De Tijdspiegel. Jaargang 23
(1866)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 413]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Godgeleerdheid en onderwijs.Het middelbaar onderwijs in Frankrijk.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vos candidats? - ‘Un peu plus que la moyenne, sans être très-remarquable, nous le trouvons tout-à-fait bon.’ ‘Je puis considérer l'examen auquel j'ai assisté comme représentant la candidature ès-lettres à-peu-près dans sa force moyenne, et je déclare qu'un pareil examen ne peut être taxé de faiblesse, et qu'on ne peut le soutenir, comme l'a fait devant moi le candidat d' Utrecht, sans avoir fait de bonnes études grecques et latines.’ De Hollandsche lezer heeft hier een goeden internationalen maatstaf: 'k zal hem zoo beknopt mogelijk eene duidelijke geschiedenis geven van den bachelier ès lettres ès sciences en den licencié, docteur, den agrégé de lycée, professeur titulaire, adjoint of divisionnaire - woorden die eenig bijschrift vorderen. Voor 't examen van bachelier bekwamen - zooals gezegd is - de lycées en colléges. De graad wordt verlangd niet alleen ter intrede in schier alle vakstudiën, maar ook, als bewijs van beschaafde opvoeding, in veel administratieve betrekkingen en bijzonder, als eerste titel, in het middelbaar onderwijs. In het lycée moeten alle beambten, zonder uitzondering, het diploma bezitten; in de colléges communaux de principal, régents en maîtres d'études (secondanten); in de kostscholen de chefGa naar voetnoot(*). Die 1 jaar bachelier èslettres geweest is en 4 collegies der faculteit heeft gehouden, kan zich voor 't examen der licence aanmelden; de licencié behaalt met de verdediging van twee stellingen den titel van docteur. Dit zijn de academische graden voor de letteren; die voor de sciences zijn dezelfde. - Wil zich nu een bachelier ex professo aan het onderwijs wijden, dan tracht hij bij voorkeur, door een vergelijkend examen dat jaarlijks plaats heeft, te worden opgenomen als kweekeling der Parijsche normaalschool. Deze École normale supérieure, in 1794 door de Nationale Conventie gesticht, door Napoléon I teregt overgenomen, begunstigd en georganiseerd, beschrijft een cursus van 3 jaren. Toen Cousin vele jaren lang haar directeur was, was haar leergang deze: Aan 't eind van 't eerste jaar, wordt over 't behandelde geëxamineerd, en de leerlingen die goed voldoen, kunnen zich bij de lit. fac. aanmelden voor 't examen van licencié. Aan 't eind van het tweede jaar wederom examen over het behandelde: nu móéten die 't nog niet deden licenciés-examen doen. - Alle kweekelingen van het derde jaar worden, elk voor zijn bijzonder vak (gramm., humanités, geschied., philos., sciences), tot het concours d'agrégation opgeroepen. - Slechts een vooraf bepaald aantal plaatsen in ieder vak wordt telken jare begeven. Het heet concours pour l'agrégation of d'agrégation, omdat de overwinnaars den titel krijgen van agrégés (eig. hulpdocenten) en daarmede de bevoegdheid om in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een rijks-gymnasium eerst voorloopig, daarna definitief te worden benoemd. Fortoul (1851-56) ontwierp een nieuw reglement waarover, namens eene commissie uit den hoogen raad van onderwijs, een zeer gemotiveerd verslag werd uitgebragt door Nisard (Réf. I, 1, 86-95). Nisard beweert dat de Normaalschool der Koninklijke Regering meer knappe licenciés dan goede docenten vormde. Hij beroept zich op het getuigenis van Cousin zelven, die, zijne inrigting met de Berlijnsche vergelijkende, erkende dat deze praktischer en tot opleiding in het paedagogische beter was. Elk kweekeling begon zich reeds in het 2de jaar te bepalen tot het vak waarin hij examen wenschte te doen: men verkreeg schitterende specialiteiten. - De nieuwe regeling, zegt het rapport, wil geen vakgeleerden, maar, door den driejarigen cursus harmonisch te doen werken, veelzijdige lycéeleeraren kweeken. - Cours de langue et de littérature heeten de letterkundige cursussen der 3 jaren: zij moeten dat ook zijn. Terwijl men vroeger over de werken heensprak, zullen nu in de eerste plaats deze werken gelezen worden: de historia litteraria zal