De Tijdspiegel. Jaargang 24
(1867)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
Mengelwerk.Een voorlooper en wegbereider van Griekenlands wedergeboorteGa naar voetnoot(*).
| |
[pagina 226]
| |
en wetenschappen; de bakermat van beschaving en verlichting; de bodem, waar de planten der wijsbegeerte en poëzij welig tierden en hare zaden kwistig uitstortten over gansch Europa; de grond, waar de assche rust van de grootste mannen en grootste burgers, wier leven en daden de prachtigste bladzijden vullen der wereldgeschiedenis; het oord, dat vrijheidszucht en vaderlandsliefde zich tot woonplaats hadden verkozen. Hoevele plaatsen, hoevele namen ontmoet men daar niet nog heden ten dage, die aan dat grootsch verleden doen denken! Welke herinneringen rijzen daar niet voor den geest, herinneringen bovenal aan wat er gestreden en geleden is voor het bezit van den kostelijksten aller schatten: de vrijheid! Wèl heeft Lamartine het recht in zijn ‘Dernier chant du pélérinage d'Harold te zingen: Partout où l'oeuil se porte, où s'impriment les pas,
Le sol sacré raconte un triomphe, un trépas;
De Leuctre à Marathon tout répond, tout vous crie:
‘Vengeance! liberté! gloire! vertu! patrie!’
Om dit recht te staven behoefde de dichter ons niet eens terug te voeren naar de grijze oudheid, ons niet met onze verbeelding te verplaatsen in den tijd van een Miltiades of Leonidas. Naar onze dagen kon hij gerustelijk verwijzen, op onze eeuw zich beroepen. Ja, op onze eeuw! - Wat tal van groote mannen, die goed en bloed hebben veil gehad voor de onafhankelijkheid huns lands! - Hunne namen echter zijn, helaas! te weinig bekend. Wel worden de beide Botsarissen, Canaris, Miaoulis, Conduriotti en andere helden uit den strijd voor Griekenlands wedergeboorte met eere vermeld; wel brengen tijdgenoot en nakomeling als om strijd aan die mannen een dankbare en verdiende hulde; - vergeten evenwel schijnen er zoovelen, die niet minder aanspraak hebben op de bewondering van het nageslacht, die ook aan hetzelfde werk, waaraan die groote helden arbeidden, hun gansche hart en hun gansche leven toewijdden, - niet met even gunstigen uitslag, 't is waar, - nochtans met gelijken ijver en met dezelfde onverdeelde zelfverloochening, en die ook den heiligen geest der vrijheidsliefde, welke hen bezielde, overplantten op het gansche volk. In de rij van die mannen komt aan Photos Tsavellas een eervolle plaats toe. Hem wensch ik nader te doen kennen. Zijn leven is zóó dramatisch en treffend, dat de eenvoudige mededeeling daarvan mij voorkwam de welwillende aandacht der lezers van dit tijdschrift niet onwaardig te zijn. 't Is trouwens nooit geheel zonder vrucht voor ons zelven dat wij den blik vestigen op groote mannen en hun beeld aanschouwen. Onwillekeurig gaat er dan van hun geest in ons over! Een groot man noem ik hem. En dien naam verdient hij. Hij | |
[pagina 227]
| |
heeft aanspraak op onze bewondering, ook al ontdoen wij hem van den stralenkrans, waarmede de legende of fantasie zijn hoofd versierde en zijn nagedachtenis verheerlijkte. Want niet alleen leeft zijn naam onsterfelijk voort op de tongen en in de harten zijner landgenooten; niet alleen bewaren volksliederen de herinnering aan zijne deugden en aan verschillende tooneelen uit zijn veelbewogen en roemrijk leven; niet alleen blijven zijne dapperheid en grootheid, zijn vaderlandsliefde en zijn rampspoed de geliefkoosde onderwerpen, bezongen door de improvisatoren van Epirus; niet alleen kent elk kind daar zijne geschiedenis en is hij de verpersoonlijking geworden van den haat tegen de Turken en van de vrijheidszucht; - men rekent hem zelven verheven boven het geweld des doods. Zijn terugkeer wacht men af om de boeien te verbreken, die de Epiroten nog kluisteren en om de Turken terug te drijven naar het Oosten en de laatste hand te leggen aan de nog onvolkomen zegepraal der Grieken. ‘Hij leeft, die Photos, hij komt terug,’ dus jubelt men te zijner eer, ‘en dan zal Griekenland eerst waarlijk vrij worden, en geen Turk ergens meer worden aangetroffen noch in Epirus noch elders!’ Wel een bewijs dat de daden van den klept een onuitwischbaren indruk hebben gemaakt op de verbeelding zijns volks! Ik wensch die daden te schetsen, maar wil vooraf het tooneel van den strijd doen kennen. Niet alle trekken uit Tsavellas' leven zal ik echter vermelden. De stof is te rijk, en te veel plaats zou ik dan moeten vergen voor mijne mededeeling. Op enkele feiten, die onzen held het best doen kennen, wil ik het volle daglicht laten vallen, om de overige meer als achtergrond te gebruiken of met stilzwijgen voorbij te gaan. | |
II.In het hart van het tegenwoordige Epirus, op 14 uren afstands van Janina, treft men een chaotische opeenstapeling aan van ontzaglijke berggevaarten en rotsblokken. Met wild en woest gebrul baant zich daar de Acheron, thans Mauropotamo, zwarte stroom, geheeten, in een peillooze diepte een pad en slingert zich tusschen uitgebluschte kraters en overschrijdt met donderend geweld de hinderpalen, die hem den weg pogen te versperren of vermorzelt tot gruis al wat hij in zijn onstuimige vaart ontmoet. De toppen der granietmassa gelijken een forteres, alleen langs gevaarlijke en nauwe bergpassen te genaken. Eenzaam is het hier en verlaten, doodsch en ijzingwekkend stout. Geen plantengroei treft het oog. Gapende afgronden grijnzen u aan en zetten het tooneel nog meerdere woestheid bij. Het gesuis der avondkoelte in de takken van een pijn of den, het geratel van een waterval, het geblaat van een afgedwaald schaap of het geluid der voetstappen van een enkelen jager of herder verbreekt voor een oogen- | |
[pagina 228]
| |
blik de doodelijke stilte. Hier valt het oog op een puinhoop of brok muur; ginds treft het overschot eener woning den verrasten blik: afgeknotte balken door het vuur verkoold, en steenen door de vlammen zwartgeblakerd, altemaal sprekende getuigen van vroeger leven, maar ook - van een droef verleden! - Treurige en toch verhevene herinneringen verrijzen overal op die plek voor den geest des bezoekers. Zestig jaren geleden was dit onherbergzaam en verlaten oord, Souli genaamd, nog de woonplaats van een kleinen stam Albanezen, die, in navolging van wat in andere gedeelten des lands plaatsgreep, derwaarts de wijk had moeten nemen om zijn onafhankehjkheid te bewaren en zich te onttrekken aan het juk des verafschuwden Turks. Van het oogenblik immers dat Sultan Mahomed II gansch Albanië en Morea onder zijn ijzeren scepter had gebracht en zijn looden hand zwaar op de overwonnenen deed rusten, verlieten allen, die weigerden zich onder zijn juk te krommen en hun geloof te verzaken, de steden en vlakten en vestigden zich op de tot dus ver onbewoonde toppen en in de spelonken van den Olymp, Pindus, Parnassus, Taygetus of Helikon. In die ontoegankelijke, steeds onbewoonde holen en bergkloven verkozen zij veel liever met de wilde dieren te leven dan in de vlakte aan de zijde der Mahomedanen. En daar de kale, naakte rotsen, ongeschikt tot veeteelt en akkerbouw, den bewoners het noodige levensonderhoud weigerden, zagen dezen zich wel verplicht in hun behoeften te voorzien door roof op de onderdrukkers huns vaderlands. Men noemde hen daarom klepten, roovers of dieven. Maar evenmin schaamden zij zich dezen naam als onze voorouders zich dien van geuzen of bedelaars tot oneer rekenden. - Die klepten wisten hun onafhankelijkheid te handhaven. Menigmaal overwonnen en cijnsbaar gemaakt, legden zij toch nimmer de wapens geheel neder. En terwijl gansch Hellas zich kromde onder de ijzeren hand des overweldigers, bleven de onverschrokken hooglanders steeds vrije Grieken. Reeds in het begin der achttiende eeuw vormden de achter hun rotsen verschanste Soulioten een militaire confederatie, drie duizend zielen sterk, bestuurd door hun oudsten of oversten. De bewoners der aangrenzende vlakten en valleien hadden zij onder den naam van Para-Soulioten of toegevoegde Soulioten in hun verbond opgenomen. Zij zelven waren gevestigd in vier dorpen, 2000 voet gelegen boven het dal, waarin de Acheron bruit, en van elkander gescheiden door gapende afgronden, wier oevers men ter onderhouding van de gemeenschap door houten bruggen verbonden had. Moedig en vermetel, tot iedere ontbering in staat, tegen alle vermoeienissen bestand, tegen elk gevaar gehard, brachten de Soulioten in vredestijd hun dagen door met wapenoefeningen en met de jacht, met dichterlijke improvisation en krijgsspelen. De vrouwen zelve bezaten een groote mate van moed, stoutheid en kracht, en wisten behendig met de wapens om te gaan. In hare mannenzielen huisden vaderlandsliefde, eergevoel en vurige haat tegen | |
[pagina 229]
| |
