die aanmatiging niet dulden en moest Nederland bijspringen. Daar het echter moeilijk zijn zou, Pruisen kategorisch den weg voor te schrijven, die het ten opzichte van Nederland en Luxemburg te volgen had, zonder daarbij Pruisen bepaald te kwetsen, zoo was de beste oplossing - het klinkt vreemd, maar 't is waar - dat de koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg, het vroeger Duitsche groothertogdom aan Frankrijk afstond. Daardoor zou de Fransche regeering als van zelf een gelegenheid krijgen, om zich met de betrekkingen van Nederland en Pruisen in te laten, en tevens een klein, moreel tegenwicht uitoefenen tegen de belangrijke territoriale aanwinst van laatstgenoemd koninkrijk. Dit voorstel werd aangenomen; wel zou ook de volksstem in Luxemburg nog gehoord moeten worden, wel nog nader de schadeloosstelling geregeld; tusschen de beide vorsten, schijnt het echter, was de zaak geklonken. Op eens echter, in het laatst van Maart, wordt door den Franschen gezant uit den Haag aan zijn regeering bericht, dat de Nederlandsche minister van buitenlandsche zaken hem had meêgedeeld, dat de koning-groothertog het voornemen had den stand der onderhandelingen aan de Pruisische regeering meê te deelen, terwijl tevens van den kant der Nederlandsche regeering de formeele erkenning zou gevraagd worden van Limburgs uittreding uit den Bond, die nu o.a. ook bleek uit het eerste artikel der ontworpen Bonds-constitutie, waarin gezegd hertogdom niet opgenoemd werd. Hiertegen spartelde het Fransche gouvernement
met alle kracht. Alles ging goed, voerde men uit Parijs tegen 's konings voornemen aan; graaf von Bismarck was van alles ingelicht en zou den afstand billijken; dat Limburg van allen band met Duitschland vrij was, sprak van zelf; Frankrijk nam alle gevolgen van den stap voor zijn rekening. Bevatten die voorstellingen waarheid? Wij weten het niet. Of rekende Frankrijk er op, dat von Bismarck eens voor het fait accompli staande, om Luxemburg geen oorlog zou beginnen? Of wilde het juist den oorlog onvermijdelijk maken? De sluier van dat geheim is niet gemakkelijk op te heffen, daar de gedachtenwisselingen tusschen het Fransche hof en den Pruisischen premier op dat punt ongetwijfeld zelfs niet officieus hebben plaats gehad. De groothertog en zijn raadslieden blijken echter niet gerust te zijn geweest en gevoelden blijkbaar eenig berouw over het los weg in Frankrijk gestelde onbeperkte vertrouwen. De officieele mededeeling van den ontworpen afstand werd aan den Pruisischen gezant te 's Gravenhage en aan het kabinet van Berlijn gedaan, en de Luxemburgsche kwestie trad de phase
| |
| |
der openbaarheid in. Toen volgden de bekende interpellatiën in het Noord-duitsche parlement, en verklaarde zich de openbare meening in Duitschland op een wijze waardoor Pruisens regeering in de onmogelijkheid gebracht werd, den afstand van een vroeger Duitsch gebied aan Frankrijk te laten doorgaan. Voorts blijkt uit de bekend gemaakte stukken, dat inderdaad de Oostenrijksche regeering als bemiddelaar is opgetreden, en dat de conferentie is gehouden op uitnoodiging van den koning-groothertog.
De afloop moet ongetwijfeld ieder Nederlander genoegen doen. De waardigheid van onzen koning duldde niet, dat hij regeerde over een land, welks hoofdstad door vreemde troepen bezet werd. Het gevaar van een daaruit ontstaand conflict ook voor ons land was niet geheel weg te cijferen. De aanleiding voor Pruisen, om ook Limburg tot de Duitsche landen te rekenen is zeker geheel weggenomen. In hoever daaraan ooit ernstig gedacht is, zou misschien uit de Pruisische vorderingen kunnen blijken, waarop de Fransche dépêche van 20 Februarij allusie maakt.