beknopter zijn en de leeraren zich niet verliezen in hooggeleerde beschouwingen. Het derde jaar moet de kweekelingen oefenen in de kunst om hunne denkbeelden uiteen te zetten en school te houden. Het nieuwe reglement werd 15 September '52 vastgesteld en twee inspecteurs-generaal, Le Verrier en Ravaisson, om op den gang der studiën toe te zien, benoemd. Onderscheiden decreten, arresten, circulaires uit de laatste 3 jaren bewijzen dat Duruy (Junij 63 -) zich veel aan de normaalschool laat gelegen liggen. Haar gang op dit oogenblik, uit officiëele bescheiden opgemaakt, is deze: De aspirant-kweekelingen maken eerst in Junij, in hunne academiestad schriftelijk examenwerk, verschillend voor letteren en sciences, maar in alle academiën hetzelfde. Den aanstaanden literatoren worden 7 nrs. opgegeven: 1 eene verhandeling over een philosophisch punt in het Fransch; 2 een Latijnsche, 3 een Fransche redevoering; 4 een Latijnsche vertaling; 5 een Grieksch thema; 6 Latijnsche verzen; 7 een opstel over geschiedenis. Voor sciences nr. 1 en 4 met één of meer vraagstukken zoowel van mathesis als physica. Die goed hebben voldaan, worden tegen Augustus voor een mondeling examen opgeroepen naar Parijs. Na overlegging van verschillende stukken en van 't diploma van bachelier der sectie waarin zij plaatsing wenschen, worden die der letteren over de auteurs der ‘classe de rhét., et de philos.’, die der sciences over 't behandelde in den ‘cours de mathématiques spéciales’ van het lycée ondervraagd. - De school is kostschool, kost en onderwijs gratis, de cursus driejarig, 't onderwijs gesplitst in twee afdeelingen, letteren en sciences; een derde cur- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sus over spraakleer wordt voor kweekelingen van 't derde studiejaar die 't verlangen, geopend. Na welvolbragten schoolcursus kan den leerlingen worden vergund zich terstond voor 't examen van toelating tot het middelbaar onderwijs (agrégation des lycées) aan te melden; aan hen die bij de eindexamens (ex. de sortie) het meest uitmuntten, wordt in een 4de en 5de jaar, in een hoogeren cursus, gelegenheid gegeven zich te bekwamen voor 't doctoraat in letteren of sciences en voor de toelating tot het hooger onderwijs (agrégation des facultés). De toelating tot het middelbaar onderwijs noemde ik zooëven. Men erlangt die alweder door een examen dat den titel geeft van agrégé de lycée. Deze titel is een vereischte voor wie gewoon lycée-leeraar (professeur titulaire) worden wil. De toelating tot het lycée-onderwijs is zevenderlei: 1 voor sciences mathém.; 2 voor sc. phys. et naturelles; 3 voor philosophie; 4 voor de classes supérieures des lettres; 5 voor de classe de grammaire; 6 voor de classes d'histoire et de géogr.; 7 voor de levende talen. 't Vergelijkend examen, in de 2de helft van Augustus te Parijs gehouden, stelt als vereischte den universitairen graad van licencié ès sciences mathématiques voor 1; ès sciences physiques ou naturelles voor 2; ès lettres voor 3, 4, 5 en 6; voor 7 een acte van bekwaamheid (certif. d'aptitude). De 25jarige leeftijd en 't bewijs dat men 5 jaren in eene school van middelbaar onderwijs heeft les gegeven, zijn almede vereischten. - De kweekelingen der Normaalschool kunnen óf dadelijk óf na 1 jaar onderwijzens in een collége of lycée, tot het concours worden toegelaten. 't Examen is wederom tweederlei en bestaat uit eene épreuve préparatoire schriftelijk en, als die geslaagd is, uit 3 épreuves définitives mondeling. Ik kies tot voorbeeld 't examen voor de agrégation des classes supérieures des lettres (humanités). Opgegeven worden een Latijnsch thema; Latijnsche verzen; een Grieksch thema; een Grieksche vertaling; een Latijnsch en een Fransch opstel, het ééne over een philosophisch, het andere over een letterkundig onderwerp. Bovendien een Duitsch of Engelsch thema naar verkiezing. Het tweede mondelinge gedeelte bestaat uit 3 nrs:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze ‘titre d'agrégé de lycée’ is geheel van den nieuwen tijd en berust op 14 decreten en besluiten, uitgevaardigd tusschen de jaren 1852 en '65 en opgesomd in 't officiëel jaarboekje van dit jaar, p. 304.
