Met vlekjes..... toch te prijzen.
De hut op de heide. Eene novelle van H. Uden Masman, predikant te Groningen. Voor rekening van den schrijver. Groningen, P. Noordhoff, 1865.
Een Duitsch kunstregter stelt aan de novelle den eisch, dat zij niet slechts een fragment uit eenig leven in krasse en scherpe omtrekken voorstelle, maar dat zij tevens de uitdrukking zij van eene meening of stelling van den schrijver, welke hij daarin door woord of daad in het licht plaatst en aandringt. Het eerste onderscheidt haar van den roman, gelijk het laatste den grenslijn trekt tusschen haar en de vertelling. De novelle moet alzoo de caraçtère zijn, en vordert een dieper indringen in het wezen van menschen en dingen. Aan die eischen is hier vrij wel voldaan. De gekozen stof is uitnemend geschikt voor soortgelijke behandeling. Zonder al te grove onwaarschijnlijkheden opeen te stapelen, zijn de lotgevallen der personen belangwekkend genoeg, die personen zelven zijn ook belangwekkend genoeg, mogen zij iets geëxalteerds hebben, en in hun denken en doen toonen zij zich als luî van ons volk en slach. En waarlijk, het is geen kleine verdienste, dat men van een product der romantiek mag zeggen: zóó kan het!
Een vroeger welgezeten burger in eene onzer groote koopsteden ziet zijne zaken verachteren en begeeft zich met de rest van zijn vermogen naar een dorp in eene landprovincie, waar hij nog eene bezitting heeft. Maar ook daar wacht den onervarene teleurstelling en tegenspoed, zoodat hij in nood verkeert. Zijn oudste zoon redt hem, maar tot hoogen prijs, door zich in Engelsch-Indische krijgsdienst te begeven, moest hij daarbij ook den band verbreken, die hem aan het meisje zijner keuze hecht. Daar maakt hij even groot als onverhoopt fortuin, niet te duur gekocht, zelfs met eene verminking, die hem voor de krijgsdienst ongeschikt maakt. Hij moet dat fortuin verloren achten, maar ziet het - hier loopt het verhaal wat langs en misschien over de grens van het waarschijnlijke - onverhoopt gered; en nu wordt hij de behoudende reddingsengel voor familie en geliefde. All's well, that ends well!
Toch kunnen wij dat ‘alles goed’ niet zoo onvoorwaardelijk in onze