De Tijdspiegel. Jaargang 23
(1866)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 312]
| |||||||||
Staatkunde en geschiedenis.Proeve van beantwoording van enkele volkenregtelijke questiën, in verband met de onzijdigheid van den staat.Obwohl die Praxis der Staatsmänner die Leitung übernommen hat, so hängt doch die Wirksamkeit des Völkerrechts hauptsächlich davon ab, dasz seine Grundsätze und Grundgedanken von der öffentlichen Meinung gekannt und gebilligt werden und dasz das öffentliche Gewissen darüber aufgeklärt werde. | |||||||||
III.Is het den onzijdigen geoorloofd oorlogschepen aan de oorlogvoerende partijen te verkoopen, toe te voeren en af te leveren? De in ons vorig artikel gemaakte distinctie tusschen hetgeen aan eene neutrale Regering, of slechts aan hare onderdanen alleen geoorloofd is, geldt natuurlijk ook hier. Wij toonden in den aanvang van dat artikel aan, dat eene neutrale Regering aan de vijandelijke partijen geen oorlogsammunitie verkoopen mag; veelmin zou zij dus oorlogschepen mogen verkoopen aan eene vijandelijke Mogendheid, aan de agenten of aan de onderdanen van deze laatste. Zelfs wanneer de verkoop oorspronkelijk eene bloot commerciële operatie is geweest, doch het naderhand blijkt, dat de schepen waarschijnlijk bestemd waren voor eene oorlogvoerende partij, of opstandelingen, kan de Regering door zulk eene daad in moeijelijkheden geraken en zou de andere oorlogvoerende partij de vernietiging van den verkoop kunnen vorderen. ‘Trade is not,’ dus schrijft een Engelsch publicist, ‘the normal occupation of a Sovereign Power in the sense in which it is the business of a merchant; and although, whilst general peace prevails, a State may put on the character of the Merchant without injury thereby | |||||||||
[pagina 313]
| |||||||||
resulting to any other State, and may freely sell or buy articles of immediate use in war, it is difficult for it to enter into the arena of commerce in time of war, and to sell its surplus stores of arms, or its surplus ships of war, with the test of faith to one or two Belligerent Powers without inflicting an injury upon the other Belligerent’Ga naar voetnoot(*). Een merkwaardig voorbeeld hiervan treffen wij aan in het gebeurde tusschen Spanje en Zweden in 1825, toen eerstgemelde Mogendheid in oorlog was met hare opgestane koloniën in Amerika. De Zweedsche Regering besloot in 1820 zes oorlogschepen van hare marine te verkoopen, die voor meer dan 25 jaren gebouwd waren, en waarvan de opbrengst zou worden besteed voor het bouwen van nieuwe schepen. Men wilde dus doende, in vredestijd, aan de werven der koninklijke marine weder eenige levendigheid en werkzaamheid geven. Aan Spanje werd voorgeslagen die schepen te koopen, en toen, in 1825, werkelijk tot den verkoop zou worden overgegaan, werd dat voorstel herhaald. Doch de Spaansche Regering weigerde een en andermaal tot zulk een' aankoop over te gaan. Daarop werden de schepen door een Zweedsch handelshuis gekocht, die ze weêr overdroeg aan een Engelsch huis te Londen, hetwelk kort te voren de gelden verschaft had voor eene door Mexico gesloten leening. In de oogen der Spaansche Regering, die overigens aan de goede trouw der Zweedsche niet twijfelde, was die aankoop geschied ten behoeve der opstandelingen. De Spaansche Zaakgelastigde te Stockholm verzocht in eene nota van 1 Julij 1825 aan den Zweedschen Minister van Buitenlandsche Zaken, dat zijne Regering den verkoop zou vernietigen en vooral het vertrek verhinderen der vier schepen, die zich nog in Zweedsche havens bevonden. Graaf Wetterstedt, na aangetoond te hebben dat de Zweedsche Regering slechts een haar toekomend regt uitgeoefend had en dat het Hof van Madrid zich, wat het voorkomen van nadeelige gevolgen betrof, tot de Engelsche Regering wenden moest, zeide ten slotte in zijn antwoord van 7 Julij: ‘Mais vouloir, sur de simples présomptions, arrêter une vente dans la crainte d'un danger à venir, qui pourrait en résulter, ce serait anéantir l'activité et le développement de toutes les transactions commerciales.’ Nadat nog verschillende nota's gewisseld waren en de Gezanten van onderscheidene Europesche Mogendheden de klagten van Spanje ondersteund hadden, besloot de Zweedsche Regering eindelijk de overeenkomst omtrent den verkoop van drie nog in Zweedsche havens liggende schepen te vernietigen, waardoor eene schade geleden werd van meer dan 60,000 frankenGa naar voetnoot(†). De oud Consul-Generaal Baron de Cussy merkt omtrent deze han- | |||||||||
[pagina 314]
| |||||||||
delwijs der Zweedsche Regering aan: ‘Aussi longtemps que le Gouvernement Suédois ne vit dans la vente des bâtiments de guerre réformés et d'une partie de leur armement, qu'une opération purement commerciale...., le Gouvernement Suédois était parfaitement dans son droit; mais du jour où il put croire que les bâtiments achetés par la maison de Stockholm et revendus à la maison de Londres, étaient destinés effectivement à renforcer les armements maritimes d'une colonie que l'Espagne considérait encore comme insurgée contre son autorité, et dont l'indépendance politique n'avait encore été reconnue par aucun des grands Etats Européens, la Suède, alliée ou amie de l'Espagne, ne pouvait se prêter, sans porter atteinte au principe de la neutralité, à ce que ses vaisseaux de guerre réformés concourussent à accroître les forces navales du Mexique’Ga naar voetnoot(*). In dit geval was de verkoop klaarblijkelijk eene handelsoperatie; de schepen waren bovendien aan Spanje ten verkoop aangeboden; de oorspronkelijke kooper was een onderdaan van het land zelf, en eerst later kwamen de schepen in handen van een handelshuis, dat in financiële betrekking stond tot de opstandelingen, en, desniettemin, moest de Zweedsche Regering eindelijk gehoor geven aan de eischen van Spanje. Hoe veel min dus zou de verkoop van oorlogschepen, de flagrante bello, door een neutrale aan eene oorlogvoerende Regering, aan hare agenten of hare onderdanen geschied, kunnen worden geduld.
