Gelijk Poelman's leerredenen, zoo heeft ook het geschrift van prof. Muurling, mede in 1865 uitgekomen, zijn weg reeds gevonden. Men heeft algemeen hulde gebracht aan den gemoedelijken ernst, waarmede de hoogleeraar in den vooraan geplaatsten brief aan zijn vriend Amshoff zijne verandering van zienswijze op theologisch gebied bespreekt. Hulde heeft men ook gebracht aan de helderheid, waarmede hij in korte stellingen zijne denkbeelden over Jezus Christus, het Evangelie, het christendom en de Evangeliebediening geformuleerd heeft. Ik weet op dit oogenblik geen ander geschrift te noemen, waarin een moderne opvatting van de christelijke godsdienst, in een klein bestek, zoo duidelijk als hier geschiedt wordt voorgedragen en toegelicht. En de geest die allerwege, en vooral in hetgeen Muurling over de Evangeliebediening schrijft, doorstraalt is de beminnelijke geest van Jezus. Belangstellenden, aan wier aandacht dit geschrift van Muurling tot nog toe ontging, zij de opzettelijke overweging er van met nadruk aanbevolen.
De ‘Bibliotheek van moderne Theologie’ bevat nu reeds zeven boekdeeltjes.
Het achtste, waarvan drie afleveringen voor ons liggen, behelst reeds, onder meer, een verhandeling van E. Burnouf over ‘de wetenschap der godsdiensten’, en eene van onzen Réville over ‘Apollonius van Tyana, den heidenschen Christus van de derde eeuw, en het hof der Severussen’. Deze bibliotheek vindt meer en meer ingang; zij dingt naar een eerste plaats onder de meest gezochte lectuur van leeraars en gemeenteleden, wier ontwikkeling van verstand en hart de behoefte deed geboren worden aan het licht, dat onze tijd doet opgaan over het wezen en de geschiedenis van godsdienst en christendom. De heer Maronier blijft onveranderd gelukkig in de keus van de uitheemsche opstellen, waarvan hij, ten behoeve zijner Bibliotheek, de vertaling onderneemt. En die vertaling is inderdaad zonder uitzondering voortreffelijk. De heer Roorda van Eysinga noemde onlangs, in ‘Nieuw en Oud’, deze Bibliotheek ‘een verzameling van meesterstukken uit de literatuur der moderne theologie, door den heer Maronier met zorg uitgekozen en weêrgegeven in eene taal, die met de welsprekendheid van het oorspronkelijke wedijvert’. Ik ben overtuigd, dat het reeds groote aantal vrienden van deze Bibliotheek met dat juiste oordeel instemmen. Vooral zij zullen het doen, die de belangrijkste opstellen niet slechts eenmaal lezen, maar herlezen en overdenken.
v.b.