den Turk. Geen plaats was daarin echter voor de zachte, teedere gevoelens, die der vrouw anders zoo eigen zijn en haar tot sieraad verstrekken. Zoo bleef die stam bestaan, ontzien en geërbiedigd door de Turksche overheid, - die na vele vergeefsche pogingen om hem te verdrijven, zijn onafhankelijkheid erkende, op voorwaarde dat hij zich van roof en plundering voortaan onthield, - en in het bezit van zijn rechten en vrijheid, totdat hij tegen het einde der vorige eeuw het voorwerp werd van den onverzoenlijken haat eens mans, die geen hooger doel kende dan geheel Epirus onder zijn heerschappij te brengen, en begreep dit doel nimmer te kunnen bereiken, zoolang Souli niet voor hem bukte. Men kent dien man. Ali Tébélen, pacha van Janina, is zijn naam. Ik behoef zijn beeld niet te schetsen, het beeld van den vizier die, met onmiskenbare bekwaamheden bedeeld, zich door verraad en list, moord en doodslag, meineed en huichelarij heeft weten te verheffen tot den rang van onafhankelijk vorst van Epirus en Thessalie, in schijn slechts onderdanig aan den Turk. Langzamerhand evenwel, en niet dan na langen en zwaren strijd, na gansche stammen uitgemoord en allen, die hem in den weg stonden, van kant te hebben gemaakt, gelukte hem zijn streven. Is het dan wonder, dat de vrije onafhankelijke Soulioten van den aanvang af hem een doorn waren in het oog en dat hij geen middel wilde ontzien om hen ten onder te brengen? Bij gelegenheid van een door hem hiertoe gewaagde poging, zien wij ook onzen held ten tooneele verschijnen. In 1792 trok Ali aan het hoofd van een machtig leger uit Janina, onder voorgeven van een zekere stad, die voor een zijner luitenants hare poorten gesloten had, te willen tuchtigen, maar met geen ander doel dan om Souli te overvallen. Om hierin te beter te slagen, achtte hij het raadzaam de stoutsten der bergbewoners uit hun woonplaats te verwijderen en onschadelijk te maken. Met een beroep op de vriendschap welke hij den stam toedroeg, vroeg hij om hulp. Zijn verzoek vond gehoor. Zeventig wakkere mannen met den polemarch of overste Lampros Tsavellas aan het hoofd, voegen zich bij 's pacha's leger. De klept nam op dezen tocht zijn jeugdigen zoon Photos mede, die in den strijd de riddersporen zou verdienen, en zich den naam zijner vaderen waardig moest toonen, en reeds hunkerde naar de gelegenheid om zich te onderscheiden. Onverwachts echter, op het oogenblik dat de Soulioten hun wapens hadden afgelegd tot het uitvoeren van krijgsspelen, werden zij door het gansche leger omsingeld, in boeien geslagen, en naar Janina gesleurd. Ali hoopte nu de niets kwaads vermoedende Soulioten, beroofd als ze waren van hun dapperste verdedigers en hun opperhoofd, te overvallen en onder zijn juk te brengen. - Zijn plan mislukte! Het verraad lekt uit. De mare daarvan weêrklinkt in het gebergte. Een der gevangenen wist zijn boeien te verbreken met de kracht, welke de wanhoop hem gaf; en alleen bedacht op het behoud van zijn stam, ijlt hij terug naar zijn bergen en roept zijn broeders te | |
[pagina 230]
| |
wapen. En ijlings wordt de vlakte der Para-Soulioten verlaten: alle voorraad medegevoerd, de te veld staande oogst binnengehaald of vernield! Men dempt de putten, drijft de runderen weg tot achter de verschansingen, en, vast besloten niet te wijken, wacht men den aanval af. De vijand nadert, maar alles verkondigt hem dat de hooglanders op hun hoede zijn. Ziedende van toorn moet hij een anderen weg inslaan en tot list zijn toevlucht nemen. Lampros Tsavellas wordt uit den kerker gehaald en in vrijheid gesteld, op voorwaarde dat hij zijn stamgenooten bewegen zou de wapens neder te leggen. De klept neemt die voorwaarde aan. De jeugdige Photos blijft achter als borg voor de trouw zijns vaders. Maar Lampros weet de zijnen met nieuwen moed te bezielen. Allen besluiten den strijd te aanvaarden en tot het uiterste vol te houden, al kost dat ook het leven van de geliefden die in den kerker te Janina versmachten! Pijnlijk kruipen voor de rampzalige gevangenen de uren om. Vreeselijk is de onzekerheid, die hen foltert. Moedig en gelaten verbeiden zij echter hun lot. Zij vreezen of versagen niet. Bovenal Photos gaat zijn lotgenooten voor in kalme berusting. Zijn woord en zijn voorbeeld beurt menig wankelend gemoed op. Zijn onverschrokkenheid werkt weldadig op aller hart. Daar worden op zekeren dag de kerkerdeuren geopend. ‘Hun doods-uur heeft geslagen! Men komt om hen naar de strafplaats te voeren!’ Dit meenen zij en zij maken zich gereed als mannen te sterven. Maar, welk een verrassing! Welk een omkeer in hun lot! Noode durven zij hun ooren te gelooven. ‘Zij mogen terugkeeren naar hun bergen! Zij zijn vrij!’ De Soulioten had den als leeuwen gestreden. Het geluk bekroonde hun wapenen. En de pacha zag zich gedrongen vrede te sluiten en de gevangenen in vrijheid te stellen. Knarsetandende van verbeten woede en vol spijt dat hij hen niet aanstonds had doen ombrengen, moest Ali de slachtoffers van zijn verraad ontslaan. Photos wordt met open armen door zijn vader ontvangen. Zijn moedig gedrag in den kerker doet hem rijzen in aller achting en liefde. Ieders oog rust hoopvol op den voortreffelijken jongeling, die zich reeds vroeg boven zijn makkers onderscheidde en de heerlijkste verwachtingen inboezemde voor de toekomst. En toen eenige maanden later Lampros bezweek aan de gevolgen der wonde, door hem bekomen in den strijd tegen Ali, toen werd overeenkomstig het door den stervende uitgedrukte verlangen, zijn jeugdige zoon tot zijn opvolger als polemarch of overste benoemd. Ziet hier hoe een volkslied dit tooneel beschrijft: ‘Lampros heeft vijftig bey's, honderd agaas, duizend Turken doen vallen. Zijn beurt is ten laatste gekomen. Zijn pallikaren (strijdmakkers) staan weenende om zijn sponde.’ | |
[pagina 231]
| |
‘Trekt Lampros zijn fraaiste kleederen aan. Siert hem op voor het eeuwige feest en doet zijn hoofd rusten op een kussen van lauwerkransen!’ ‘Lampros heeft een zoon! Hij stelt dezen zijn karabijn ter hand en zijn sabel met zilveren scheê.’ ‘Wees overste!’ zegt hij. ‘Zet mij overeind in mijn graf en maak eene opening aan den kant van mijn rechteroor. Want aldus zal ik de stem hooren van mijn musket in het gevecht.’ ‘En ik wil dat gij mij iederen avond, als ge terugkeert uit den strijd, onder het voorbijgaan, de namen zult noemen van hen, die door uwe hand zijn neêrgeveld, totdat de naam van Ali mijn hart zal hebben verheugd.’ - ‘Wraak!’ is van dit oogenblik de leus des jeugdigen polemarchs. Wraak op den tiran, den belager zijns volks, den moordenaar zijns vaders! Maar die kreet vindt ook weêrklank in Ali's hart! Ook hij heeft een duren eed gezworen: ‘Hij zal zich wreken over de ondergane nederlaagd Hij zal niet rusten voordat hij het rooversnest heeft uitgeroeid! List of geweld, misdrijf of verraad, alle middelen zullen hem welkom zijn!.. Doch hij kan wachten... Het geschikte oogenblik breekt vroeg of laat aan. Niet ongebruikt zal hij het laten voorbijgaan!.... En van stonde aan zien wij de beide tegenstanders, het oog op elkander gericht, gereed het strijdperk binnen te treden, de lendenen omgord en het zwaard in de vuist. | |
III.Zeven jaren snelden echter heen, voordat Ali de gelegenheid vond om zich met de uitvoering van zijn lievelingsplan bezig te houden. Eindelijk meende hij dat het gunstige tijdstip was aangebroken. Daar verschijnt hij den 2den Junij 1800 onverwachts aan het hoofd van 15,000 man in het land der Parasoulioten. Bij zulk een plotselingen aanval schoot den vlaktebewoners niets over dan de vlucht naar het gebergte. Zij gunden zich niet eens den tijd om zich van de noodzakelijkste mond- en andere behoeften te voorzien. Een algemeene verslagenheid verspreidt zich in Souli. Photos alleen deelt niet in de moedeloosheid der zijnen. Zijn ziel buigt zich niet neder in het barnen des gevaars en bij het dreigend naderen van den dood. Geen angst bekruipt hem. Hij behoudt goeden moed. Welkom is hem de gelegenheid om den bij het lijk zijns vaders gezworen eed gestand te doen. Voor hem breekt een langgewenschte dag aan. Hij begroet dien met vreugde. Immers hij kent de onversaagdheid zijner pallikaren en durft op haar te rekenen, al kan hij slechts 1800 weerbare mannen stellen tegenover Ali's duizenden. Maar toch, hij voelt zich sterk. ‘Voor vaderland en vrijheid!’ klinkt het uit zijn mond. En op het gezicht | |
[pagina 232]
| |