Bij de beantwoording der vraag, of onzijdige onderdanen aan de oorlogvoerende partijen oorlogschepen verkoopen, toevoeren of afleveren mogen, zullen wij eerst de bestaande volkenregtelijke theorie en usantie nagaan, om daarna ons eigen gevoelen mede te deelen. Men vindt bij de schrijvers weinig licht omtrent deze moeijelijke vraag, vooral wat den verkoop van oorlogschepen aangaat, en de questie is hoofdzakelijk eerst sedert den jongsten Amerikaanschen burger-oorlog, tusschen Engeland en de Vereenigde Staten besproken. Wij zeggen ‘hoofdzakelijk’, omdat, eene eeuw geleden, de vraag die ons bezig houdt, ook behandeld is door een Hollandschen schrijver, wiens werk belangrijk is voor de kennis van den staat der wetenschap van het Volkenregt in de 18de eeuw. Volgens zijn gevoelen mogen onzijdigen voor de oorlogvoerende partijen oorlogschepen bouwen en deze aan hen afleveren. Onder weg, onder bescherming der neutrale vlag, zouden zij niet mogen worden genomen. Hij beschouwt dus oorlogschepen niet als contrabande, en terwijl deze, zelfs in een door de neutrale vlag gedekt schip mag worden genomen, zou de contrabande per excellentiam, op zee drijvende, niet mogen worden aangehouden! Volgens dien schrijver zouden dergelijke oorlogschepen eerst dan contrabande worden, wanneer ze in de neutrale haven, of vóór de aflevering, het eigendom der oorlogvoerende partij geworden waren, of | |||||||||
[pagina 315]
| |||||||||
bijaldien de neutrale Souverein schepen had laten bouwen en die, nomine publico, aan den vijand had toegezondenGa naar voetnoot(*). Doch waarom, ten gunste van de gevaarlijkste soort van contrabande, eene uitzondering gemaakt op den algemeenen regel bij contrabande, dat het er namelijk niets toe doet of en waar en wanneer zij het eigendom geworden is van den vijand? Het is genoeg dat bepaalde artikelen naar eene vijandelijke haven worden gevoerd. De Duitsche schrijvers gewagen slechts, bij de behandeling der leer van de contrabande, van den toevoer en de aflevering van oorlogschepen. Heffter noemt den vrijwilligen toevoer van oorlogschepen aan eene vijandelijke partij eene schending der neutraliteit, en kent aan de tegenpartij het regt toe die schepen, niet alleen weg te nemen, maar verbeurd te verklarenGa naar voetnoot(†). Gessner (in zijn hoofdstuk over de contrabande) zegt: ‘Il ne peut être mis en doute que le neutre, qui amène des vaisseaux, de guerre à l'un des belligérans, ne viole ses devoirs de neutre’Ga naar voetnoot(§). Marquardsen eindelijk schrijft, dat de toevoer o.a. van oorlogschepen door een' onzijdige is: ‘eine zwischen der gewöhnlichen Contrabande und dem eigentlichen Transportdienst in der Mitte liegende internationale Rechtsverletzung, gegen welchen der beeinträgtigte Gegner auch ohne Vertragstipulation Abwehr treffen darf, wobei jedoch der die Lehre von der Contrabande beherrschende Grundsatz der Zuführung von Neutralen zum Kriegführenden maassgebend bleibt’Ga naar voetnoot(**). Bij de Fransche schrijvers wordt de quaestie niet opzettelijk behandeld. Volgens Hautefeuille zijn schepen, ook oorlogschepen, zoo lang ze niet uitgerust en gewapend zijn, geen contrabandeGa naar voetnoot(††); hieruit volgt, dat volgens dien schrijver, de verkoop, waar ook, toevoer en aflevering van niet uitgeruste oorlogschepen den neutralen geoorloofd zou zijn, maar dat die vrijheid ophouden zou, wanneer die schepen uitgerust zijn; dan zijn ze contrabande, en de handel daarin is, volgens den Franschen advocaat, zelfs binnen neutraal gebied, niet geoorloofd. Wat de Engelsche schrijvers aangaat, Twiss is van gevoelen dat er geene volkenregtelijke bepaling bestaat, die aan eene onzijdige Mogendheid oplegt om aan hare onderdanen den verkoop van oorlogschepen aan eene oorlogvoerende Mogendheid te verbieden, en hij beroept zich op de, reeds vroeger, door ons medegedeelde regterlijke uitspraak van Story, in de zaak van de Santissima Trinidad, ‘there is nothing in our laws, or in the law of nations, that forbids our citizens from | |||||||||
[pagina 316]
| |||||||||
sending armed vessels, as well as munitions of war, to foreign ports for sale. It is a commercial adventure, which no nation is bound to prohibit, and which only exposes the persons engaged in it to the penalty of contrabandGa naar voetnoot(*). Oorlogschepen worden dus, volgens Twiss, met contrabande gelijk gesteld; de leer, die voor contrabande tegenwoordig geldt, wordt op hen toegepast, met dit onderscheid dat (dit ligt in de woorden ‘to foreign ports for sale’) geene passieve contrabande-handel geoorloofd is, en het oorlogschip dus in eene neutrale haven niet kan worden verkocht. Historicus, hetzelfde voorbeeld aanhalende, gaat verder, daar hij het met de foreign enlistment act bestaanbaar acht, dat het oorlogschip in de onzijdige haven worde verkocht. ‘The foreign enlistment act prohibits warlike enterprises, but it does not interfere with commercial adventure. A subject of the Crown may sell a ship of war, as he may sell a musket, to either belligerent with impunity, nay he may evenGa naar voetnoot(†) des-‘patch it for sale to the belligerent port’Ga naar voetnoot(§). Gibbs daarentegen meent, dat de verkoop van een oorlogschip slechts dan als verkoop van contrabande kan worden beschouwd (be a simple sale of contraband), wanneer het in het neutraal gebied stukswijze is gebouwd om in het vijandelijk gebied in elkander te worden gezet (constructed in pieces to be put together); dan zijn die stukken gewone contrabande. De Amerikaansche publicist, reeds vroeger door ons aangehaald, verheft ten sterkste zijne stem tegen den verkoop van uitgeruste oorlogschepen in de neutrale haven. Is het ongeoorloofd, zegt hij zeer te regt, in eene onzijdige haven de wapening van een oorlogschip te vermeerderen, nog veel minder is het met het Volkenregt bestaanbaar een geheel uitgerust oorlogschip alleen te verkoopen aan de oorlogvoerende partijGa naar voetnoot(**). Tot zoo ver de schrijvers. Wat nu betreft het gevoelen der Britsche en der Amerikaansche Regering, waaruit de tegenwoordige volkenregtelijke gewoonte hoofdzakelijk moet worden opgemaakt, zoo blijkt uit de diplomatieke correspondentie, dat beide Regeringen het daaromtrent eens zijn, dat de onzijdigen wapenen, ammunitie, dus contrabande, aan de oorlogvoerenden mogen verkoopen, en dat ook oorlogschepen door hen mogen worden verkocht, doch slechts wanneer het eene zuivere commerciële operatie is. Verder mogen, gelijk wij vroeger zagen, in Engeland oorlogschepen voor de oorlogvoerenden worden gebouwd, doch niet worden uitgerust. De niet uit- | |||||||||