Dalen we, na deze kennismaking met de heeren, tot de scholieren af. Een eerste feit, dat den lezer reeds in 't oog moet zijn gevallen, is de algemeenheid der kostscholen. Frankrijk is bij uitnemendheid het land der alumnaten. Van de honderden scholen, in 't Annuaire vermeld, zijn er slechts enkele, als bij uitzondering, alleen voor onderwijs ingerigt. Van de 77 lycées impériaux zijn er 2 - het lycée impérial Charlemagne en 't lycée impérial Bonaparte te Parijs - waarbij tot waarschuwing staat aangeteekend dat ze slechts aannemen ‘des externes libres et des externes surveillés.’ Een kleine excursus moge dienen om den lezer ook van deze zijde het onderwerp toe te lichten. Het ‘Rapport au Roi sur l' instruction secondaire. Paris, Imprimerie royale, 1843’ door den minister Villemain opgemaakt, wordt teregt door Holzapfel een uitstekende en onmisbare bron voor de kennis van 't Fransche schoolwezen genoemd. Ik veroorloof mij, op het voetspoor van Hahn, daaruit vooral, eenige cijfers aan te halen.
en in de laatste telling vóór de Februarijrevolutie zelfs van 19,000 leerlingen, vooral van pensionnaires, waaruit de universiteit niet ten onregte het klimmend vertrouwen der familiën in de staatsscholen onder Guizot, de Salvandy en Villemain afleidde. Villemains schoone rapport is niet zooals de wet voorschreef - ik meen om de 3 jaren - door andere voorafgegaan of gevolgd. En het tweede keizerrijk was - hoe vreemd het klinken moge - achteloos omtrent zulke onderwijs-statistieken. De minister Duruy, het door Napoléon III erg verwaarloosde lager onderwijs onder handen nemende, verklaart ruiterlijk in 't 90ste Bulletin, 5 December '65, l'administration de l'instruction publique n'a publié, de 1850 à 1863 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aucun renseignement statistique sur la situation de l'instruction primaire.’ Ook voor het middelbare vind ik, trots alle nasporingen in officiëele stukken, vóór 1861 niets. Wat ik aantrof zijn luttele opgaven in 3 ‘Exposés sur la situation de l'empire, présentés au Sénat et au Corps législatif’ alsmede in een ‘Rapport à l'Empereur’ van Duruy: In 1861 was het getal lycéeleerlingen met 1000 toegenomen. In 1863 tellen de 8 lycées en colléges van Parijs en Versailles, die aan 't Parijsche concours deelnemen, 6,600 leerlingen. De 69 andere lycées en de 247 colléges der departementen hebben 57,439 leerlingen. Ook in dit jaar is 't cijfer der lycéekweekelingen 1,020 hooger dan in 't vorige. In 1863 was de bevolking der lycées en colléges te zamen 59,764; De lycées wonnen in 1864, 1005, De colléges 543, Zoodat beider zielental in 1864 werd 64,725. Eindelijk openden de lycées in 1865 met 1179 leerlingen meer dan in '64, zoodat het totaal nu schier is 66,000 leerlingen. O formose puer, nimium ne crede colori! Bijna 17,000 dezer behooren niet tot het klassiek onderwijs, maar leeren nieuwe talen, boekhouden, sciences, in een afdeeling opgenomen in de lycées en colléges onder den titel van ‘enseignement spécial,’ eene afdeeling, waarin verscheidene colléges geheel zijn opgegaanGa naar voetnoot(*). Voor de colléges communaux bestaan weinig of geen gegevens. Hun getal in 1812 337, in 1830 321, in 1846 313 is sedert nog meer terug gegaan, naar gelang zich de rijksscholen vermenigvuldigden en de Regering, dikwijls als een gunstbewijs jegens de gemeenten, de colléges tot lycées verhief. In 1861 waren er slechts 236 colléges communaux, in 1865 is hun getal weêr gestegen tot 252, maar denkelijk door de opname van 't Enseignement spécial, dat velen grootendeels, sommigen geheel tot hoogere burgerscholen met behoud van den klassieken titel heeft hervormd. Het leerlingen tal der colléges was, kort voor de revolutie van '48, 28,719, waarvan 13,038 pensionnaires der colléges zelve, 356 boursiers, 700 pensionnaires van particuliere scholen en 14,625 externes. De institutions en pensions eindelijk zijn zeer talrijk en druk bezocht in Frankrijk. In Villemains rapport was haar getal, in 1842, 1,016 (102 inst. en 914 pens.), waarvan 97 (24 inst. en 73 pens.