juweel nog eens met lust beschouwd, ons in zijn glans en liefelijke straalbreking verheugd. Het is een dier stukken, die den mensch als den dichter vereeren. Een weinig in tegenspraak met het schoone woord: ‘Het zal niet door geweld of kracht, maar door mijnen geest geschieden,’ mogt Ter Haar in October 1853, in zijne hulde aan mevr. Beecher Stowe, dezer stem schetsen als ‘de golven opstuwend, aangroeijend (?) als de stormwind, machtig wordend als het bruischen veler wateren, als het klateren des donders gebiedend, en overwinnend als de orkaan;’ - zijn ‘worsteling tusschen Noord en Zuid’ getuigt, dat dit woord meer tot waarheid werd dan hij zelf toenmaals kon vermoeden.
In dit laatstgenoemde gedicht ontmoeten wij enkele voorstellingen van den dood en de vernieling, die ons, hoezeer wij gissen wat den dichter daarop bragt, niet regt kunnen behagen. Zij zijn wat ruim plastisch en drastisch, die ‘geest des kwaads’ die bij het kruid de lonten aanblaast, en die ‘dood, die op het geschut rijdt en op de affuit met dorre menschenknoken trommelt.’ Het zou een dingetje wezen voor een gamin, al maakte hij er wat weinig rumoer meê. - Fraai daarentegen is de voorstelling van den strijd tusschen den Merrimac en den Monitor, als een kamp op dood en leven tusschen twee zeegedrochten. Wij hadden gaarne Grant's togt als een greep en beet in de lenden van het Zuiden zien aangeven, dat nu geheel onverwacht bezwijkt, terwijl het ons speet, dat aan Lincoln en diens moord met geen enkel woord werd gedacht. - Als een laatst tableau komt de ‘Bevrijding der W.I. slaven’, die laat genoeg, maar ook met zooveel minder stoornis dan elders plaats had. Reeds vóór jaren wezen we in dit tijdschrift op de waardigen, ijverigen, stillen, aan wie èn der slaven vroegere onderworpenheid, èn hunne latere matiging goeddeels is toe te schrijven, die in hun edel pogen verdienen te worden ondersteund - de Herrnhutters. Of der slaven bevrijding zoo bepaald ‘eene vrucht is van d'Oranjeboom geplukt (bl. 75)’ laten wij daar, ook terwijl wij gelooven, dat onze koning bij hetgeen hij daaraan deed, de inspraak van zijn hart volgde; doch die Herrnhutters deden aan hen meer, bragten meer voor hen ten offer.
Onwillekeurig lieten wij ons oog door ‘Uit de slavenwereld’ aantrekken, met voorbijgaan van ‘Thomas’, - reeds vroeger in de ‘Apostelen en Profeten’ opgenomen. Wij laten gaarne gelden wat de heer Ter Haar op bl. 34 aangaande de meer verspreide twijfelingen zegt, en waarmede liberalen, slechts niet liberale zeloten, die illiberaal worden bij hunne liberaliteit, zich kunnen vereenigen; maar houden het er met ZHGel. voor, dat die den dichter niet verbieden, om den jonger en diens toestand en ondervindingen, gelijk wij die in de gewijde verhalen voorgesteld vinden, tot onderwerp te kiezen. Het komt hier slechts op het hoe? aan.
Moeijelijk is de taak. Onnavolgbaar bijna is de eenvoud van het woord, dat met stellige verzekerdheid verhaalt, wat ons buiten alle orde