[pagina 317]
| |||||||||
geruste oorlogschepen mogen ook in de Engelsche havens worden verkochtGa naar voetnoot(*). Of de Amerikaansche theorie dit laatste ook aanneemt is niet altijd duidelijk, schoon waarschijnlijk; maar zeker is het, dat de verkoop van uitgeruste oorlogschepen in de neutrale havens, volgens de aangehaalde decisie van Story geheel ongeoorloofd is. Wanneer men dus Historicus uitzondert, mag men aannemen, dat de Engelsche en Amerikaansche theorie hierop neêrkomt, dat de verkoop van oorlogschepen, althans wanneer zij uitgerust zijn, door neutralen aan de oorlogvoerenden slechts vergund is onder twee voorwaarden:
Het valt niet te ontkennen, dat, wanneer men eens aan de onzijdigen den verkoop van oorlogschepen aan de strijdvoerenden vergunt, de zoo even vermelde vereischten het meest geschikt zijn om de gevaren en nadeelen daaraan verbonden te verminderen. Laat ons die voorwaarden van meer nabij beschouwen, om later de gronden te ontwikkelen, waarom wij den bedoelden verkoop, ook onder die voorwaarden, vermeenen te moeten bestrijden. Vooreerst dan moet de verkoop zijn eene eenvoudige handelsoperatie: het schip moet, zoo als Story zegt, gezonden zijn ‘on a commercial adventure’; de verkoopers moeten volgens Historicus' geliefkoosde uitdrukking, hebben animum vendendi, of zijn ‘cauponantes bellum,’ eene markt zoeken om te verkoopen; zij moeten het schip zenden naar eene vreemde haven ‘as a mere matter of speculation, as a man sends his horse to on auction-room for sale’Ga naar voetnoot(†). Zoo ook zegt de heer Adams: ‘The limit is well known to be the law of trade, which passively ignores the character of the purchaser’Ga naar voetnoot(**). De verkoop is ongeoorloofd zoodra er bestaat ‘animus belli gerendi’ en het doel is een vijandelijk gebruikGa naar voetnoot(§); wanneer, gelijk Laugel schrijft: ‘la destination d'un tel navire n'a rien d' incertain ni d'aléatoire; dès que la résolution a été prise de l' employer comme instrument de guerre et de ne le céder qu'a un dernier acheteur, qui lui donne cet emploi’Ga naar voetnoot(††). Maar wie ziet niet in, dat het uiterst moeijelijk zal zijn den waren aard van zulk een' verkoop te beoordeelen, alsmede of er verband | |||||||||
[pagina 318]
| |||||||||
bestaat tusschen de oorspronkelijke handelsoperatie en de oorlogsoperatiën die later gevolgd zijn. De twee elementen, om ons alzoo uit te drukken, ‘the commercial adventure and the belligerent operation’, zullen bovendien gewoonlijk vermengd zijn, zoodat alsdan zal moeten worden uitgemaakt, welk van beide predomineert en van den verkoop het voornaam karakter vormt. In allen geval zal dan, zoo als m.i. Laugel teregt opmerkt, de vijandelijke intentie steeds de handelsovereenkomst, van welk belang deze ook geweest zij, op den achtergrond schuiven. ‘Tout ce qui peut être considéré comme une première tentative de violation de la neutralité, a une telle gravité que le juge ne doit plus s'occuper d' autre chose.’ Bedrog kan bij zulk eene handelsoperatie zoo gemakkelijk worden gepleegd, dat de Amerikaansche schrijver in het aangehaald tijdschrift betwijfelt, of deze reden, benevens andere later door ons te vermelden gronden, de onzijdigen niet moeten nopen om dergelijke ‘commercial adventures’ te verbieden. Niet minder gunstig is het tweede vereischte, dat het schip over zee naar de vreemde haven gezonden en aldaar verkocht moet worden. Wij zullen later vermelden, waarom wij meenen, dat een uitgerust oorlogschip meer is dan gewone contrabande, zoodat de voor deze laatste geldende regels niet op oorlogschepen kunnen worden toegepast, en de handel in oorlogschepen aan de onzijdigen niet kan worden vrijgelaten. Maar, wanneer men voor een oogenblik het gevoelen aannam dergenen, die de oorlogschepen met gewone contrabande gelijk stellen, dan zal moeten worden toegegeven, dat deze contrabande van de ergste soort is, of, zoo als lord Stowell zeide: ‘contraband ready made up in its most malignant form’Ga naar voetnoot(*). Wordt dus in oorlogstijd, de handel in artikelen van contrabande en de toevoer naar den vijand aan de onzijdigen verboden, of gelijk juister is, toegelaten onder voorbehoud van opbrenging van het schip in transitu door de vijandelijke tegenpartij, wordt dus die handel alleen daarom vrijgelaten, omdat de oorlogvoerenden door de uitoefening van hun regt van visitatie, van opbrenging der contrabande, in volle zee, het voor de tegenpartij bestemde bemagtigen kunnen, voor dat deze er eenig voordeel of gebruik van gehad heeft, dan moet hun dat regt a fortiori worden verleend, wanneer het de aflevering van oorlogschepen geldt. Dit is wel het minst hetgeen de billijkheid eischt, dat aan de oorlogvoerenden worde toegestaanGa naar voetnoot(†). Zij moeten, even als bij gewone contrabande, in staat worden gesteld, in transitu het schip te bemagtigen, en daarom moet de evengenoemde verpligting om het oorlogschip over zee naar den vijand te voeren, den neutralen worden opgelegd. | |||||||||
[pagina 319]
| |||||||||
Evenzeer eischt de billijkheid, dat het schip slechts in de vijandelijke haven kunne worden verkocht, gelijk wij reeds hierboven hebben opgemerkt. Het vloeit bovendien voort uit de verpligting om het schip naar de vijandelijke haven te zenden.