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te Parijs, met nog 35 pensions in de naaste omgeving der hoofdstad, wier kweekelingen dus meest alle de Parijsche colléges bezochten. - De 24 instutions van Parijs telden 7,509 kostleerlingen, in enkele waren er 330. - Het Annuaire van 1866 geeft hetzelfde getal op (132) van établissements libres d'instruction secondaire voor de stad Parijs. Het cijfer van 14,000 externes op de 28,000 collégeleerlingen bewijst dat de huiselijke opvoeding niet inheemsch is; dat het kostschoolstelsel steeds meer in zwang kwam, leeren de volgende opgaven van Villemain. Er waren in de collèges royaux, in 1832, onder 13,598 leerlingen, 3,006 kostleerlingen en 4,734 die te huis werden opgevoed. In 1836, onder 14,869 leerlingen, 3,717 kostleerlingen en 4,697 die te huis werden opgevoed. In 1840, onder 16,953 leerlingen, 4,914 kostleerlingen en 5,013 die te huis werden opgevoed. In 1842, onder 18,697 leerlingen, 5,770 kostleerlingen en 5,544 die te huis werden opgevoed.
In 1842 waren van de 312 stedelijke colléges 12 niet voor kostleerlingen ingerigt: van deze laatste zie ik, in de officiëele opgaaf van dit jaar, geen spoor. Daarentegen neemt het groote collége Rollin te Parijs alleen kost-, geen dagscholieren aan. De Réforme van Fortoul (II, p. 452) somt de voornaamste établissements d' instr. second. libres van Parijs op; van de 14 grootste nemen slechts 8 externes aan. In de provinciën is het met de huiselijke opvoeding beter gesteld, vooral in de oostelijke, Duitsche of half Duitsche streken. Trouwens het pensionnaat werd steeds en wordt nog van hooger hand begunstigd. De professeur, in correspondentie met mr. van Heusde, schrijft in 1842: ‘Une prime d' encouragement, un avancement plus rapide sont accordés non pas aux chefs de collége qui font le plus fleurir les études, mais seulement à ceux qui grossissent le plus | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leur internat. La prime d' encouragement consiste à menacer d' ôter une partie de leur traitement à ceux dont l'internat décroit, et à la conserver à ceux dont l'internat prospère. Il s'agit avant tout d' augmenter le nombre des pensionnaires et des demi-pensionnaires. A cet effet le proviseur a souvent recours à des moyens ignobles en conséquence de la mauvaise impulsion donnée par les hauts et puissants seigneurs de Paris.’ En in 1845 schrijft hij: ‘Pour devenir proviseur ou principal, on n'est pas tenu d' avoir la qualité d' agrégé, que l'on exige cependant des professeurs et des censeurs. Cela tient à ce que le Gouvernement veut voir dans un proviseur ou un principal plutôt un bon maître de pension qu'un bon directeur des études. Il y aurait 300 externes dans un collége et 50 pensionnaires, le collége serait réputé en décadence, et le proviseur passerait pour mauvais. Il y aurait au contraire dans un collége 150 pensionnaires et 60 externes, le collége serait réputé très-florissant et le proviseur très-bon. - Le proviseur est, disent les réglements, responsable de tout devant Dieu et devant les hommes, mais en fait il ne doit se croire responsable que de la prospérité croissante de l'internat. L'internat c'est la crême, la quintessence du collége. Un élève est-il trop faible dans sa classe, est-il trop peu docile, trop peu respectueux, il y aura pour tout cela des accommodements s'il est interne. Il faut que les professeurs aient égard à ces considérations là, ou bien, des notes secrètes les dénoncent