van Photos' kalmte en vastberadenheid, herleeft de hoop in het hart der bergbewoners. Hun moed ontbrandt, hun vrees verdwijnt. De wakkere polemarch begrijpt dat het dwaasheid zou wezen om den vijand in het open veld te bestrijden en verschanst zich in het dorp Kiapha. Door allerlei kleine schermutselingen weet hij den Turk al hooger en hooger in het gebergte te lokken. Trotsch op eenige behaalde voordeelen rukt deze langzaam voort, en waant zich reeds zeker van de overwinning. Weinig schaadt het hem dat nu eens een paard met ruiter en al in den afgrond stort of dat een door een onzichtbare hand toegezonden kogel een voetknecht doet bijten in het zand. De twee eerste dorpen Avarikos en Samoniva zijn eindelijk bereikt. Maar zij worden verlaten bevonden. Ali's troepen trekken verder. Groot-Souli, de hoofdplaats, van wier tinnen de banier der confederatie wappert, is nu het doel van den tocht. Kiapha moeten zij echter nog eerst voorbij. Welgemoed naderen zij dit dorp. Op geen tegenstand zijn zij verdacht. Zij hopen het eveneens onbezet te vinden. Doch tot hun verbazing zien zij zich hier ontvangen door een hagelbui van kogels. Met zes honderd man houdt Photos hier zeven uren lang een hardnekkig gevecht vol tegen een telkens aangroeienden en steeds van versche troepen voorzienen vijand. Bij honderden vallen de Turken onder de welgemikte schoten der klepten. Lang blijft de zege onbeslist. Allengs geraken de krachten der beide partijen uitgeput. De onuitstaanbare warmte verlamt iedere beweging. Tegen zonsondergang verflauwt dan ook het vuur aan weêrskanten. Maar de vrouwen, aangevoerd door Photos' moeder, Moscho nemen nu ook deel aan den strijd. Met steeds klimmenden angst hadden zij den uitslag van het gevecht afgewacht op de hoogten, waar heen zij de wijk hadden genomen. De plotselinge stilte vervult haar hart met ontsteltenis en vreeze. Zouden hare echtgenooten, broeders en zonen het onderspit hebben moeten delven? - Bij die gedachte maakt de wanhoop zich voor een oogenblik meester van haar gemoed. Maar weldra nemen zij een kloek besluit. Op voorstel van Moscho wilden zij de benarde strijders te hulp snellen. Drie honderd vrouwen verlaten haar schuilplaats en dalen van de hoogten af, stukken rots voortslepende, die zij op den vijand werpen. Die stukken splijten en barsten uit elkander onder het nederrollen en vormen een stortvloed van steenkogels en brengen verwarring onder de aanvallers. Van die verwarring trekken de klepten partij. Zij hernieuwen den strijd! Een andere afdeeling van Photos' troepen springt uit de hinderlaag te voorschijn, waarin zij geplaatst was, en ijlt toe. Van alle kanten werpt men zich nu op den vijand. Verschrikt deinst deze terug. Bij honderden storten de Turken in de bergkloven neder. Nu geven zij alle hoop verloren. Geen ander middel tot redding blijft hun over dan de vlucht. Drie duizend dooden latenzij achter op het tooneel des strijds. De bergbewoners tellen niet meer dan 70 gesneuvelden en een honderdtal gekwetsten. | |
[pagina 233]
| |
Ali, die van een naburigen heuvel de nederlaag der zijnen had aanschouwd, rent met lossen teugel terug naar Janina. Thans behoeft hij niet langer te veinzen. Hij legt het masker af en met open vizier treedt hij van nuaf in het strijdperk. - Een maand later bevond hij zich op nieuw te velde, aan het hoofd van een machtig leger. Maar nu waren ook de Soulioten op hun hoede. Wel er van bewust dat geen genade hen wacht van den verbitterden vijand, maken zij zich gereed tot een strijd op leven en dood. Duur echter, dit zweren zij, zal den Turk zijn zegepraal te staan komen. - Photos begrijpt dat een stoute en moedige daad de in allerijl bijeengeraapte en weinig bedreven troepen des pacha's ontmoedigen zal en het dreigend gevaar afwenden. De wakkere polernarch verklaart zelf zich bereid zijn leven te wagen tot heil des vaderlands. En ziet, op zekeren dag daalt hij, bij het vallen der duisternis, aan het hoofd van vierhonderd beproefde pallikaren van zijn bergen af. Een zwarte nacht omhult weldra alles met zijn donker floers. Hagelslag en stormwind begunstigen de stoute onderneming. Bliksemstraal op bliksemstraal doorklieft het zwerk en scheurt het wolkgordijn vaneen, en stelt den moedigen held in de gelegenheid om zijn weg te verkennen en met zijne trouwe makkers behouden in de vlakte aan te komen. Zóó naderen zij onopgemerkt, te midden van een doodelijke stilte, der Turken kamp en weten er binnen te dringen. Eensklaps openen zij een hevig geweervuur op den slapenden vijand.... Deze springt ijlings op en grijpt naar de wapens!... Een tooneel van onbeschrijfelijke verwarring ontstaat!... Niet wetende van welken kant de aanval geschiedt, vuren Ali's soldaten op goed geluk en treffen voor het meerendeel hun eigen makkers!... Een uur lang houden zij den strijd vol tegen den onzichtbaren vijand.... Eindelijk ontzinkt hun echter de moed. De hageljacht, die hen in het aangezicht slaat, het geloei van den stormwind, het ratelen van den donder, dit alles is voor hun bijgeloovig hart een teeken van 's hemels ongunst... Met achterlating van tweehonderd dooden en talrijke gekwetsten stuiven zij uiteen. En de moedige Photos keert terug, beladen met een rijken buit, den kostbaarsten, dien hij in de gegeven omstandigheden bemachtigen kon: brood en kruid!.... Daarenboven is het dreigend gevaar afgewend en Souli behouden! Ali's leger, immers, door schrik bevangen, begint te verloopen en weigert te vechten tegen de hooglanders. De pacha moet dus al weder zijn woedenden wraakdorst opkroppen, die nochtans nieuw voedsel gekregen had door de ondervonden teleurstelling! - Een anderen weg zal hij inslaan om tot zijn doel te geraken, een wel langer doch veel zekerder weg. ‘Souli moet ingesloten en door den honger worden ten ondergebracht!’ Te vergeefs tracht Photos Ali's bedoeling te verijdelen. Te vergeefs doet hij talrijke uitvallen om de insluiting te voorkomen. Te vergeefs | |
[pagina 234]
| |
verdubbelt hij zijn ijver om de blokkade te verhinderen. Te vergeefs verrigt hij wonderen van dapperheid om de werken des vijands te vernielen. Na verloop van weinige maanden is Souli omringd door een ondoordringbaar net van grachten en muren. Donker schijnt de toekomst. Toch weigert de polemarch te onderhandelen met Ali, die nu eens aanzienlijke geldsommen en het bezit van vruchtbaar land in ruil aanbiedt voor de kale rotsen, en dan weder de bergbewoners door de vreeselijkste bedreigingen tot onderwerping tracht te brengen. Maar langzamerhand vermindert de mondvoorraad. Geen strooptocht, tot zelfs binnen de verschansingen des vijands, kon iets baten om de aanvallen af te slaan van een anderen tegenstander, voor wiens onwederstaanbare macht eindelijk de schitterendste moed bezwijkt. Het omringende land leverde niets meer op. Het was als uitgemergeld. De krachten der verdedigers raakten uitgeput. De hongersnood begon onder hen zijn vreeselijken scepter te zwaaien. Toch houden zij vol. Op nieuw verklaart Ali zich bereid onderhandelingen aan te knoopen. Hij wil hun de gunstigste voorwaarden toestaan en niet eens aandringen op het verlaten van het dierbare erfdeel hunner vaderen, maar vooraf vraagt hij 24 gijzelaars als onderpanden van der Soulioten opregtheid en goede trouw. En nu ook verschijnt Photos in al zijn grootheid. - Konden wij tot dusver een goed deel van zijn verzet tegen Ali toeschrijven aan persoonlijken wrok, edeler beginselen openbaart hij thans. Zijn eigen wrok wil hij vergeten en alles ten offer brengen op het altaar des vaderlands. Hij verklaart zich geneigd in overleg te treden met den pacha. De gijzelaars worden gezonden. Maar nauwelijks heeft de trouwelooze Turk hen in zijn macht, of hij breekt de onderhandelingen af. Hij wil van deze gunstige gelegenheid gebruik maken om twist en tweedracht te stoken onder de belegerden. Het ‘verdeel en heersch!’ was altoos zijn leus geweest. Ook thans blijft hij haar getrouw. De zelfzucht en het eigenbelang zal hij te hulp roepen en als bondgenooten aannemen. Op beide poogt hij te werken. Dit mocht hem reeds zóó menigmaal gelukken. Ook nu durfde hij op een goeden uitslag zijner pogingen rekenen.... Om hun geliefde betrekkingen te redden, die in zijne handen waren, zouden immers velen aandringen op de overgave! En Ali doet den Soulioten aanzeggen dat het leven der gijzelaars afhangt van een spoedige onderwerping. Hoe des tirans verwachting werd teleurgesteld! - Hoort het antwoord dat hij op zijne bedreiging van Photos ontving. ‘Den vizier Ali-Pacha heil. De trouweloosheid bezwalkt uw naam en verlevendigt onzen moed. Weet dat ons verlies, sedert den aanvang van dezen veldtocht, slechts 17 man beloopt, die sneuvelden voor het vaderland. Laat hun getal tot 41 stijgen, daar ook onze gijzelaars zullen omkomen. Dit offer zal den ondergang des staats niet veroorzaken. Voortaan willen we met u | |
[pagina 235]
| |
noch vrede noch wapenstilstand. Gij zijt wat gij ten allen tijde waart en steeds zult wezen: een slecht mensch zonder trouw!’