Wij willen thans ons eigen gevoelen omtrent deze belangrijke questie ontwikkelen. De verkoop en aflevering, waar ook, van uitgeruste oorlogschepen door onzijdigen aan de oorlogvoerende partijen, komt ons voor geheel ongeoorloofd te wezen en door de onzijdige Regering te moeten worden verboden. Hoe geheel strijdig met het Volkenregt de verkoop is, wanneer deze geschiedt in de neutrale haven, zagen wij reeds hierboven. Teregt wordt dan ook de verkoop in de neutrale haven verboden in art. 3 der Oostenrijksche ordonnantie van 7 Augst. 1803, luidende: ‘Défendons de même à tous nos sujets et à tous habitants de nos pays de construire, d' équiper ou de vendre, soit dans les ports, soit sur les rades ou côtes, soumises à notre domination, aucuns bâtimens de guerre ou de commerce, pour être employés par les Puissances belligérantes’Ga naar voetnoot(*). Maar ook de toevoer naar en de aflevering aan de vijandelijke partij in hare eigene havens schijnt ons toe niet te mogen worden toegelaten. Men zou het afleveren van uitgeruste oorlogschepen zeer goed kunnen gelijk stellen met het leveren van hulptroepen aan de oorlogvoerenden, hetgeen den onzijdigen ongeoorloofd isGa naar voetnoot(†). Maar er is eene andere reden, waarom die handel met den vijand ongeoorloofd is: omdat namelijk uitgeruste oorlogschepen geheel iets anders en meer zijn dan contrabande. Beschouwt men ze slechts als gewone contrabande, dan zouden de onzijdigen er handel in kunnen drijven en ze den vijand toevoeren, maar onder risico van opbrenging onder weg. De Engelsche en Amerikaansche theorie, wij zeiden het zoo even, maakt van de uitgeruste oorlogschepen eene exceptie; zij mogen in de neutrale haven niet worden verkocht. Wij gaan verder en gelooven, dat de handel in oorlogschepen den onzijdigen geheel moet verboden zijn (dus ook de aflevering in de vijandelijke haven), dat andere regels op oorlogschepen moeten worden toegepast, dan die welke voor de gewone contrabande gelden. Immers wapenen, ammunitie, enz., zijn slechts materialen voor den oorlog, en kunnen eerst later op de bestemmingsplaats worden gebruikt; het oorlogschip kan in dienst treden, zoo ras het de neutrale haven verlaten heeft, en de oorlogvoerende partij vermag niet te verhinderen, dat zijne tegenpartij er onmiddellijk gebruik van maakt. Gedekt door de neutrale vlag zou het bovendien van visitatie vrij zijn, en wilde men er toe overgaan, het zou zich niet laten visiteren, maar | |||||||||
[pagina 320]
| |||||||||
de tegenpartij vernielen. De bevoegdheid van de oorlogvoerende Mogendheid om den toevoer van contrabande aan hare tegenpartij, door visitatie en opbrenging, voor zich onschadelijk te maken, zou dus, wanneer oorlogschepen gewone contrabande waren, een woordenspel of een mystificatie wezen. In Engeland nogtans dacht men er anders over. Waarom, dus vroeg de Lord Chief Baron in zijn résumé van de zaak der ‘Alexandra’, kunnen onzijdige natiën, zonder schending van het Volkenregt, noch van de ‘foreign enlistmentact’, aan de oorlogvoerende ammunitie en wapenen leveren, terwijl de oorlogschepen eene uitzondering zouden maken? Volgens mijne meening moet dit laatste niet het geval zijn. Wij kunnen niet beter antwoorden dan met hetgeen de heer Laugel repliceert: ‘Il y pourtant une différence notable, profonde entre ce qu'on peut nommer les matériaux et les instrumens de la guerre. Les armes, la poudre, les munitions ne sont que des matériaux; un vaisseau de guerre, un corps d'armée sont des instrumens actifs ou du moins prêts à l'action. Dans une guerre continentale la neutralité n'est point violée si les neutres vendent aux belligérans armes, vivres, vêtemens, draps, souliers, tout ce qui sert à une armée; elle est violée si des neutres, formés en régimens, armés, équipés, tout prêts à prendre l'offensive, passent leur frontière pour se joindre à l'un des belligérans. De même dans une guerre maritime, les neutres peuvent expédier aux belligérans de la contrebande de guerre, car ce droit est contrebalancé par le droit de blocus et le droit de visite; mais un navire de guerre échappe à ces risques; il saisit au lieu d'être saisi; s'il n'est point assujetti à chercher sa commission dans un port belligérant, il commence les hostilités aussitôt qu'il sort des eaux où, à l'abri de la neutralité, il a été construit à loisir’. In deze laatste woorden ligt, m.i., eene reden te meer om het doelmatige aan te toonen van den elders door ons uitgedrukten wensch, omtrent de verpligting van een in eene neutrale haven uitgerust oorlogschip om zijne commissie in de havens der vreemde Mogendheid, aan welke het schip geleverd wordt, te halen. Met den Franschen schrijver stemt een Engelsch publicist overeen. ‘A gun is a mere instrument of war; the ship is an organised combination of instruments; or, as Lord Stowell says, “contraband ready made up.” The one is, in general, useless till it has reached the country of the belligerent te whom it is consigned; the other may be in a state to commit hostilities if not immediately on leaving the waters of the neutral country, certainly, by a little contravance, without ever going to its own country...... The gun runs the risk of transport before being available for war. The ship may set forth from the neutral port to commit hostilities without having incurred this risk’Ga naar voetnoot(*). | |||||||||
[pagina 321]
| |||||||||
Hij voegt er nog eene gewigtige aanmerking bij. De gewone handel in contrabande sleept minder gevaarlijke gevolgen voor den vrede met zich; de oorlogvoerende Mogendheid komt slechts in collisie met den individueelen koopman, die het waagt, op eigen risico, dien handel met den vijand te drijven, en deze Mogendheid heeft het aan zich zelve te wijten, indien zij, in transitu, de contrabande niet aanhoudt. Maar wanneer op neutraal gebied een oorlogschip voor eene vijandelijke partij uitgerust wordt, en derhalve de uitoefening van het regt van aanhouding, in transitu, inderdaad onmogelijk is gemaakt voor de andere vijandelijke partij, dan komt deze in collisie met de neutrale Regering zelve en moet zich beklagen over het gebruik van het onzijdig gebied gemaakt, over eene vijandelijke daad dier Regering. De gevolgen hiervan voor den vrede kunnen allerbedenkelijkst zijn, gelijk het voorgevallene tusschen Engeland en Amerika in 1861 en later getoond