heide-biwenners up Silt; fen C.P. Hanzen, vertaald in het friesch door G. Colmjon, waarvan het eerste gedeelte in den almanak van 1864 voorkomt.
Even als dit stuk zich beweegt in den mythieschen voortijd van reuzen en aardmannetjes, verplaatst ook de redacteur Dr. J.G. Ottema zijn lezers in het grijze verleden met eene vertaling van: de Noordsche mythologie naar Dr. R. Reusch, een vervolg van den vorigen jaargang, en vervolgd zullende worden. Dit gedeelte handelt over Thor en zijne groote daden, zijne familie en landhoeve, en verhaalt u allerlei dwaasheden en ongerijmdheden.
De heer W. Eekhoff deelde zijn onderzoek mede naar: de Magistraats en Vroedschaps Electeurs-penningen van Leeuwarden 1725-1795, waarbij een plaatje tegenover den tekst behoort met afbeelding van vier zulke penningen. Een flink bewerkt stuk dat van veel studie getuigt en een helder licht werpt op dien “goeden ouden tijd,” die evenwel door de inwoners van Leeuwarden niet zat worden teruggewenscht.
De Heer Eelco Verwijs strijdt in zijne bijdrage: de Sinterklaasschoen voor den echten Nederlandschen Sinterklaas tegen van Lennep, volgens wien het Sinterklaasfeest van Spaanschen oorsprong zou zijn. Naar de beteekenis van de “schoen” op dat feest wordt gezocht in de symbolen der oude Germanen, maar “helder licht zal hierover wellicht nooit voor ons opgaan.” - De aanteekeningen zien er nog al geleerd uit door verwijzing naar werken, die juist niet bij 't algemeen bekend zullen zijn, en door citaten in 't Latijn, Duitsch, Fransch en Engelsch.
En 't laatste stuk, door Mr. J. Dirks ingezonden, is niets anders dan een letterlijk Extract uyt de Resolutiën van Ameland genomen op Regtdag den 23sten Juny 1734, met al de opgeschroefde toespraken en rijmelarijen van Amelands schoonen bij gelegenheid van een bezoek van Prins Willem Carel Hendrik Friso.
En is dat alles? Is er niet één vers in den Almanak?
Neen, 't is alles zuiver proza, zoo als gij bemerkt.’
‘'t Komt mij toch vrij dor en droog voor. Niet ieder vindt evenveel behagen in die oudheidkundige onderwerpen. Mij dunkt, een weinig afwisseling zou verkieselijker zijn. Het tegenwoordige heeft ook zijn eischen. En op het werkelijke leven moest toch, vooral in een volksalmanak, de aandacht gevestigd worden!’
‘Ja, vriend, gij gaat kritiek oefenen, en vindt den inhoud van dezen almanak niet naar uwen smaak. Dat is uwe zaak. Ik constateer alleen wat de redacteur geleverd heeft en heeft willen leveren als gewenscht en noodig voor het Friesche volk, en in welke rigting hij wil, dat het zich bewege.’
14 Febr. 1866.
H.G.