au Ministre comme des insubordonnés. De là on peut se figurer la conduite d'un proviseur ou d'un principal à l'égard d'un professeur ou régent, qui oserait l' entraver plus ou moins dans sa marche vers un but exclusif, la prospérité de l' internat. J'ai oui dire que M. Cousin était secrètement contraire aux principes actuels d' organisation des internats universitaires; il s'est bien gardé de soutenir publiquement son opinion, car il veut encore être Ministre et se gardera bien de déplaire au Gouvernement. Les bours es royales sont souvent accordées à la sollicitation des députés, qui cherchent ainsi à plaire à leurs électeurs. L' internat est donc pour ainsi dire inhérent à notre machine gouvernementale actuelle.’ En in den aanvang van 1865 roept de minister Rouland als een heugelijk verschijnsel uit: ‘Il est impossible, devant le grand nombre d' enfants qui demandent l' entrée de nos établissements, de ne pas songer à la création d'un quatrieme lycée impérial d' internes’ (Exposée de la situation etc. Journ. gén. bl. 74). Van deze verpoozing met cijfers op historisch gebied teruggekeerd in 't lycée, zullen wij gelegenheid hebben te zien, welk een invloed dit kostschoolstelsel oefende op tijdverdeeling, leergang en schooltucht, zoodat de school van Duruy, bij alle wisseling van leerplannen, tamelijk gelijk aan die van Cousin is gebleven. Ziehier hare hoofdtrekken: Het klassensysteem wordt in Frankrijk streng gehandhaafd. Alleen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de nieuwere vakken, zooals Engelsch, Duitsch, wis- en natuurkunde heeft men tevens het vaksysteem moeten aannemen. Maar 't oorspronkelijk drietal Latijn, Grieksch en Fransch blijven hoofdzaak en worden steeds door één docent op zijne klasse onderwezen - tenzij het groot aantal leerlingen (meer dan 60) paralelklassen noodig maakt met een professeur agrégé of divisionnaire - en de leeraren heeten bepaald naar de klasse waarvoor zij benoemd zijn, professeurs de troisième, professeur de rhétorique etc. Wat nu de verdeeling van den dag betreft, daarin zien we de Franschen geheel van ons en van de Duitschers verschillen. De schooluren zijn veel geringer in aantal dan die van het huiselijk werk. Immers terwijl wij 30, 32 schooluren wekelijks hebben, geven de Franschen gemiddeld slechts 10 leçons elk van 2 uur, dat is 5 leçons du matin en 5 leçons du soirGa naar voetnoot(*). Dat geeft op de drukste dagen 4 uur school. Nu is alleen de Donderdagmiddag vrij; maar Woensdag, Zaturdag, zelfs Zondagmiddag wordt er geregeld gewerkt, en het is de algemeene berekening dat een ijverig scholier voor zijne 4 schooluren ongeveer 7 uren ingespannen werken moet, zooals dan ook in de kostscholen het huiselijk werk op 7½ uur is geraamd. Dit werk bestaat uit lessen (leçons) en schriftelijk werk (devoir). Voor iedere morgenles worden 3, 4 stukken ter memoriséring opgegeven, namelijk een vers van de evangeliën, Latijnsche of Grieksche tekst, een stuk van een Latijnsch, een ander van een Grieksch, een derde van een Fransch auteur, voor de leçon du soir weêr 2, 3 lessen, hetzij uit de schrijvers, hetzij uit de Latijnsche en Grieksche grammatica. - Bovendien nog 's morgens en 's middags een vrij lange schriftelijke vertaling uit of in de oude talen (version of thème). Bij het gereed maken van al dit huiselijk werk is een maître d' études of maître répétiteur aanwezig om te helpen, de lessen te overhooren, de orde te bewaren. Hij moet in een aanteekenboek, voordat de school begint, opteekenen óf en hóe de leerling zijn lessen geleerd en of hij het schrijfwerk gemaakt heeft. Dat boek heet cahier de correspondance, omdat het tot dagelijksche correspondentie tusschen den repetitor en den schoolleeraar dient, of gewoonlijk cahier de recitavit, omdat