heeft. Wij gelooven derhalve genoegzaam te hebben aangetoond, dat de handel in uitgeruste oorlogschepen aan de onzijdigen niet toegestaan, noch de aflevering aan de vijandelijke partijen vergund kan worden, onder voorwendsel dat de handel in gewone contrabande met de vijandelijke havens niet door de onzijdige Regeringen verhinderd wordt. Maar indien, volgens ons gevoelen, de verkoop en aflevering van uitgeruste oorlogschepen door onzijdigen aan oorlogvoerenden, waar ook, ongeoorloofd is; indien, volgens de Engelsche en Amerikaansche theorie, die verkoop slechts dan geoorloofd is, wanneer het eene commerciele operatie is, het schip in de haven der vijandelijke partij gekomen en daar verkocht is, wat te zeggen van niet uitgeruste oorlogschepen? Wij gelooven dat, wanneer men de niet uitgeruste oorlogschepen als gewone contrabande beschouwtGa naar voetnoot(*), gezegde voorwaarden vervallen; want de contrabande-handel, binnen neutraal gebied, is volkenregtelijk geoorloofd, zoodat mitsdien dergelijke oorlogschepen aan de vijandelijke partij ook in de neutrale havens zouden kunnen worden verkocht; doch m.i. kunnen oorlogschepen, ook wanneer ze niet uitgerust zijn, geenszins met gewone contrabande gelijk worden gesteld, wegens het gevaar dat zij, kort na het verlaten van het neutraal zeegebied, hunne uitrusting bekomen zullen, zooals met de ‘Alabama’ geschied is. Volgens ons gevoelen zou de verkoop en aflevering van niet uitgeruste oorlogschepen aan de onzijdigen dan alleen kunnen worden toegestaan, wanneer 1o. blijkt, dat enkel eene handelsoperatie daarmede bedoeld wordt; 2o. voldoende zekerheid, b.v. door het stellen eener zware cautie, gegeven wordt, dat het schip geene uitrusting of wapening hoegenaamd, in transitu, zal mogen innemen vóór dat het in de territoriale wateren van den Staat gekomen is, die het aangekocht heeft. | |||||||||
[pagina 322]
| |||||||||
Zoodoende blijft voor de tegenpartij de gelegenheid geopend om het schip, als contrabande, op te brengen, ofschoon het gevaar van dergelijke commerciele operatie toch altijd groot blijft en het raadzaam zou zijn den verkoop geheel te verbieden.
Eene vraag blijft nog ter beantwoording over. Wij zagen in ons eerste artikel, dat eene neutrale Regering verpligt is het bouwen en uitrusten van oorlogschepen, ten behoeve der oorlogvoerenden, in hare havens aan de ingezetenen te verbieden, zulks te verhinderen en het uitzeilen te beletten. Moet ook de verkoop en aflevering worden verboden van de oorlogschepen, die reeds voltooid mogten zijn? Wanneer die schepen uitgerust zijn, kan daaromtrent niet de minste twijfel bestaan; de verkoop mag niet worden toegelaten en, zoo die toch geschied is, moet het uitloopen der schepen worden verhinderd. Maar wanneer het schip wel gebouwd en tot oorlogschip ingerigt, doch niet uitgerust is, dan zou de neutrale Regering verkoop en aflevering alleen dan kunnen beletten, wanneer men met ons van gevoelen is, dat ook op de niet uitgeruste oorlogschepen andere regels toepasselijk zijn dan op gewone contrabande. Daarentegen behoeft de verkoop niet te worden verboden, noch het uitzeilen worden belet, indien niet uitgeruste oorlogschepen gewone contrabande zijn. Wij stemmen toch geheel in met die schrijvers, welke leeren, dat, volgens de beginselen van het Volkenregt, de uitvoer van contrabande niet verboden is, en de neutrale Regering den handel en uitvoer van contrabande aan hare onderdanen niet behoeft te verbieden, noch zulks te beletten. De ingezetenen kunnen dien handel, op eigen gevaar, drijvenGa naar voetnoot(*). Hiermede stemmen de Engelsche en Amerikaansche staatslieden overeenGa naar voetnoot(†). Dit vereenvoudigt zeer de taak der onzijdige Regering, en de neutrale handel heeft zooveel te meer vrijheid. Maar ofschoon de neutrale Regering niet verpligt is den verkoop van niet uitgeruste oorlogschepen in hare havens te verbieden, of het uitloopen er van te beletten, wanneer die in de termen der gewone contrabande vallen, zoo is het echter doelmatig zulk een verbod uit te vaardigen, of althans het uitloopen slechts dan toe te staan, wanneer de twee hierboven door ons aangegeven voorwaarden worden vervuld. Daar het nu meermalen, o.a. in 1854, geschied is, dat onzijdige | |||||||||
[pagina 323]
| |||||||||
Mogendheden den uitvoer van contrabande aan hare onderdanen verboden hebbenGa naar voetnoot(*), zoo zou zulk een verbod zich nog veel meer laten regtvaardigen, wanneer het oorlogschepen geldt. Wat uitgeruste oorlogschepen betreft, wij kunnen het niet genoeg herhalen, verkoop, transport en aflevering er van aan de vijandelijke partijen zijn, volgens ons, geheel ongeoorloofd; die handel mag door de onzijdige Regering aan hare onderdanen niet worden vrijgelaten, en, wanneer daartoe, niettegenstaande het verbod en de waakzaamheid der Regering, pogingen werden aangewend, zou het uitloopen der schepen moeten worden belet. Geldt het daarentegen niet uitgeruste oorlogschepen, dan is de onzijdige Regering hiertoe niet verpligt, maar het is doelmatig, ten einde verwikkelingen te voorkomen. Men kan met den verkoop van zelfs niet uitgeruste oorlogschepen niet te voorzigtig zijn. Dit begrepen de Vereenigde Staten in 1849. De Pruissische Regering had het stoomschip ‘United States’ gekocht; op de bloote onderstelling dat die Mogendheid van dat schip gebruik maken wilde in den oorlog tegen Denemarken, legde de Regering te Washington er een provisioneel embargo opGa naar voetnoot(†). Wat ons vaderland aangaat, niemand zal ontkennen, dat het voor ons, in het belang eener welbegrepene onzijdigheid, noodzakelijk is, dat de Regering streng wake tegen den verkoop van oorlogschepen aan de vijandelijke partijen, en dat, zoo dit desniettemin plaats vond, het uitzeilen dier schepen worde belet, om het even of zij al dan niet gewapend mogten zijn. Daar de Koning, volgens de tariefwet van 1845, de bevoegdheid heeft om den uit- of doorvoer van ammunitie gedeeltelijk te verbieden, en de Regering bovendien ongetwijfeld den uitvoer ook van andere artikelen zou verbieden, die niet tot de eigenlijke contrabande behooren, wanneer het belang van den Staat en het behoud der onzijdigheid zulks raadzaam maakten, zoo kan even goed het uitloopen worden verboden en belet der ergste soort van contrabande, namelijk oorlogschepen voor de vijandelijke partij bestemd.
