wereld niet altijd zoo uitkomt. Er wordt geidealiseerd, gekritiseerd, gemoraliseerd, kort en krachtig soms... Wat wil men meer? - En toch zal niet hiermede het werk zijne dringendste aanbeveling medebrengen bij velen. - Het is, namelijk, een werk met Tendenz, en deze zoo als wij het van Lewald konden verwachten.
De schrijver is een voormalig Protestant, later proseliet der Roomsch-Katholieke kerk. Wij zouden dit niet aanvoeren, indien wij niet daarin den sleutel vinden moesten voor hetgeen hij schreef, als wij niet daarin vooral het standpunt vonden, waaruit veel van hetgeen hij schrijft moest worden beschouwd en beoordeeld. Het is blijkbaar aangelegd op eene verdediging en verheerlijking van het Roomsch-Katholicisme, vooral in tegenstelling met den geest en de rigting van onzen tijd.
Dat zulk een werk hoogstbelangrijk kon worden, zal ieder gevoelen, die eenig inzigt heeft in den aard en de strekking van den strijd, waarin het Romanisme met dien tijd is gewikkeld, gelijk het trouwens was met al wat men als van dien tijd kon beschouwen, van de Hervorming af, om te zwijgen van vroeger verzet door de Kerk ondervonden. Wordt die strijd, omdat in onze eeuw de mensch in het geestelijke en staatkundige meer tot besef van zijne regten kwam, en hier en daar tot overmoed kwam, met meer hevigheid gevoerd; de roman kan er, naar inhoud en vorm des te meer belangwekkend om worden, terwijl hij in veelzijdigheid kon winnen, naarmate de kamp op onderscheiden gebied wordt gevoerd.
Dit nu heeft de schrijver gedeeltelijk goed gegrepen en opgezet en volgehouden. Hij laat wat in zijn oog religieusiteit is in strijd komen met geest en rigting en streven van onze dagen, met eer- en hebzucht en godverachting en wereldzin, die in lust der oogen, lust des vleesches en hovaardig leven aan het licht treden, velerwege tot laagheid in allerlei vormen voeren. De roman is te vol en te vielverschlungen, om dien in zijn beloop te volgen, al heeft de schrijver met soms wat bruske hand de draden vrij wel uiteengehouden. Men ontmoet er hoog graauw, parvenus met al hunne onbeschaamdheid, Lucullussen en Calibans, kardinalen en actrices, Mäusedreck und Koriander. Hij voert ons naar Californië en Rome, wel degelijk naar Rome.
Lewald is een convertite, een proseliet - gelijk wij boven zeiden. - Wij duiden hem dit, voor zoo ver het zijn eigen zaak is en het er eene van overtuiging mag geweest zijn, niet euvel, Luthers woord gedachtig: über die Gewissen will Gott niemanden regieren lassen, denn sich selbst alleine. - Hij treedt evenwel in zijne Clarinette kennelijk op als de verdediger van het Roomsch-katholicismus. En hier wordt de zaak van wat anderen aard. - Het is hier de plaats niet om te dogmatiseren. Dit doet Lewald ook niet, hoezeer het, zij het dan ook niet in den stijven handboekenvorm, op zijn weg lag. Nu wijst hij meer op het uiterlijke, het schitterende van de Kerk, en wat enkele karakters daarin, mogelijk door haar, maar ook ligt zonder haar - ja tegen haar in, werden. - De pastoor, Clarinette, zijn vriendelijke verschijningen, ook des pastoors zusters. De bisschop is gelijk wij alle bisschoppen zouden wenschen. Echt humane karakters, en gelijk er, gelukkig, ook worden gevonden in de roomsche kerk. - De bankier en koopman Zehdeniker is een niet gespaard beeld van den joodschen geest, gelijk die door den invloed van wereld en tijd werd bedorven, zoo als zijne moeder dit is van de joodsche bekrompenheid en onverdraagzaamheid, bij trouw aan wet en gebruik. Er is charge in beiden. De zoon en kleinzoon, Isidoor, zoo als hij met verandering van zijn joodschen naam wordt genoemd, is iemand van goeden aanleg, doch die gevaar loopt het slagtoffer te worden van zijn rijkdom en van den strijd waarin hij bij zijne joodsche afkomst en begrippen en de moderne beschaving wordt gewikkeld. Na allerlei ondervindingen wordt hij in Amerika tot het