de lessen daarin de voornaamste plaats beslaan en de van ouds gebruikelijke formule is recitavit lectiones bene, satis bene, male. Zoodra zich 's morgens om 8 uur de roffel van de trom heeft doen hooren (want dit geliefkoosd instrument van Napoléon I, waaraan de geestelijkheid zich even als aan de andere militaire vormen ergerde, is in gebruik gebleven) begint de school met récitation, waaraan ¾ of een geheel uur besteed wordt. Natuurlijk kunnen, op een groote klasse, niet dagelijks alle leerlingen opzeggen; maar er worden toch altijd 15 à 20 overhoord. De eersten der klassen laten hunne medeleerlingen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opzeggen. Middelerwijl ziet de professeur alle recitavits door en onderteekent ze. Het schriftelijk werk, op losse blaadjes, werd reeds bij het begin der school op den katheder (la chaire) door de leerlingen neêrgelegd; een der eersten heeft tot taak deze papieren te verzamelen en naar het rangnummer der scholieren te leggen (ramasser les copies). De professeur ziet ze oppervlakkig in, en geeft voor netheid of slordigheid goede of slechte punten. - Nu blijft er nog een goed uur over, waarin eerst nieuwe stukken voor schriftelijk huiswerk gedicteerd, dan de plaatsen uit de oude schrijvers die in de volgende leçon moeten opgezegd worden, vlugtig worden verklaard, en ten slotte enkele der aanwezige copies worden voorgelezen en voor de geheele klasse verbeterd. Gewoonlijk verrigt een der knapste scholieren deze correctie, door zin voor zin te nemen en er zijne vertaling van te geven. Men zal mij toegeven dat bij zulk eene wijze van werken, op eene klasse van 50 leerlingen, geen bijzondere oplettendheid aan enkele, vooral zwakkere leerlingen kan worden geschonken: dat een geregeld vooruitgaan door middel der school onmogelijk is, dat voor de leerlingen letterlijk alles van het huiselijk werk en het huiselijk onderrigt afhangt. De répétiteur of hulpdocent is de eigentlijke man die den kweekelingen het schoolwerk heilzaam, vaak eerst begrijpelijk maken moet en hen over alle zwarigheden heenhelpen. Terwijl wij in Holland het vreemd zouden vinden, dat de leerling van een gymnasium een privaatdocent had, die al het schoolwerk dagelijks met hem, zin voor zin, doorliep, wordt dit in Frankrijk voor een scholier en van een répétiteur verlangd. Als de professeur eenig werk zeer slecht vindt, vraagt hij den delinquent dan ook dadelijk, of het hem thuis niet is uitgelegd (Votre répétiteur ne vous a donc pas expliqué le devoir?); en doet zich zulk een geval meer voor, dan kan hij zich met een zoo te huis verwaarloosde verder niet inlaten. Want op school wordt noch een grammaticale regel aan alle discipelen begrijpelijk gemaakt, noch ook het werk gekozen naar de bevatting van de meerderheid der klasse: het begrijpen daarvan is voor rekening van den hulpdocent. Vandaar dat privaat-onderwijs voor alle leerlingen onmisbaar is, en dit is één der redenen waarom de ouders hunne kinderen in een lycée of kostschool plaatsen, immers deze hebben zich voor zulk hulponderwijs ingerigt; vandaar eindelijk dat in die, vaak om hare goedkoopte eivolle kostscholen, dat onderwijs van dien aard is, dat slechts enkele leerlingen er wel bij varen. Het program van een schooldag in een keizerlijk lycée luidt aldus: 's morgens,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dagelijksche werktijd bijeengetrokken geeft 12 uur. Dit is blijkbaar veel te veel, maar een gevolg van het kostschoolstelsel. Want het is oneindig gemakkelijker groote troepen jongens te leiden en te bedwingen als ze aan de schoolbank gebonden zijn dan in hun uitspanningstijd. Gemaks- en voorzigtigheidshalve heeft men dus den vrijen tijd zooveel mogelijk besnoeid. (Slot volgt.) A.H.A. Ekker. |
|