Als slotsom onzer beschouwingen meenen wij het volgende te mogen stellen:
| |||||||||
[pagina 324]
| |||||||||
| |||||||||
IV.Is het aan onzijdigen geoorloofd voor de oorlogvoerende Mogendheden koopvaardij- of transportschepen te bouwen, zulke schepen van haar te koopen of aan haar te verkoopen, hetzij in de neutrale haven, hetzij in de haven der oorlogvoerende partij? Wij achten het niet overbodig op te merken, dat er een groot onderscheid bestaat tusschen het toevoeren en de levering van transportschepen aan de oorlogvoerenden, en de transportdienst zelveGa naar voetnoot(*). Wij hebben in dit artikel slechts over het eerste te handelen; de transportdienst zelve (van manschappen, ammunitie, dépêches,) is den neutralen ongeoorloofdGa naar voetnoot(†).
Het bouwen en uitrusten van koopvaardijschepen voor de oorlogvoerenden, in de neutrale havens, is verboden in de aangehaalde Oostenrijksche ordonnantie van 1803; ook in de 7de sectie der Engelsche foreign enlistment act wordt de uitrusting verboden van transportschepen ‘to equip, furnish, fit out, or arm a vessel, with intent or in order that such a vessel shall be employed as a transport or store ship caet.’) In ons eerste artikel toonden wij aan, dat het bouwen en uitrusten van oorlogschepen in neutrale havens voor de oorlogvoerenden eene vijandelijke daad, eene schending der neutraliteit is. Maar dit vijan- | |||||||||
[pagina 325]
| |||||||||
delijk karakter ligt niet in het bouwen van koopvaardijschepen. Bovendien is het bijna niet denkbaar, dat eene oorlogvoerende Regering of hare onderdanen, in oorlogstijd, koopvaardijschepen zouden bestellen, daar de handel alsdan stilstaat. Transportschepen daarentegen voor manschappen of krijgsbenoodigdheden, zijn voor de oorlogvoerenden noodzakelijk; maar er bestaat geen reden om die schepen, zooals de oorlogschepen, van de gewone contrabande uit te zonderen. Evenzeer als deze laatste in de neutrale haven kan worden bereid, kan een transportschip worden gebouwd voor de oorlogvoerenden. Daar zij verder, even als gewone koopvaardijschepen en alle contrabande, onderweg kunnen worden genomen, ziet men niet in waarom de bouw en uitrusting in de neutrale havens eene schending der neutraliteit zou zijn. Wil men alle moeijelijkheden voorkomen, de neutrale Souverein kan dan een verbod uitvaardigen voor zooveel het bouwen van transportschepen aangaat, omdat die tot een oorlogsdoel zouden kunnen worden gebruikt; maar het bouwen van koopvaardijschepen behoeft m.i. niet te worden verboden.
Wij gaan over tot de tweede vraag: Is het aan onzijdigen geoorloofd koopvaardijschepen van de oorlogvoerenden te koopen en onder neutrale vlag te brengen? (neutralisation de navires belligérans.) Wanneer de verkoop aan de onzijdigen nog vóór het uitbreken van den oorlog geschied is, bestaat er geen moeijelijkheid, dan voor zoo ver mogt worden getwist over het juiste tijdstip van den aanvang der vijandelijkheden. Maar is de verkoop na dat tijdstip geschied, dan is de zienswijze daaromtrent verschillend. Engeland en Amerika veroorloven den verkoop; Frankrijk is, of was althans in 1854, nog van een ander gevoelen. Het komt mij voor, dat er geen voldoende grond bestaat om dien aankoop te verbieden, daar de neutrale handel met beide vijandelijke partijen vrij blijft, behoudens de restrictiën ten aanzien der contrabande en der belegerde of geblokkeerde plaatsenGa naar voetnoot(*). Wat de praxis aangaat, daarin bestaat, gelijk ik zeide, verschil. Verkeerd is hetgeen Hautefeuille schrijft: ‘cependant, je dois faire remarquer que cette prétention..... est admise par l'usage der nations. Il n'existe, il est vrai, qu'un petit nombre d'actes du droit international secondaire qui l'aient sanctionné, mais elle reçoit généralement son exécution. Les navires, achetés de l'un des belligérants par les neutres après l'ouverture des hostilités, ne sont pas considérés comme neutres, et sont soumis à la confiscation’Ga naar voetnoot(†). Dit moge waar zijn, volgens de Fransche wetgeving; want de oude | |||||||||
[pagina 326]
| |||||||||
Fransche ordonnantiën van 1704, 1744, 1778, verklaarden de schepen verbeurd, die, na het begin van den oorlog, door de onzijdigen van de oorlogvoerenden werden gekocht, en, bij gelegenheid van den Krim-oorlog, is laatstgenoemde ordonnantie, art. 7, door de Fransche Regering aan de onzijdigen meermalen herinnerdGa naar voetnoot(*). Doch Engeland en Noord-Amerika handelen anders. De Engelsche schrijvers verdedigen den verkoop van vijandelijke koopvaardijschepen aan onzijdigen, na den aanvang van den oorlog, wanneer die verkoop, bona fide, is geschied in eene neutrale haven, en met dien verstande, dat de vijand geen aandeel meer in het schip kunne hebbenGa naar voetnoot(†). Wel is waar is gedurende den langdurigen oorlog tegen Frankrijk, in 1807, door de Britsche Regering bij Kabinetsorder van 11 November, (door Hautefeuille aangehaald) van deze leer afgewekenGa naar voetnoot(§); doch blijkens de aangehaalde schrijvers is deze afwijking slechts tijdelijk geweest. In de zitting van het Lagerhuis van 30 Maart 1854, verklaarde de Attorney general op eene aan de Regering gedane vraag, ‘that the sale of a Russian ship to a neutral for the purpose of avoiding capture, if it were a bona fide transaction, would undoubtedly be protected by law. The hon. and learned gentleman asks the question generally and also with reference to the circumstance that a vessel thus sold might continue to be navigated by a Russian crew. If the transaction were really bona fide, I think that would not make any differences, although it might