Met vernieuwde woede ontbrandt de strijd. Maar weldra doet een droevige noodzakelijkheid zich op. Men moet zich van de nuttelooze monden ontslaan!... Photos beseft dat dit onvermijdelijk is. Hij stelt dus voor dat de niet weêrbare bevolking vertrekke. Zijn stamgenooten buigen het hoofd; ook tot dit offer zijn zij bereid. Geen enkele klacht, geen enkel gemor doet zich hooren. De polemarch zelf bestuurt den uittocht. En het gelukt hem tweehonderd grijsaards, vrouwen en kinderen in veiligheid te geleiden naar de kust, waar zij zich inschepen naar de Jonische eilanden. Maar de vermindering van het mondental vermeerdert daarom den voorraad nog niet. De ellende neemt hand over hand toe. Fijngestampte schors van in de rotspleten wassende heesters, en gras, vermengd met een weinig meel, was weldra het éénige voedsel. Doch ook dit laatste hulpmiddel raakte uitgeput. Toch bleef Photos welberaden en kalm.... Maar hij ontveinsde het zich niet: er moest een maatregel genomen worden, hoe stout ook en vermetel, om in het bestaande gebrek te voorzien! Hij zelf deinsde voor niets terug, voor geen waagstuk, hoe groot ook, om het lijden van zijn volk te verlichten. Naar het op acht mijlen afstands van de kust gelegen Parga, richt hij hoopvol den blik. Het stond onder het protectoraat der meesters van Corfu, te dien tijde de Russen, Turkije's verklaarde en geduchte vijanden. Zijn inwoners waren evenals de Soulioten vrije christenen. Derwaarts moest een uitval gedaan worden om zich van nieuwe proviand te voorzien! Wel scheen het een gewaagde onderneming. Mislukte zij, dan was de val van Souli onvermijdelijk. Doch geen andere uitweg deed zich op. Het besluit staat weldra vast. Photos zelf plaatst zich aan het hoofd; vast besloten om liever te sterven dan onverrichter zake terug te keeren. En daar dalen, in het holle van den nacht, 400 mannen en 70 vrouwen de bergtoppen af. Treurig is hun toestand, ellendig hun aanblik. Nauwelijks kunnen zij zich op de been houden. Afmatting, gebrek en uitputting hebben hun krachten ondermijnd. Voorzichtig en langzaam trekken zij voort. Een doodelijke stilte heerscht onder hen. Geen geluid mag hun tegenwoordigheid verraden... Zij weten de waakzaamheid des vijands te verschalken en komen behouden te Parga aan. Hier worden zij met open armen ontvangen en met onbeschrijfelijke deelneming begroet en verpleegd. Vier dagen vertoeven zij er en herstellen hun krachten. Nu maken zij zich gereed tot den moeielijken terugtocht. Met nieuwen moed toegerust en rijk beladen met allerlei levensmiddelen aanvaarden zij de hachelijke reis... De vrouwen gaan in het midden... Aan de wakkerste mannen is de taak beschoren den kostbaren schat te verdedigen.... Maar kommervol staat aller gelaat, | |
[pagina 236]
| |
ook dat van de kloeksten. Zal het hun gelukken behouden thuis te komen, en de achtergeblevenen van een wissen dood te redden?... Daar wordt hun bericht dat twaalf honderd Turken hen wachten om hun den doortocht te betwisten. Het beslissende oogenblik breekt aan... Zij maken zich gereed tot een strijd op leven en dood met die overmacht. Doch de vijand deinst af. Medelijden schijnt hem te bezielen. Wellicht boezemden hem ook de vastberaden houding der bergbewoners en hun blik, waaruit de moed der wanhoop sprak, eenig ontzag in. Hoe het zij, de Soulioten trekken ongehinderd voort en komen behouden aan. - Nu ook verlevendigt zich de moed der verdedigers en met nieuwe kracht voelen zij zich toegerust. Ali woedde en tierde en raasde wel over het gelukken van den stouten tocht. Hij deed echter niets dan zijn bondgenooten tegen zich innemen en verbitteren. Verstoord op den pacha, knoopten enkelen hunner onderhandelingen aan met Photos en verklaarden zich bereid met hem gemeene zaak te maken. Zelfs werden er van weêrszijden gijzelaars gewisseld. Maar het goud van Ali bleek meer te vermogen dan de goede trouw. Door list en omkooping wist hij de zamenzwering te verijdelen en, wat meer zegt, zes der gijzelaars in handen te krijgen. Vier hunner deed hij terstond ophangen. De anderen, een broeder van Photos en de zoon van Dimos Drakos, een van de trouwste vrienden en wakkerste onderbevelhebbers van onzen held, spaarde hij. En waartoe? Hij wilde beproeven die twee mannen, in wier stoutmoedigheid de grootste kracht der Soulioten lag, voor zich te winnen. Goud noch beloften hadden iets gebaat. Welligt zou de vrees voor het leven hunner betrekkingen hen rekkelijker maken. Maar ook hierin bedroog zich de pacha. De trouw dier beide helden was beproefd. Zij wilden niet eens hun stamgenooten mededeelen dat de twee jongelingen nog in leven waren. Zij hielden ze immers toch reeds voor verloren. Want nimmer zouden zij zich laten overhalen in eenig verdrag met den eedbreker te treden. Photos riep een volksvergadering bijeen. ‘Zes onzer gijzelaars’, zoo spreekt hij, ‘zijn van het slot van Delvino naar Janina gesleurd en opgehangen en liggen daar nog onbegraven. Wij zullen hen wreken, maar laat ons eerst voor hen bidden!’ En degansche schare, trillende van aandoening, buigt op die woorden eerbiedig de knieën. En de priesters heffen de lijkzangen aan ter eere van de martelaren, die gevallen waren voor het vaderland. Ziethier hoe in een volkslied dit indrukwekkende tooneel is geschetst: ‘Een zwarte wolk hangt over Souli en Kiapha. Den ganschen dag heeft het geregend en den ganschen nacht gesneeuwd. Een bode verschijnt. Hij brengt droeve, sombere tijdingen. ‘Hoort, kinderen van Photos, pallikaren van Drakos, hoort! De trouwelooze Delvino heeft ons verraden: hij heeft onze zes kinderen overgeleverd. Vier hunner heeft Ali pacha gedood en de twee anderen in het leven gelaten, | |
[pagina 237]
| |
den zoon van Dimos Drakos en den breeder van Photos.”’ Op die woorden maakt een hevige smart zich meester van Photos en Drakos. Zij roepen den priester en ‘hef den lijkpsalm aan’ zeggen zij, ‘voor de pallikaren, voor de twee zoowel als voor de vier. Ook die zijn verloren! Nimmer heeft de tiran het leven aan een enkelen Soulioot geschonken! Iederen Soulioot die in zijn handen valt, houden wij voor een kind des doods!’ | |
IV.Nog grooter offer zou Photos brengen op het altaar des vaderlands en der vrijheid. Zijn eigen rang en aanzien aarzelde hij niet prijs te geven, zoodra die zelfverloochening van hem gevorderd werd in het belang zijns volks. Op zekeren dag verscheen in Souli een monnik, over wiens afkomst en naam een diepe sluier hangt.. Men noemde hem onder de bergbewoners Samuël. Hij zelf gaf zich de titels van: ‘het laatste oordeel’, ‘de bazipn die Jericho doet vallen.’ Blakende van liefde voor de vrijheid en vol vertrouwen op God, verkondigde hij in profetische taal dat de verlossing op handen was. Niets bracht zijn geestdrift aan het wankelen. Is het dan wonder dat hij eerlang een grooten invloed uitoefende op het licht ontvlambare gemoed der hooglanders? Photos zelf, beducht dat te eeniger tijd zijn Pallikaren de moed zou ontzinken, meende eigen grootheid en eer aan het welzijn des lands ten offer te moeten brengen. Wat zouden zijn strijdmakkers niet vermogen onder een hoofd als Samuël! Welke wonderen niet verrichten! Hij was dan ook terstond bereid afstand te doen van zijn hoogen rang, als hiermede de zaak der vrijheid werd bevorderd. Met echt Romeinsche grootheid en bewonderenswaardige zelfverloochening smeekt hij den raad der oudsten om hem te ontslaan, en wijst tevens Samuël tot zijn opvolger aan. Zijn verlangen wordt geerbiedigd. En de monnik ziet zich bekleed met het oppergezag in Souli, en spreidt eerlang krijgsmanstalenten ten toon, die een ieder met bewondering vervullen, en een persoonlijken moed, die de stoutsten verbaast. En Photos..... Niet langer bedwongen door de plichten aan zijn hoogen rang verbonden, geeft hij vrijelijk gehoor aan de stem zijner onversaagdheid en vermetelheid. Als eenvoudig soldaat neemt hij deel aan elke schermutseling. De eerste is hij steeds bij elk gevaar. Zijn roem verbreidt zich meer en meer. Zijn naam wordt steeds geduchter. Weldra wordt het zijnen makkers gewoonte om niet te zweren dan bij den sabel van Photos. ‘Als ik onwaarheid spreek, moge het zwaard van Photos mijn levensdraad afsnijden!’ - ‘Welk een wolk van ruiters en voetknechten!’ dus luidde een hunner krijgsliederen. ‘Zij zijn niet een- of twee- of drie-duizend man sterk, maar wel achttien of negentien-duizend. Laten zij maar komen, die oude Turken, en zien | |
[pagina 238]
| |
