schelijk begrip te vertolken, om de gedachte, die de wereld ons voorhoudt, op menschelijke wijze uit te drukken.
Beginnen wij met de eerste regelen van orde, regelen die het leven van ieder persoon, huisgezin en maatschappij beheerschen; zijn die regelen geene navolging van de vaste orde, waarin dag en nacht, zomer en winter, zaaing en oogst elkander afwisselen? Zijn in de behoeften van ons lichaam, in de onafwijsbare eischen van ons leven, niet de dadelijke en duidelijke aanwijzingen gegeven van een leefregel, van een gezondheidsleer? Wanneer hartstocht en liefde, als met den dwang eener wet den jongeling bewegen tot het sluiten van een huwelijk, wordt hij dan niet onwillekeurig in een stelsel van huwelijksen vaderplichten ingeleid? Is niet het eerste wat zich in de samenleving aan ons opdringt de aangeboren gelijkheid en de onderlinge afhankelijkheid der menschen? En is daarmede niet de plicht der goede trouw, der rechtvaardigheid en gedienstigheid van zelf gegeven?
Raadpleeg de menschelijke bedrijven, kunsten, wetenschappen. De aarde, die de menschen voeden moet, stelt aan hun' arbeid eischen, die recht verstaan het aanzijn geven aan de landhuishoudkundige wetenschap. Met het stelsel onzer levensbehoeften correspondeert een stelsel van vrije vermogens, en een stelsel van natuurkrachten en natuurproducten, die in hun onderling verbond de menschelijke beschaving daarstellen. Maar de harmonie tusschen de behoeften die ons drijven, en onze vermogens, die naar hunne eigene wetgeving werkzaam zijn, en de natuur die den mensch schatting brengt - die harmonie zetelt niet in elk dezer factoren, maar zweeft boven alle - die harmonie zetelt in de wereldorde, die dus de eigenlijke wetgeefster des levens en leermeesteres der beschaving is.
Hoe verder dit verbond tusschen den mensch en de natuur zich uitstrekt, hoe meer de menschelijke volmaking toeneemt. Elke nieuwe waarheid is slechts de erkenning van een vroeger niet begrepen eisch des levens; elke wetenschappelijke ontdekking is slechts het inzicht in eene nieuwe betrekking tusschen den mensch en de natuur. In de wetenschap is geene scheppingskracht, zij kan slechts luisteren, verstaan, naspreken; haar geheele inhoud is een geschenk der natuur, haar geheele verdienste bestaat in het aannemen.
Een leven overeenkomstig de natuur is van oudsher de overgelevorde omschrijving van de menschelijke wijsheid. Die wijsheid zetelt natuurlijk in de ervaring van het oudere geslacht, dat als de tolk der natuur boven het jongere geslacht staat. In de wereldorde is dus tevens de opvoeding en het onderwijs gegeven en de overlevering die de moeder der wetenschap is.
Zoodanig is de wereldorde of het niet-Ik, dat tegenover het vrije en denkende Ik des menschen staat. En wanneer wij die verhouding der wereldorde tot ons Ik tot den grond nagaan, wat vinden wij dan? Door de wereldorde buiten zijn wil of toedoen tot het aan-