rise a suspicion as to the bina fides’Ga naar voetnoot(**). Doch, ofschoon in dit geval de Mogendheid, die bij uitnemendheid de verdediging der regten van de oorlogvoerenden op zich neemt, de regten der neutralen handhaaft tegen de zoogenaamde liberale Mogendheid, zoo moet men evenwel de restrictiën niet uit het oog verliezen, waardoor de Engelsche prijsgerigten bedrog trachten te voorkomen. Gelijk reeds gezegd is, moet de verkoop geschieden in eene neutrale haven, bona fide; door overlegging van een' brief (a bill) van koop en betaling, moet duidelijk blijken, dat de verkoop werkelijk geschied en niet gefingeerd is; eindelijk de vijand moet, ook voor het vervolg, geheel geen aandeel meer in het schip hebbenGa naar voetnoot(††). Ook is er de volgende billijke uitzondering op den regel, namelijk, dat de verkoop van een vijandelijk schip aan een' onzijdige niet van kracht is, wanneer die geschiedt in eene geblokkeerde havenGa naar voetnoot(§§). De Vereenigde Staten erkennen den verkoop van vijandelijke sche- | |||||||||
[pagina 327]
| |||||||||
pen aan onzijdigen, niet alleen in de neutrale haven, maar waar die ook geschied zij. De questie is tusschen Frankrijk en Noord-Amerika, gedurende den Krim-oorlog, ter sprake gekomen. Een berigt in den ‘Courrier des Etats-Unis’ van 25 April 1855, in den zin der Fransche praxis geplaatst, werd door de officiële courant wederlegd onder opmerking, dat de Fransche declaratie, waarbij het aankoopen van Russische schepen door onzijdigen verboden werd, hoegenaamd geene kracht had in de Vereenigde Staten. ‘The state of war between two parties can not prevent neutrals from buying goods from either of them. Hence, the French-Government has no more right to forbid or prevent our citizens from buying vessels, or any other articles, belonging to Russian subjects, than Russia has to prohibit them from purchasing French silks or wines,... the United-States will not submit to arbitrary regulations, whatever may be the submission of European powers in that respect to the dictations of the allies.’ Kort daarop werd eene officiële beschikking van den Attorney general bekend gemaakt, waarin men leest: ‘Purchase of belligerent ships bij Neutrals. 1o. According to the law of nations, neutrals have the right to purchase during war the property of belligerents, whether ships or any thing else, and any regulation of a particular State, which contravenes this doctrine, is against public law and in mere derogation of the Sovereign authority of all other independent States.’ 2o. A citizen of the U.S. may, at this time, purchase any merchant ship, if purchased bona fide, of either of the belligerents.... Such ship becomes American property, enz.’ Vroeger reeds had het hoofd van het Departement van Justitie verklaard, dat de bedoelde aankoop geldig was, waar ook geschied, in Amerika of in den vreemde, in eene vijandelijke of in eene neutrale haven, of zelfs in volle zeeGa naar voetnoot(*). In October 1855 vestigde de Fransche Consul te Boston weder de aandacht op de bepalingen van de ordonnantie van 1778, zoodat, volgens hem, Russische schepen in de havens der Vereenigde Staten voortdurend als vijandelijke schepen door de Fransche marine zouden beschouwd worden, al werden ze het eigendom van ingezetenen van het Gemeenebest. Doch hierop antwoordde een Amerikaansch blad: ‘This attempt to erect the peculiar and local law of France and to announce the general rules of international law, in respect to the purchase of belligerent ships by neutrals on this side of the water, is one which might intimidate a weak nation, but will have quite a contrary effect here’ De Nederlandsche Regering heeft, ongeveer op denzelfden tijd, hare | |||||||||
[pagina 328]
| |||||||||
zienswijze omtrent deze gewigtige volkenregtelijke questie kunnen te kennen geven, doch heeft dit geweigerd. Onder het Ministerie van Hall rigtte de heer Thorbecke zes vragen tot den Minister van Buitenlandsche Zaken, over de regten en verpligtingen der neutraliteit, welke alle betreffen punten van het hoogste belang vooral van eene handeldrijvende MogendheidGa naar voetnoot(*). In de tweede plaats vroeg de heer Thorbecke, zoo meldt een Nederlandsch geleerde in een uitnemend geschriftGa naar voetnoot(†), of een schip, na het begin der vijandelijkheden door onderdanen eener neutrale van die eener oorlogvoerende Mogendheid gekocht, aan verbeurdverklaring onderhevig was. Het Engelsche Gouvernement had de vraag ontkennend beantwoord, mits de verkoop bona fide had plaats gehad. Nu had, in strijd met deze door den Attorney-general in het Engelsch Parlement gegeven uitspraak, eene Nederlandsche Kamer van koophandel eenvoudig bekend gemaakt dat, naar de meening der Fransche Regering, een schip in het gemelde geval aan verbeurdverklaring onderhevig was. De genoemde afgevaardigde wenschte nu, naar aanleiding van het gebeurde, te vernemen welk gevoelen de Regering omtrent dit punt toegedaan was. De heer van Hall, zich beroepende op art. 89 der grondwet, liet de gedane vragen onbeantwoord. Hij moge daartoe het regt gehad hebbenGa naar voetnoot(§); klaarblijkelijk kon ook Nederland over de Fransche interpretatie niet lagchen en verklaren zich er in het geheel niet aan te zullen storen, gelijk de magtige Amerikaansche Republiek. De Minister van Buitenlandsche Zaken had echter, zonder ‘een examen van wien dan ook te ondergaan,’ de zienswijze der Regering kunnen doen kennen, al had hij dan ook, - voor het geval dat deze de Engelsche meening aankleefde, tegen het gevaar der bedoelde commerciële operatie gewaarschuwd met het oog op Frankrijk.