hoe de Soulioten oorlog voeren, en laten zij kennis maken met Photos' sabel!’ ‘Photos' zwaard,’ jammeren de Turken, ‘is rood geverwd van ons bloed! het heeft gansch Albanië in rouw gedompeld en alle moeders het harte verscheurd.’ Twee jaren verliepen er aldus, en nog stond Souli pal. Verschillende, met een gelukkig gevolg bekroonde uitvallen verlevendigden den moed der belegerden. Ali, teruggekeerd van een reis naar Adrianopel, waar hij door de Porte ontboden was, vond geen verandering in den toestand. Nauwer werd nu op zijn last de insluiting, gestrenger de blokkade. Toch ziet hij geen kans om de bergbewoners met geweld ten onder te brengen. - Nogmaals wil hij den weg der onderhandeling inslaan. Hij had van den sultan, die met leede oogen den steeds toenemenden voorspoed zijns machtigen vasals aanschouwd had en in de republiek van Souli een heilzaam en voortreffelijk tegenwicht voor diens aangroeiende macht meende te vinden, den last ontvangen om aannemelijke vredesvoorslagen te doen. De vizier veinst gehoor te geven aan dat bevel, en verklaart zich bereid een verdrag te sluiten. De omstandigheden zijn hem thans gunstiger dan ooit. Op een open oor meent hij te kunnen rekenen. Immers een treurig voorgevoel begon de dappere bergbewoners te beklemmen. De krachtigsten bezweken. Zij benijdden schier het lot van wie in den strijd gevallen waren. De herinnering aan al de ijselijkheden van den hongersnood, dien zij geleden hadden, deed de vastberadensten sidderen en verbleeken. Enkelen mompelden reeds van overgave. Ali weet dat. De kans is voor hem schoon. Hij zendt een bode met de gunstigste vredesvoorslagen. Maar hij eischt in de allereerste plaats, dat Photos Tsavellas het grondgebied der republiek verlaten zal, wien overigens de vrijheid werd gegeven om zich te vestigen waar hij verkoos. De vergadering der oudsten kwam bijeen om den afgezant te hooren. Photos zelf, om de vrijheid der beraadslaging niet te belemmeren, verscheen niet. Allen, waren ontmoedigd. Zij voelden zich niet langer in staat de ontberingen en rampen van den krijg te verdragen. Voeg hierbij dat Ali's goud op enkelen niet zonder invloed gebleven was; en men begrijpt lichtelijk dat men niet aarzelde in den voorslag te treden en, ondanks Samuëls tegenstand en bedreigingen, de schandelijke voorwaarde aan te nemen. De meerderheid beslist. Eenige weinigen verzetten zich te vergeefs tegen het besluit. Door dezen gevolgd, verlaat de monnik in allerijl de vergadering, en met het kruis in de eene, en het zwaard in de andere hand, snelt hij voort onder het aanheffen van den kreet: ‘wie getrouw wil zijn, volge mij! Voor het kruis, voor Griekenland en de vrijheid blijft mijn leus!’ Zijn machtige stem vindt ook nu nog ingang bij een goed deel dergenen, die met gespannen aandacht den afloop der beraadslagingen stonden af te wachten. Drie honderd Soulioten vol geestdrift en moed sluiten zich bij hem aan en werpen zich met hem in het fort van | |
[pagina 239]
| |
Kounghi, dat het dorp Kiapha bestreek, vast besloten zich tot den jongsten snik te verdedigen! Nu ontvangt Photos den last ter vergadering te verschijnen. Hij geeft aan die roepstem gehoor en treedt binnen. Een treurig voorgevoel bevangt hem, nu hij het stilzwijgen en de verlegenheid der oudsten ontwaart en de afwezigheid van Samuël en Drakos en enkele anderen zijner vrienden opmerkt. Dit alles spelt hem weinig goeds. De aanwezigen bewaren het stilzwijgen. Photos ziet hen beurtelings aan met vragenden blik. Men schijnt huiverig om het groote woord uit te spreken. Eindelijk staat een der oversten op en deelt Travellas het genomen besluit mede en smeekt hem om den wil des vaderlands dit te eerbiedigen. Onze held is als verstomd. Hij kan geen woorden vinden om de gevoelens, die zijn hart bestormen, uit te drukken! Nu eens gloeit zijn aangezigt van toorn en verontwaardiging bij de gedachte aan de ondankbaarheid zijner stamgenooten, dan weder verbleekt het op het denkbeeld van het gevaar, dat zijn dierbaar vaderland bedreigt. Besluiteloos staat hij daar! Ten laatste herneemt hij zijne kalmte en zelfbeheersching. Zijn hart bloedt, maar hij wil de grievende smart, die hem verteert, niet verraden. Schijnbaar bedaard vat hij het woord op. Hij schildert de onheilen, waaraan zij zich blootstellen, als zij vallen in den hun gespannen strik. - Te vergeefs! Niets baat! ‘Het besluit staat onberoepelijk vast!’ Nu kan hij zich niet langer bedwingen. ‘Welnu! ik zal gaan!’ dus barst hij los, ‘ik zal mij verwijderen. Na zóó dikwijls den dood in den strijd gezocht en mijn bloed gestort te hebben voor mijn vaderland, wil ik thans zijn welzijn niet op het spel zetten. Maar in den naam des hemels! waakt allen over het kostelijk pand dat ik u toevertrouw: het vaderland en de vrijheid! Duldt nooit dat de naam onzer vaderen onteerd worde!’ - Hij vertrekt. Weemoed en smart leest men in zijn mannelijk oog. Tranen biggelen over zijn bruine wangen. Zijne vrienden en verwanten volgen hem. Met vasten tred richt hij zijn schreden naar de ouderlijke woning. Op den drempel van het huis blijft hij een oogenblik vertoeven en wenkt de zijnen hem alleen te laten. Men eerbiedigt zijn verlangen in de meening, dat hij een laatst vaarwel wil zeggen aan zoovele hem dierbare herinneringen. Photos gaat naar binnen. Eenige oogenblikken snellen voorbij!... Daar verneemt men een dof geluid!... Een rookwolk stijgt op uit het dak en weldra staat het gansche huis in lichtelaaie vlam.... Met een doodsbleek gelaat treedt Photos naar buiten. ‘De woning der Tsavellassen zal nooit door de tegenwoordigheid van één Turk ontheiligd worden!’ roept hij uit. Een laatste groet aan de zijnen, en hij snelt voort, gevolgd door 25 dappere pallikaren, die hun overste willen beschermen tegen de gevaren, die hem wellicht buiten het land der klepten wachten. Zijn zuster Chaïdos, de waardige dochter eener dappere moeder, voegt zich bij Samuël en sluit zich met dezen op in | |
[pagina 240]
| |
het klooster der Heilige Veneranda, dat, op de bergspits van Kounghi gelegen, door den monnik in een forteres herschapen is.
Maar nauwelijks heeft Souli zijn heldhaftigen verdediger in ballingschap gezonden, of Ali gelast zijn afgezant de onderhandelingen te rekken. Te gelijker tijd doet hij Tsavellas uitnoodigen om naar Janina te komen en met hem de zaken van Souli te regelen. De pacha verlangde, dus luidde de boodschap, dat het verzoeningsverdrag geteekend werd door den man, wiens dapperheid hij zóó hoogelijk waardeerde. Heimelijk hoopte hij dat de klept deze gelegenheid zou aangrijpen om zich op zijn ondankbaar vaderland te wreken. Doch hierin bedroog hij zich. Photos liep niet in den val. Hij kende te goed het valsche karakter des viziers, in wiens kerker hij reeds eenmaal had verzucht. Niet eens verwaardigde hij zich zelfs om hem eenig antwoord te zenden en maakte reeds aanstalten tot zijn vertrek naar de Jonische eilanden, toen zijn voormalige medeburgers hem smeekten gehoor te geven aan de uitnoodiging des pacha's en als bemiddelaar op te treden. - Nogmaals besloot Photos alles te wagen voor zijn vaderland, dat met zulk een ondank zijn diensten had vergolden. Wèl was hij het zich bewust dat hij zijn leven op het spel zetteen, eenmaal in de machtzijns aartsvijands, niet licht het leven er zou afbrengen. Toch gaat hij; zijn vaderland roept. En dit is hem genoeg. Hij gehoorzaamt. - En weldra bevindt hij zich voor de muren van Epirus' hoofdstad. Maar welk een ontvangst! Schitterende, verblindende pracht omgeeft hem. Met geschenken ziet hij zich overladen; de grootste onderscheiding valt hem te beurt. Allerlei vleierijen hoort hij zich toevoegen. Bij dit alles blijft hij nochtans kalm en koel. Te vergeefs verspilt Ali aan hem al de kracht der verleiding en heeft hij voor hem de zoetste woorden veil. Eindelijk legt de vizier het masker af en spreekt onverholen zijn wensch uit: ‘Souli moet de wapenen nederleggen en zich overgeven. Photos zal hierin den Turk de behiilpzame hand leenen!’ ‘Vóór mijn vertrek,’ dus luidde het antwoord, ‘had ik wellicht dit met gunstigen uitslag kunnen beproeven. Souli stelde nog in mij vertrouwen. Thans, nu ik uwen drempel overschreden heb, zal men in mij een verrader zien en geen geloof slaan aan mijn woorden!’ ‘Welnu,’ herneemt de pacha,’ laat dan uw gansche huis en al wie u volgen willen Souli verlaten. Ik zal uwe verwanten de woonplaats afstaan, die ze begeeren. In gansch Epirus kunnen zij vrijelijk reizen en trekken. En dan, dit beloo ik u’, voegt hij er bij met onheilspellenden blik, ‘en dan zullen de achtergeblevenen uw lot benijden!’ Een straal van hoop verrijst voor Photos' blik. Hij stemt in den voorslag toe en geeft zijn woord van eer om, hoedanig ook de uitslag van zijne zending zijn mocht, naar Janina terug te keeren. Te Kiapha aangekomen, schilderde hij zijn landgenooten het wis verderf, waarmede zij bedreigd werden en deelde hun mede, dat Ali | |
[pagina 241]
| |
slechts bedacht was op hun ondergang en hen misleidde. - De blinddoek viel thans den dwazen van de oogen. Zij begrepen het maar al te duidelijk dat zij alle hoop op een eerlijken vrede moesten laten varen. Hun restte niets anders dan de strijd met den huichelaar en ellendigen verrader. Zij smeeken Photos af te zien van zijn voornemen om naar Janina terug te gaan. Zij belijden hun schuld jegens hem, en bidden hem om vergiffenis en dringen hem om bij hen te blijven en hen niet te verlaten, en beloven zijn huis te herbouwen en hem op nieuw met het oppergezag te bekleeden. - Een oogenblik staat Photos besluiteloos. Hij is op het punt van het oor te leenen aan de smeekbede, die men tot hem richt. Maar zijn eed bindt hem. Wei betreurt hij zijn gegeven woord. Doch hij wil de vlek van trouweloosheid niet op zich laden. Voor een treurige noodzakelijkheid buigt hij het hoofd, en brengt als een andere Regulus, met bloedend hart en ware grootheid ook dit offer! Zijn stamgenooten zijn gewaarschuwd. De blinden zijn helderziende geworden. Hij heeft zijn doel bereikt, en vertrekt, zonderzelfs, om Ali's argwaan niet op te wekken, Samuël te gaan zien en Chaïdos te omhelzen! Maar op het oogenblik dat hij zijn vaderland verlaat, brengen dezen van de wallen der heilige Veneranda, den geliefden broeder envriend, door het lossen van het geschut, een jongsten afscheidsgroet. | |
