Omdat men in mijne denkbeelden over de opvoeding der vrouw den naam van God te vergeefs gezocht heeft.
Zoude men nu nog beweren dat we de godsdienst uit de huisselijke opvoeding willen weren? Wij hopen van neen.
Dat, niet het godsdienstig beginsel, maar het onderwijs in de godsdienst van de school verbannen is, juichen we toe.
Het behoort daar niet te huis en onbevoegd is die onderwijzer om dat onderwijs te geven.
De heer Thorbecke bezigde eenmaal de ware, verhevene en behartigingswaardige woorden:
‘De stille werking van het christendom, boven verdeeldheid van geloof, is oneindig algemeener en grooter, dan hetgeen men in de kerkelijke sfeer met oogen ziet. Het christendom heeft onze wetgeving en ons bestuur, onze zamenleving en onze zeden doortrokken; maar dat is niet het bijzonder christendom eener bepaalde Kerk. Het is het ééne licht waarvan de onderscheidene geloofsbelijdenissen bijzondere stralen zijn; het is het christendom boven kerkelijke afzondering, gelijk het menschdom is boven de onderscheidene volken en ze allen omvat; gelijk de wetenschap is boven alle vormen en stelsels, waarin ieder, naar de mate van zijn inzigt, de wetenschap zoekt te naderen of haar tracht uit te drukken.
‘Het christendom is niet gebleven binnen de Kerk; het is eene burgerlijke kracht geworden, de ziel onzer beschaving; een stroom die zich door alle aderen der maatschappij heeft uitgestort. Het is deze invloed van het christendom, die zich van zelven, de wet spreke of zwijge, in het volksonderwijs zal doen gevoelen.....’
Wij gelooven met hem dat, de wet spreke of zwijge, het christendom zijn invloed in het volksonderwijs zal doen gevoelen.
Maar het is vooral in den huisselijken kring dat de godsdienst zich in vrijheid moet ontwikkelen. Daar moet zij werkzaam zijn in haar volle levenskracht; daar moet men haar eene voor het leven vruchtbare rigting geven. Het is de vrouw, als moeder, welke daarop grooten invloed kan uitoefenen. Maar wil zij daartoe in staat zijn, dan moet men haar meer ontwikkelen dan tot heden geschiedde, want innig is onze overtuiging, dat godsdienst en kennis vereenigd moeten gaan om beide tot een waarachtig levensbeginsel te maken.
W.