De laatste vraag, die wij te beantwoorden hebben is deze: Is het aan onzijdigen geoorloofd koopvaardijschepen, of transportschepen aan de oorlogvoerende partijen toe te voeren en te verkoopen?
Het antwoord zal natuurlijk afhangen van de vraag, of bovenvermelde schepen onder de contrabande te rekenen zijn. Zijn zij het niet, dan behoeft het geen betoog, dat de handel in die schepen, de toevoer en aflevering aan de vijandelijke partijen, de verkoop waar ook, volkomen geoorloofd blijven. Behooren ze tot de contrabande, dan gelden de gewone regels: de | |||||||||
[pagina 329]
| |||||||||
onzijdigen kunnen er in handel drijven, die schepen den vijand toevoeren, ten einde ze in de vijandelijke haven te verkoopen, maar onder risico van onder weg te worden opgebragt, zonder dat zij op de tusschenkomst of verdediging hunner Regering rekenen mogen. Daarentegen blijft dan de verkoop, in de neutrale haven, volkomen geoorloofd, volgens het vroeger door ons vermelde beginsel van de vrijheid van den passieven contrabande-handel. Zeer enkele schrijvers zijn van gevoelen, dat koopvaardij- en transportschepen niet tot de contrabande behooren. Daar, gelijk wij reeds vroeger zagen, de anti-belligerent Hautefeuille zelfs oologschepen, tenzij ze uitgerust zijn, niet als contrabande beschouwtGa naar voetnoot(*), behooren er dus a fortiori, volgens dien schrijver, de koopvaardijschepen niet toe. Ook de jongste schrijver over de regten der neutralen zegt: ‘cette manière de voirGa naar voetnoot(†) pouvait être fondée avant l'abolition de la course par la déclaration du 16 avril 1856; alors, en effet, les vaisseaux marchands pouvaient être facilement armés en guerre. Les Puissances, qui ont donné leur consentement à cette déclaration, ne peuvent plus aujourd'hui considérer les vaisseaux marchands comme contrebande de guerre’Ga naar voetnoot(§). Doch kunnen dan koopvaardijschepen slechts dán tot den oorlog worden gebruikt, wanneer ze door kapers worden gebezigd? Kan de oorlogvoerende Regering zelve ze niet koopen en wapenen? De meeste schrijvers echter en het algemeen gebruik rangschikken de koopvaardijschepen onder contrabande. Wel worden die schepen niet genoemd in vele tractaten, die van contrabande gewag maken, en, in zoo ver, heeft Hautefeuille gelijk wanneer hij zegt: ‘à l'égard des vaisseaux construits, la question n'a jamais été tranchée par les traités;’ doch daarentegen worden ze wel degelijk vermeld in vele andere verdragenGa naar voetnoot(**); bovendien, niettegenstaande het menigvuldig zwijgen der tractaten, worden de koopvaardijschepen altijd, volgens het getuigenis zelf van Gessner, beschouwd als tot de contrabande te behooren. Teregt zegt dan ook een uitstekend Duitsch schrijver: ‘wenn auch der Zuführung von Schiffen zu einem Kriegführenden in den Verträgen keine specielle Erwähnung geschieht, darf dieses nach allgemeiner Rechtsüberzeugung nicht dahin verstanden werden, dass sie nicht mit zur Contrabande zu rechnen seien’Ga naar voetnoot(††). Hij is van gevoelen, dat koopvaardijschepen als contrabande te beschouwen zijn, wanneer ze tot oorlogsdoeleinden kunnen worden bestemd | |||||||||
[pagina 330]
| |||||||||
of ingerigt: ‘nur die absolute Ungeëichnetheit eines Schiffes für Kriegszwecke würde das Geschäft zu einem völkerrechtlich unanfechtbaren machen.’ Wij vereenigen ons geheel met dat gevoelen, volgens hetwelk koopvaardijschepen dus niet altijd, per se, contrabande zijnGa naar voetnoot(*), doch hiertoe moeten worden gerekend te behooren, als analogen, wanneer ze tot oorlogsdoeleinden kunnen worden gebruikt. Dit beginsel wordt ook door de Engelsche prijsgerigten toegepast: koopvaardijschepen, voor den oorlog geschikt, en door onzijdigen naar vijandelijke havens gevoerd om aldaar te worden verkocht, worden verbeurd verklaard.Ga naar voetnoot(†) Wat Transport-schepen betreft, deze moeten, dunkt mij, tot de analoga der contrabande worden gebragt, daar hunne bestemming tot een vijandelijk doel, namelijk transport door den vijand van manschappen en wat hem verder van noode mogt zijn, niet twijfelachtig is. Heffter gaat nog verder, daar hij den vrijwilligen toevoer van transportschepen aan de vijandelijke partijen door onzijdigen, gelijk stelt met den vrijwilligen toevoer van oorlogschepen; hij ziet daarin eene schending der neutraliteit, die den vijand regt geeft niet alleen het schip weg te nemen, maar verbeurd te verklaren.Ga naar voetnoot(§) Wij gelooven niet, dat transportschepen geheel met oorlogschepen kunnen worden gelijk gesteld, zoodat dan ook voor den toevoer en verkoop er van geene speciale wetgeving of behandeling noodig is, gelijk m.i. bij oorlogschepen geschieden moet. Transportschepen zijn altijd als contrabande te beschouwen en te behandelen, terwijl koopvaardijschepen het, in den regel, niet zijn. Voor beiden geldt dus het volgende: Verkoop in de neutrale haven van koopvaardij- en transportschepen is geoorloofd; de neutrale Regering behoeft den verkoop, noch het uitzeilen, te beletten; onder weg kunnen zij, als contrabande, worden opgebragt, de transportschepen altijd, de koopvaardijschepen voorwaardelijk. Eindelijk, is het doelmatig dat de neutrale Regering, ten einde moeijelijkheden te vermijden, den toevoer aan de vijandelijke partijen van transportschepen aan hare onderdanen verbiede. De Oostenrijksche ordonnantie van 1803 verbood zelfs den verkoop van koopvaardijschepen in de neutrale haven. |
|