V.Bij zijn terugkomst in Janina zag Photos zich, met verkrachting van alle wetten der gastvrijheid, in de kerkerholen der citadel geworpen. Zijn trouw aan het eens gegeven woord, wel verre van den tiran bewondering in te boezemen, gaf dezen de gelegenheid zijn wraakzucht bot te vieren en op den edelen polemarch zijn teleurstelling te wreken. Weken lang kwijnt de klept weg in de vochtige, bedompte gevangenis. Toch weet hij nog de gelegenheid te vinden, - de legende verhaalt door middel van de dochter zijns cipiers, die voor hem een groote liefde had opgevat, - om den zijnen moed in te spreken en te berichten dat de vizier zijn leven ongedeerd zou laten en den Soulioten alléén vrees wilde aanjagen door de gestrengheid, waarmede hij hem behandelde. Hij smeekte hen tevens nimmer in eenige onderhandeling met den trouwelooze te treden, ‘veel minder ten gevalle zijner in vrijheidstelling iets toe te geven of in te willigen.’ Maar in het geheim verzocht hij Samuël zijner in den gebede to gedenken, want hij was het zich maar al te zeer bewust: ‘niets ter wereld zou hem levend zijn kerker doen verlaten!’ Doch het was geenszins in Ali's belang om zijn tegenstander te dooden. Op die wijze sloot hij voor zich den weg der onderhandeling af, en deze stond hem vooralsnog alleen open, gebonden als hij zich gevoelde door den last des sultans. - Een onverwachte gebeurtenis echter deed dien last opheffen. De fransche korvet l' Arabe had op de kust ten behoeve der Soulioten krijgsbehoeften gelost. De pacha | |
[pagina 242]
| |
bericht dit terstond naar Constantinopel en beschuldigt de bergbewoners van de hulp der Franschen te hebben ingeroepen om Griekenland in opstand te brengen. Nu ook ziet Ali zich de handen vrij gelaten. Op bevel der Porte roept hij alle volgelingen des profeten te wapen tegen de christenhonden. En weldra rukt hij met 20.000 man op tegen de bergbewoners, wier ondergang thans onvermijdelijk schijnt! Maar bij het naderen des gevaars stijgt der Soulioten geestdrift ten top. Samuël plant de banier des kruises op de wallen der heilige Veneranda en roept alle zonen Griekenlands ten strijde. Steeds hoopt hij op een geschikte afleiding van de zijde der Hellenen, en vestigt zich tevens zijn oog op Europa en met name op Rusland, dat den woesten Turk zal terugdrijven naar Azië en nog altoos droomde van een nieuw Byzantijnsch rijk. - Met vernieuwden moed ontbrandt de strijd. Met uitstekend geluk kampen de bergbewoners. En wellicht hadden zij den vijand wederom doen afdeinzen, had niet het vuigst verraad de krijgskans ten hunnen nadeele eensklaps beslist. - Omgekocht door Ali's goud leverden twee oversten Groot-Souli in diens handen. - Kiapha is thans alleen nog vrij. Samuël hijscht zijn vlag op zijn sterkte en laat het geschut donderen en de alarmklok luiden en noodigt alle bergbewoners uit zich om hem te scharen. - Maar de Turken vernauwen het net der belegeringswerken en verschansen zich op de punten, die zij door verraad in hun bezit hadden gekregen. - Met den moed der wanhoop wordt Kiapha, het palladium van der Soulioten vrijheid, verdedigd. Niet dan over hun lijken, dit zweren zij, zal de vijand zich den toegang derwaarts banen! - En als de mannen bezwijken van vermoeienis en uitputting, dan nemen de vrouwen hunne plaatsen in en verdedigen de wallen en doen de uitvallen met denzelfden moed en dezelfde onverschrokkenheid als hare echtgenooten en broeders. Maar helaas! een andere vijand, die van het begin af hen dreigend had aangegrijnsd, hernieuwt ook thans zijn aanval met woedende en onwederstaanbare kracht. De honger treft met zijn scherpe klauwen de kloeke verdedigers.
Doch te lang reeds verloren wij onzen held uit het oog, die weg kwijnde in het vochtige kerkerhol. Bij zijn zwaar lichaamslijden voegde zich felle zielesmart. Dag aan dag verneemt hij de bijzonderheden van den strijd. Op die wijze folterde hem zijn beul. Het gepleegde verraad der oversten perste hem heete tranen uit de oogen of ontlokte hem bittere wanhoopskreten. Hoe verwenschte hij niet zijn machteloosheid! Hoe weende hij niet over zijn vaderland! Met rassche schreden zag hij den dag naderen, waarop Souli ophouden zou te bestaan! Daar wordt hij voor den pacha geroepen. Uitgeteerd, vermagerd, bleek staat hij voor zijn vijand. Ontmoedigd door den hardnekkigen tegenstand, wil deze een laatste poging wagen om zijn doel te bereiken | |
[pagina 243]
| |
door middel van Photos. Misschien zal de gevangene thans rekkelijker zijn en elk middel aangrijpen om van zijn boeien te worden ontslagen. Maar eerst moet hij als onderpanden en borgen zijner trouw zijn vrouw en kinderen ontbieden. - Photos weet dat hij de geliefden aan een wis verderf blootstelt. Hij deinst evenwel niet terug. De stem des bloeds zwijgt, waar die des vaderlands spreekt. De betrekkingen komen. En onze Klept neemt op zich om zijne verwanten over te halen Kiapha te verlaten en ontvangt daartoe een vrijgeleide voor driehonderd personen. Met gejuich ontvangen hem zijn broeders. De lucht weêrgalmt van de vreugdekreten, waarmede zij hem welkom heeten in hun midden. Photos roept de oudsten op ter vergadering. Hij wil hun het plan mededeelen dat hij beraamd had tot heil des lands. Hoewel bij de gedachte daaraan zijn hart bloedde, toch wil hij het volbrengen. ‘Daar is geen tijd te verliezen’, zegt hij: ‘Ali heeft mij op vrije voeten gesteld om u in een schikking te doen treden, die den strijd ten zijnen gunste beslissen zal. Ik heb beloofd met mijn ganschen stam de bergen te verlaten. Mijn vrouw en kinderen zijn te Janina in de macht des tirans achtergebleven. Maar dat doet hier niets ter zake! - De tijd is gekomen dat we Ali's trouwelooze plannen kunnen verijdelen. Ik heb een vrijgeleide voor 300 personen. Laat ons evenveel vrouwen, kinderen en grijsaards, die niet bestand zijn tegen de vermoeienissen van den oorlog en die onzen geringen voorraad uitputten, in de plaats mijner pallikaren doen vertrekken. Ik neem op mij hen in veiligheid te brengen en keer dan weder om met u te strijden. Maakt spoedig de noodige toebereidselen, opdat de gansche zaak haar beslag erlange, voordat de pacha er iets van vermoedt!’ Photos' voorslag vindt grooten bijval en wordt gretig aangenomen. En niemand denkt aan het lot der arme vrouw en kinderen des polemarchs, die onherroepelijk verloren zijn! Onze held, beschermd door het vrijgeleide, begeeft zich naar Parga om alles in gereedheid te brengen voor de ontvangst der bannelingen. Maar er verloopen eenige dagen, eer de vereischte maatregelen genomen zijn. Te vergeefs dringt hij aan op spoed. Tegenwind belet den naar Corfu tot den gouverneur gezonden bode om weder te keeren. De tijd snelt om! Photos durft niet langer dralen. In allerijl vertrekt hij dan ook, misleidt door zijn vastberaden houding den turkschen bevelhebber, die reeds argwaan begon te koesteren en hem wilde gevangen houden, en komt te Kinpha terug. - Helaas! te laat! te laat! - Alle hoop is reeds vervlogen, alles is verloren... Welk een bittere teleurstelling!... Een ander overste had in dien tusschentijd het oor geleend aan Ali's verleidende stem en diens plannen helpen uitvoeren!.... Tweehonderd strijdbare mannen hebben bereids het gebergte verlaten! - Verdeeldheid en twist heerschen onder de Soulio- | |
[pagina 244]
| |
