met ons doen - met gretigheid ter hand, terwijl de bescheidenheid ons bijna zou hebben teruggehouden.
Het is eene correspondentie tusschen twee vrienden, die althans op menig punt geen geheim voor elkander hebben; en welk kiesch mensch poogt niet zijne opmerkzaamheid af te trekken, als hij onwillekeurig getuige wordt van meer vertrouwelijk discours? Daarom zouden wij voor ons er noode toe kunnen besluiten, op 't eerst abord, om zoodanige briefwisseling in het licht te geven, ook ietwat gedachtig aan het vaak gemeene fransche spreekwoord: il n'y a pas de grand homme pour son valet de chambre. Men vertoont zich niet aan het publiek in kamerjapon of huisjas, al mag men zelfs daarin gezien worden, en al ontvangt men daarin zijne vrienden.
En toch keuren wij het niet af en wraken wij het niet als impieteit, dat de zoon de correspondentie zijns vaders met diens vriend in druk gaf. Bilderdijk en Tydeman zijn te tellen onder die menschen, die ja in de eerste plaats aan de hunnen, maar ook aan het publiek behooren. - Er was weleer hier en daar gemompel, waarom het voor den zoon een werk van pieteit kon worden gerekend. Het zou ons iets waard zijn geweest, indien wij vóór een dertig jaar eenige dier brieven in handen hadden gehad. - Voor een dertig jaar! en men leeft tegenwoordig snel. Mag de uitgave van zulke brieven niet ausser der Zeit worden geacht? Is het niet laat genoeg, om zulke schimmen uit het rijk des verledens nog eens weder te doen opdagen? Wij antwoorden: juist wat zoo geheel uit die dagen is voert ons eerst regt in die dagen terug! - En daarom konden we bij menigen trek het woord uit den Fingal spreken: ‘'t Gemurmel, Lora, van uw stroomen brengt d'afgeloopen tijd aan mijnen geest weêrom.’ - Wie beide mannen, die hier als de hoofdpersonen zijn (Mein. Tydeman blijft hier meer een nevelbeeld, meest door de hoogachting van zijn zoon gereleveerd) gelijk wij, mogt het ook weinig wezen, persoonlijk heeft gekend, zal beiden in hunne brieven trouwelijk geschetst wedervinden, ook in beider zeer uiteenloopende verscheidenheid.
Bilderdijk! - Men heeft hem den Hollandschen Göthe genoemd. Sommigen konden daarbij denken aan het woord van een mofschen schrijver: ‘de Hollanders zijn eene goedkooper uitgave van de Duitschers, op gemeen papier en met houtsneden’; het zou ons niet moeijelijk vallen even veel punten van verschil als van overeenkomst tusschen beiden op te geven, ook in beider verscheidenheid van lotgeval zijn grond vindend, waartoe weder verschil van beider gemoed en karakter het zijne toebragt. - Mogt Göthe, al klonken ook sommige snaren of misschien een geheel register, in zijne ziel niet - of flaauwelijk mede, een harmonisch mensch heeten, was hij een troetelkind van zijn tijd, waren zijne hoofdvakken, als wij ze zoo mogen noemen, verheffend, vruchtdragend; - welk hemelsbreed onderscheid, als wij Bilderdijk daar nevens stellen, den jurist en theoloog, den door tijd