Intusschen is uit de Londonner conferentie één nadeel voor Nederland ontstaan: ook onze regeering heeft de neutraliteit van Luxemburg daarbij gewaarborgd. Wij toch zijn het eens met hen, die oordeelen, dat Nederland even als België de zitting had moeten bijwonen, als medebelanghebbende bij het scheidingstractaat van '39 waarvan het laatst geslotene een wijziging is. Doch ook niet anders. Nederland moest genoegen nemen met den veranderden toestand van Luxemburg, omdat de positie, waarin dat Groothertogdom van 1839 tot 1867 verkeerd heeft, haar oorsprong heeft in een grensverandering van Nederland. Doch die toestemming te toonen ware voldoende geweest. Het tractaat te waarborgen was de natuurlijke taak van de vijf groote mogendheden die ook het verdrag van '39 gegarandeerd hebben. En waarschijnlijk is het niet, dat de onderhandelingen zouden zijn afgesprongen, als Nederland dezelfde gedragslijn als België had gevolgd. Dat België, als neutrale staat, niet waarborgen kon bracht nog niet mee, dat Nederland waarborgen moest. Nu kan men toch niet tegenwerpen, de garantie dwingt nog niet tot een oorlog, al wordt Luxemburg aangetast. Zulk een redenering is goed voor een grooten staat met geïsoleerde ligging als Engeland, niet voor ons; te meer daar uitdrukkelijk verklaard is, dat de garantie hier meer dan een zedelijke is, ook een feitelijke zijn moet. Of beweert men, dat wij met een oorlog tusschen Pruisen en Frankrijk toch niet neutraal zouden kunnen blijven? Nu hebben wij zelfs de kans daarop verkeken, en wat meer is, moeten de tegenpartij zijn van hem die Luxemburg het eerst bezet, zonder onze eigene belangen uitsluitend te raadplegen. Wij zien hierin dus, behoudens nadere ophelderingen, een diplomatieken misslag.
Met warmte heeft de Minister van kolonïen de wet op het tractementsverhooging der Inlandsche hoofden in Ned. Indië verdedigd. Men
| |
| |
weet, dat de inlandsche bevolking op Java, onder oppertoezicht der Nederlandsche Residenten, door haar eigene hoofden (Regenten, Disstricthoofden enz.) bestuurd wordt. Deze hoofden genoten tot dus ver eenige bezoldiging uit 's lands kas en werden voor de rest beloond in heerediensten door de inlanders, aan hun huizen, landerijen, tuinen enz. te verrichten. Dit moge nu overeenkomen met Oostersche instellingen, dat moge nu al niet strijdig zijn met de adat, met de beginselen van moderne regeeringswijsheid is het niet in harmonie te brengen, de welvaart van de inlandsche bevolking wordt er ongetwijfeld door belemmerd, de liefde voor het Nederlandsche opperbestuur niet door versterkt. Van daar dat de vorige Gouverneur Generaal de afschaffing van eenige drukkende heerediensten heeft toegezegd. Tot uitvoering van dat besluit diende nu ook een verhooging van de bezoldiging der inlandsche hoofden plaats te grijpen.
De aanneming der wet heeft dus een belangrijk beginsel veld doen winnen. Werd ook al verworpen het amendement van der Putte, strekkende om door vermeerderde tractementsverhooging alle heerediensten te doen ophouden, met veel grooter meerderheid werd afgestemd het amendement Rochussen, dat tractementsverhooging toestond met volkomen behoud der heerediensten. Een gedeeltelijke afschaffing is het begin der geheele afschaffing. Indië zal daardoor vooreerst weer wat meer kosten of minder afwerpen. Doch het kan niet uitblijven of de vrije ontwikkeling der bevolking moet op den duur de welvaart der kolonie bevorderen, moet de rijkdommen ontginnen, die op Java in ruime mate voorhanden zijn, en zal eindelijk Indië volkomen in staat stellen, aan het moederland voortdurend terug te geven, wat het voor de kolonie ten koste heeft gelegd en nog legt. Dat dit de ware verhouding tusschen Nederland en Indië zijn moet, wordt thans reeds toegegeven door hen, die weinige jaren geleden in die leer een verderfelijke, liberate ketterij zagen. De thans in de 2e Kamer aanhangige wet nopens de uitgifte in erfpacht van woeste gronden op Java moet eveneens de bijzondere nijverheid op den duur sterk bevorderen en tot bovenvermeld doel meewerken.
H.L.D.
|
|