ten. Honger en uitputting maken de sterksten zwak. Reeds heeft men het besluit genomen om den volgenden dag Kiapha over te geven! - Hachelijk is het oogenblik. Geen tijd heeft Photos te verliezen, wil hij niet in de handen vallen van zijn tegenstander, wiens gloeiende haat thans niet eens meer met de onderwerping van Souli gebluscht zijn zou. - Hij neemt dus een kloek besluit en ijlt naar de heilige Veneranda. Daar hebben zich 600 onomkoopbare getrouwen geschaard om Samuël's vaandel, bereid hun laatsten druppel bloeds te storten voor de zaak der vrijheid, die helaas! en voor dat oogenblik reddeloos, verloren is! - Kiapha gaat dan ook den volgenden dag over. Het laatste bolwerk der Soulioten is thans aan de beurt: een in een citadel herschapen klooster! De 7de Dec. 1803 breekt aan. Ali, die in eigen persoon de kroon der overwinning wil wegdragen, snelt toe, zonder zich te Groot-Souli of te Kiapha een oogenblik op te houden, plaats zich aan het hoofd zijner troepen en slaat het beleg voor de heilige Veneranda. Acht-en-veertig uren wacht hij eer hij het waagt storm te loopen. Hij laat eerst een donderende opeisching doen aan de belegerden en dreigt hen in stukken te zullen houwen als zij de wapenen niet nederleggen. ‘Kom ze halen!’ is het lakonische antwoord, den afstammelingen van Leonidas waardig. Eindelijk wordt het bevel tot de bestorming gegeven. De pacha poogt door de schitterendste beloften aller moed aan te wakkeren. Te vergeefs! De Soulioten hadden niet stil gezeten en wachten de aanvallers niet af op hun wallen. Photos, aan het hoofd van een deel zijner Pallikaren, stort zich op den vijand. Een hevig, bloedig gevecht vangt aan, een gevecht van man tegen man. Iedere Soulioot wondt of werpt een Turk in den afgrond. Maar telkens doet Ali versche troepen aanrukken. - Zeven uren lang duurt de hachelijke en ongelijke strijd. De karabijnen der belegerden zijn eindelijk ten gevolge van het menigvuldige losbranden, gloeiend en dus onbruikbaar geworden. Dit ontmoedigt de dappere bergbewoners nog niet. Zij zetten het gevecht voort met steenworpen. De bezetting van de citadel mengt zich in den strijd. Zij stort rotsblokken en boomstammen op de turksche troepen. Eindelijk deinzen dezen dan ook af en trekken in verwarring met zwaar verlies terug naar Kiapha, onder de vreugdekreten en uitjouwingen der overwinnaars. De zege verbleef dan op nieuw den Soulioten! Helaas! zij stelde slechts hun ondergang korten tijd uit. Iederen dag kreeg Ali's leger versterking en toevoer van alle benoodigdheden. De blokkade duurt nog eenige dagen voort. De pacha, teruggekeerd naar Janina, raast en tiert en is buiten zich zelven van woede. Wee dengene, die een woord van deelneming of bewondering voor de arme doch heldhaftige Klepten durfde spreken! Een zijner vrouwen doodde de wreedaard om die reden met eigen hand! Nog zeven bange dagen houden de verdedigers vol. Photos, Sa- | |
[pagina 245]
| |
muel, Chaïdos schragen door hun voorbeeld aller moed. Nacht en dag doet onze held verschillende bloedige uitvallen. Hij kent vermoeienis noch gevaar! - Doch de honger is een scherpsnijdend zwaard. Niet alleen hebben de Soulioten gebrek aan levensmiddelen, maar zelfs aan water. Slechts de regen lescht hun dorst. Spoedig zien zij echter ook deze hulpbron verdroogen. Nu nemen zij sponzen, waarin zij een kogel wikkelen, en laten deze aan lange koorden gebonden, van de rotsen nederzakken in den Acheron om op die wijze zich eenig vocht te verschaffen en daarmede de gekwetsten, de vrouwen en kinderen te laven. Toch blijven zij nog wederstand bieden. Toch geven zij den strijd nog niet op. Hun laatste stuiptrekkingen getuigen van groote, bewonderenswaardige zielskracht. - Eindelijk echter zijn zij van alles ontbloot en ten einde raad. Geen redding komt er opdagen! Te vergeefs hebben zij gehoopt op de tusschenkomst van Europa, dat ten prooi aan allerlei verwikkelingen en bezocht door den demon des krijgs, geen gelegenheid vond zich in de zaken van anderen te mengen. Zelfs Griekenland bleef doof en blind voor hun lijden en waagde het niet hun te hulp te snellen, of ten minste den vijand op eenigerlei wijze af te leiden. Nu ontzinkt den bergbewoners de moed. Trouwens, geen kracht bezitten zij zelfs om hun karabijnen te hanteeren. Als bleeke schimmen waren zij rond in de benauwde veste. Te vergeefs roept Samuel den bijstand des hemels in; te vergeefs smeekt hij om uitkomst! - De laatste dag van Souli's bestaan is aangebroken! Een stem uit het volk spreekt van overgave. Die stem vindt weêrklank. Men dringt Photos om te onderhandelen. ‘Uit medelijden met de ouden, met onze vaders en moeders, met de kinderen! Niet om ons, om hunnentwil, onderhandel!’ Dus roept men van alle kanten. - Nu ook mag Photos zich niet langer tegen den algemeenen wensch verzetten. Hij wil pogen een eervolle kapitulatie te verwerven en van den turkschen opperbevelhebber vrijen aftogt met wapens en bagage en de teruggave van zijne te Janina gevangene betrekkingen bedingen. Onbekend met den nood der bergbewoners en hunkerende naar het einde des strijds, dat hem veroorloven zou het koude gebergte te verlaten en naar zijn warme woning terug te keeren, stemt de Turk in den voorslag toe en sluit een wapenstilstand. En den 15den Dec. 1803 teekent hij het verdrag, waarbij den Christenen het leven, de eer en de vrijheid toegestaan worden en zij het verlof erlangen om hun wapenen mede te nemen. Eenige uren later breekt het oogenblik van scheiden aan. De eerbiedwaardige Klepten, overwonnen niet door het zwaard der Turken, maar door den honger en door het verraad, trekken af. - Daar dalen zij, voorgegaan door hun priesters, snikkende en weenende langzaam van hun rotsen af, en brengen een laatst vaarwel aan de geliefde plek, waar de assche rust hunner vaderen en waar hun wieg | |
[pagina 246]
| |
eens stond. Zij hebben weldra de vier dorpen achter den rug en houden stand aan den voet van het gebergte..... Hier loopen hun wegen uiteen. In drie verschillende afdeelingen verspreiden zij zich. De talrijkste, onder het geleide van Photos en Drakos, trekt naar Parga. In het midden gaan de vrouwen en kinderen.
Souli heeft nu opgehouden te bestaan! Dit meent Ali. Maar al weder bedriegt hij zich. Nog enkele Soulioten zijn er overgebleven, die geen deel namen aan de kapitulatie en bereid zijn hun leven ten offer te brengen voor het vaderland en voor hun broeders. Om dezen de gelegenheid te geven veilig en ongehinderd af te trekken en den vijand te beletten, zoo hij dit van zins mocht zijn, met verbreking van zijn woord, hen te achtervolgen, weet Samuël met slechts vijf mannen den Turken de handen vol te geven. 48 uren lang houden zij zich in de heilige Veneranda staande. Voet voor voet verdedigen zij den grond. Wonderen van dapperheid worden er door hen bedreven. Eindelijk moeten zij wel bezwijken voor de ontzaglijke overmacht! De laatste verschansing, waarin zich het kruidmagazijn bevindt, is bereikt!... De vijand stormt er juichend binnen!... De zege is hem!... Maar op hetzelfde oogenblik hoort men een vreeselijken knal.... Een zware rookwolk stijgt omhoog.... Het gebouw stort donderend en krakend ineen!... Heinde en ver worden stukken steen en balken, verminkte lijken weggeslingerd.... Samuël heeft den brand in het kruid gestoken. Met den vijand vliegt hij in de lucht, nadat zijne vijf makkers in de gelederen der Turken een eervollen dood hadden gevonden. Dit einde zet waardiglijk de kroon op de heldhaftige verdediging. In een volkslied is het aldus bezongen: ‘Een vogel vloog van Souli! Zijn oogen zwemmen in tranen! Zijn vleugels zijn zwart. De Parginoten vragen hem: - ‘Kleine vogel! van waar komt gij? Waarheen gaat gij, kleine vogel?’ ‘Ik kom van Souli en trek naar Frankenland! - ‘Brengt ge goede tijding mede, kleine vogel? Slechte tijding! Souli is genomen! de monnik is verbrand!’ | |
VI.Photos bereikt met de zijnen Parga. Toch niet zonder in groot gevaar geweest te zijn. Een bende Turken die in last had om hem levend of dood naar Janina te voeren, zette hem na. In weêrwil van den spoed, dien hij had gemaakt, werd hij achterhaald. Reeds naderde hij de. grenzen van het bevriende grondgebied van Parga, dat de Turken niet durfden schenden, toen hij zich eensklaps zag besprongen. De moedige Klept wanhoopt evenwel niet. Het leven, ver van | |
[pagina 247]
| |
zijn vaderland, had voor hem alle bekoorlijkheid verloren. Hij is bereid het ten offer te brengen voor zijne vrienden. - Op zijn bevel spoeden dezen zich voort. Hij zelf houdt inmiddels met zeven dappere Pallikaren de woeste bende eenige oogenblikken staande. Nauwelijks ziet hij zijn landgenooten in veiligheid, of al strijdende wijkt hij ook terug. Zijn trouwe makker Drakos dekt hem meer dan eens met zijn eigen ligchaam. En Photos ontsnapt gelukkig met zijne afdeeling aan de lagen zijns verbitterden vijands. De andere bannelingen waren niet zoo gelukkig. Bijna allen werden achterhaald. Vreeselijk woedde Ali tegen hen. Mijn hart beeft van ontzetting en afschuw, als ik denk aan de wraak des woestelings, die zóólang gedorst had naar het bloed der edele bergbewoners. Bij stroomen vloot dan ook hun bloed. De ijselijkste en walgelijkste tooneelen grepen er plaats. Galgen en spitspalen en andere marteltuigen waren acht dagen lang in werking. Van Souli bleef geen spoor over. Het lust mij niet in bijzonderheden te treden.... Volgen wij veel liever nog even onzen held.... Hij vestigde zich met de zijnen op Corfu, waar de Russen hem eenig land afstonden ter bebouwing. Maar de Klepten hadden hier geen rust. Het kalme leven des landmans trok hen niet aan. Weldra verspreidden zij zich naar verschillende deelen van Europa. Van dit oogenblik af verliezen wij Photos uit het oog. Er ligt een sluier over zijn verder leven. Wij weten alleen nog dat hij in Russischen krijgsdienst trad. Zeker niet uit sympathie voor het Russische régime, maar veeleer uit haat tegen de Turken, als wier bitterste vijanden de Russen beschouwd werden en nog altoos beschouwd worden, en wien hij dus gaarne zijn arm wilde leenen. De toenmalige toestand van Europa verschafte hem ongetwijfeld de gelegenheid om zijn krijgsmanstalenten ten toon te spreiden en te doen waardeeren. Na verloop van weinige jaren keerde hij echter terug naar Corfu, met het plan om op nieuw de oorlogstoorts in zijn vaderland te ontsteken. Hij slaagde evenwel hierin niet. Kort na zijne aankomst blies hij op Corfu den laatsten adem uit. Daar rust zijn overschot!
