schen te nemen om zieke kinderen te verzorgen, behoeven niet minder inlichtingen dan de jeugdige moeder.
Die inlichtingen geeft West op eene duidelijke en verstaanbare wijze, in een beknopt boekje dat door mevrouw J.M.T. uit het Engelsch in het Nederlandsch is vertaald.
Hij begint met de verpleegster te wijzen op hare pligten. Met ernst stelt hij haar voor welke moeijelijke taak zij op zich nemen; de schaduwzijde wordt niet verbloemd, terwijl toch ook het aangename aan deze betrekking verbonden onder het oog wordt gebragt.
Als man van ondervinding acht West het noodig hier eenige bladzijden te wijden aan de verhouding van de verpleegster tot den geneesheer. De verpleegster moet begrijpen dat zij geen geneeskundige is, en het nooit zijn kan, dat zij, wanneer zij dit vergeet en tracht zich te bemoeijen met de pligten van den geneesheer of zich om zijne verordeningen niets bekreunt, in plaats van een zegen te zijn, een vloek wordt, en in plaats van de genezing van het kind te bevorderen, dikwijls zelfs den dood kan bespoedigen. Op uitstekende wijze zet hij hier uit elkander hoe de verpleegster den geneesheer moet behulpzaam zijn, en hoe zij hare pligten moet waarnemen, om, onverschillig of de geneesheer goed of slecht is, aan de lijders de meest doelmatige hulp te verleenen.
‘Maar’, zegt schrijver, ‘wáár en hoe eene verpleegster hare verpligtingen ook mag hebben geleerd, het is eene waarheid dat zij zich daarvan slechts naar behooren kan kwijten, wanneer zij weet, waarop zij te letten heeft.’ Het is daarom van het hoogste belang dat de verpleegster de kunst van waarnemen versta; want het spreekt van zelf dat de geneesheer, die de patienten slechts weinige oogenblikken kan gadeslaan, in de meeste gevallen, vooral wat de kinderpraktijk betreft, voor een groot gedeelte moet afgaan op hetgeen de verpleegster hem mededeelt. Schrijver geeft dan ook zeer naauwkeurig en in goede volgorde het voornaamste op waarop zij te letten hebbe. Ook toont hij het groote nut aan om schriftelijke aanteekeningen te houden van al het waargenomene bij het zieke kind. Wat hij leert omtrent hetgeen moet worden opgemerkt en omtrent de wijze hoe zoodanige aanteekeningen moeten gehouden worden, bewijst ons zijne groote mate van oplettendheid.
Niet minder naauwkeurig is West in zijne verdere beschrijving, waar hij de verschillende verschijnselen opgeeft die waargenomen worden bij hersen-, borst-, en maagziekten. Wat daarbij vooral opmerking verdient, is, dat schrijver alles zoo duidelijk voordraagt en steeds binnen de grenzen der populaire geneeskunde blijft.
Zeer uitvoerig is hij in zijne beschrijving van de stuipen. Dit is een hoogst belangrijk onderwerp. Jammer, dat de vertaalster hier het woord krampen in de plaats van stuipen heeft gebezigd. In de ver-