een ‘duurzaam gedenkteeken en onderpand der broederlijke eendracht hunner Vlaamsche en Hollandsche zonen.’ Redenen genoeg om van de Vlaamsche zangen ons aangeboden door Karel Versnaeyen kennis te nemen.
De grootste verdienste dezer zangen ligt, dunkt me, in de juiste uitdrukking van het volkskarakter.
Vlaanderen's zonen zijn lustig en vrolijk en genieten het leven van ganscher harte. Men bemerkt dit terstond wanneer men daar een estaminet binnen treedt. Naauwkeurige afscheiding der verschillende standen kent men daar niet. De Vlaamsche burgerklasse heeft een savoir vivre, een tact om zich beschaafd voor te doen, welke men in ons land bij die klasse zelden aantreft. Dit schijnt dáár ingeweven in den volksaard.
Daardoor is het mogelijk dat de feesten daar gegeven ware volksfeesten worden; waar een ieder het zijne ter vervrolijking tracht aan te brengen en noch naar titel noch naar rang gevraagd wordt.
Een deftige ernstige Hollander met een witten das, eene goudsche pijp en een flesch wijn voor zich is daar niet te huis.
Men gebruikt daar 't pijpken zoet - een kort klein pijpken - en 't lekker bier en zingt:
Een ander moge kwijnend zuchten,
Zich steeds bekomm'ren met 't verschiet;
het zeldzaam heilgenot ontvlugten!
dat hem de treurige aarde biedt;
ik min alleen de blijde dingen,
'k jaag als ik kan, de smart van hier;
'k vind troost in 't lachen en in 't zingen,
in 't pijpken zoet, en 't lekker bier.
Wij lezen in 't voorwoord voor deze gedichten geplaatst: ‘Het lied is de eigenaardigste uitdrukking van den volksgeest. Eene nutstichtende gedachte wordt al zingende verspreid door den vrolijken burger, die waarschijnlijk er aan onverschillig zou blijven, indien zij ware opgevat in eenen anderen vorm, zij neemt plaats in de ziel, schiet er wortel, en rolt des te gemakkelijker van de tong, daar de melody waarin zij is gewikkeld, haar verleidend en aanlokkend heeft gemaakt. Elk zanger, die het refrein mede aanheft, wordt een soldaat dier gedachte, even als het kind, dat begint te spreken zonder het te weten, een nieuwe verkondiger wordt van den menschelijken wil.’
Daar waar het volk zóó gestemd is als in Vlaanderen bevatten die woorden waarheid; daar zal het lied zijn weg vinden en veel goeds bewerken. Daar zal men het boeksken van Versnaeyen dikwijls ter hand nemen om het ‘vaar zaeutjens, o bootjen’ - het maaijerslied - 't pijpken zoet en 't lekker bier - de hoed en meer andere zijner zangen aan te heffen ter eere van de liefde, ter vermeerdering van de vreugd, en ter verheerlijking van het vaderland.
1865.
W.