De dierbaarste wenschen van den Klept bleven dus onvervuld! - IJdel was zijn lijden en strijden geweest voor de onafhankelijkheid zijns vaderlands!... Zoo scheen het. Ook Photos geloofde dit wellicht in zijne stervensure. En hoe moet die gedachte dan zijn einde niet verbitterd en zijn groot hart gefolterd hebben! ‘Wanhoop niet, o Photos!’ zouden wij hem toen toegeroepen hebben, ware ons daartoe de gelegenheid geschonken. ‘Nooit arbeidt men te vergeefs aan de zaak der vrijheid, noch op stoffelijk noch op geestelijk gebied! Nimmer wijdt men haar geheel vruchteloos zijn leven en krachten! Ook gij hebt niet te vergeefs voor haar gestreden!’ | |
[pagina 248]
| |
En zoo sprekende, wel verre van ons zelven te bedriegen of te vleien met een ijdele hersenschim, zouden wij juist geprofeteerd hebben. Immers, ware Photos een langer leven geschonken geworden, wat had hij kunnen aanschouwen? Vraagt het aan de ouden van dagen, die vóór vier decenniën met zooveel innige deelneming en onverdeelde toejuiching den heiligen bevrijdingskamp hebben gadegeslagen, een kamp, waarvan de beschrijving alleen de teêrste snaren van het hart van ons, jongeren, doet trillen. Ja, sneller vloeit ons het bloed in de aderen en hooger klopt ons de borst, als we die schoonste bladzijden uit de geschiedenis van onze eeuw lezen, bladzijden, die ons met de verbeelding verplaatsen in de dagen, dat de graven der Leonidassen en Miltiadessen zich schenen te openen om het heldenstof, hetwelk zij bevatten, met nieuw leven bezield, aan het vaderland terug te geven; dat alle zonen Griekenlands uit hun doodslaap verrezen en hun armen, te lang reeds bewegingloos uitgestrekt en verstijfd, zich ophieven en het zwaard, gedurende zóóvele eeuwen als vastgeroest in de schede, zich ontblootte en flikkerde met denzelfden glans als bij Marathon; in de dagen, dat de kreet van ‘vrijheid!’ als uit één mond door het gansche volk aangeheven, den grond deed daveren en schudden, en trillen en dat die Godgevallige leus in gansch Europa weêrklank vond en van alle kanten de wakkerste mannen deed toestroomen, die, gelijk Lamartine zegt, kwamen: ‘Briser les fers usés, que la Grèce assoupie
Agite en s'éveillant sur une race impie!
Et voir dans ses sillons, inondés de leur sang,
Sortir d'un peuple mort, un peuple renaissant.’
Die wedergeboorte van Griekenland, Photos Tsavellas heeft haar voorbereid. Hij baande haar den weg. Aan hem toch hebben de Hellenen de ontwikkeling van hun dorst naar vrijheid en onafhankelijkheid te danken. Uit zijn heldhaftig verzet leerden zij de zwakheid kennen hunner onderdrukkers. Aan de talrijke, telkens aangroeiende legerbenden eens machtigen en onverzoenlijken pacha's kon het immers gedurende een tijdvak van drie jaren niet gelukken om 15 à 1800 man ten onder te brengen! - Slechts tengevolge van verraad en uitgeput door den honger waren dezen bezweken.... Maar daarenboven! De geest van Photos Tsavellas stortte zich uit over gansch Hellas en deelde zich mede aan zijn landgenooten. Het voorbeeld des grooten polemarchs trok hen onwederstaanbaar aan, bezielde hen met nieuwen moed, en deed allengs bij hen het voornemen ontwaken en rijpen om het gehate juk, waaronder zij zich moesten krommen, af te schudden, de slavernij waaronder zij smachtten te | |
[pagina 249]
| |
verbreken, het erfdeel hunner vaderen te heroveren, en zich te verheffen tot den rang van een vrij volk! De genius des opstands daalde aldus langzamerhand van het gebergte af op de vlakten en in de steden. En toen de arme bannelingen van Souli, overal in Europa verspreid, door het verhaal hunner jammeren en ellende, en van hun dapperen wederstand, eindelijk een algemeene geestdrift hadden opgewekt voor het lot van Hellas' verdrukte en door het brandmerk der slavernij misvormde zonen, - toen ook barstte het vuur des opstands in lichtelaaien gloed uit, het vuur dat tot dusver nu eens even opgeflikkerd had maar terstond door driest geweld en met de ijzeren hand der overmacht was bedwongen, dan weder elders op nieuw ontvlamde, doch bij gebrek aan de noodige brandstof verflauwde en allengs schijnbaar wegstierf. Weldra bestraalde het gansch Griekenland! En het morgenrood van den dag, door Photos Tsavellas voorbereid, verrees; de dag van Griekenlands wedergeboorte brak aan. En moge ook die wedergeboorte niet geheel volledig zijn geweest; en laat ook Griekenlands inwendige toestand, zooals dit wel te verklaren is bij een natie, die zich geheel, na eeuwenlangen druk, moet organiseeren, nog veel te wenschen over; moesten ook Epirus en andere gewesten tot heden in de macht der Turken blijven, - ook hier geldt het: ‘eerst het kruid, daarna de aar, eindelijk het volle koren in de aar.’ Het door den Klept uitgestrooide zaad verstikte niet. Reeds droeg het rijke vruchten. Eerlang nadert het door hem aangevangen werk zijn voltooiing. De teekenen des tijds zijn welsprekend en overtuigend. Het bouwvallige Ottomanische rijk waggelt op zijn grondslagen en schijnt zijn ondergang nabij. De wederzijdsche naijver der groote mogendheden alleen hield het nog in stand. Maar de zieke man is krank ten doode! De kunstmiddelen die zijn leven rekken verliezen langzamerhand hun kracht. Onheilspellende wolken vertoonen zich dreigend aan den gezichtseinder. De Christenbevolking der aan zijne macht onderworpen gewesten keert tot zichzelve in en verzamelt hare krachten. Het vuur des opstands is reeds uitgebarsten op het eiland Creta, en is op het punt van over te slaan naar het vaste land. Daar ook bleken des Sultans legers onmachtig om den geest der vrijheid te bedwingen. Daar ook hebben tooneelen plaats, die ons met diepe bewondering vervullen, en aan de verdediging van Souli herinneren. Daar offert men goed en bloed op voor het vaderland. Europa ziet zich als gedwongen de Oostersche kwestie tot oplossing te brengen...... De Halve maan verduistert. Welhaast, als de omstandigheden gunstig zijn, zal zij ondergaan in ons werelddeel, en ziet zij zich terug gedreven naar het Oosten, waar zij is opgegaan en thuis behoort. En dan, dan ook zullen de verwachtingen zich verwezenlijken, in meer dan één volkslied uitgesproken, verwachtingen die het hart van elken Griek, van | |
[pagina 250]
| |
iederen Epiroot in blijde geestdrift doen ontgloeien.... ‘Gansch Griekenland zal vrij zijn en geen Turk ergens meer worden aangetroffen, noch in Epirus, noch elders!’ Mogen wij dien heugelijken dag spoedig aan de kimmen zien verrijzen! Welke zoon of dochter van het vrije Nederland zal zijn aanbreken niet met de innigste vreugde begroeten?.... Dordrecht. |
|