De Tijdspiegel. Jaargang 23

Kostelijke gave van edele vrouwenhand.

Fleurs, Fruits et Feuillages choisis de la Flore et de la Pomone de I'lle de Java, peints d'après nature par Madame Berthe Hoola van Nooten. - Bruxelles, Emile Tardier, 1863.

Er liggen op dit oogenblik 10 afleveringen van dit prachtwerk voor ons. Der begaafde kunstenaresse en den wakkeren Severeijns, die zoo meesterlijk op steen wist weêr te geven, wat hem de teekenstift van Mevrouw van Nooten had voorgetooverd, zij door deze regelen eene zwakke hulde gebracht voor het talent, dat in beider werk zoo meesterlijk doorstraalt.

Maar neen, het is niet alleen hulde aan het talent, het is meer, het is een diep gevoel voor het ongeluk van Mevr. van Nooten, en warme sympathie voor de edele wijze, waarop zij zich boven de slagen van het noodlot tracht te verheffen, die ons de pen in de hand geeft om U, Vrouwen van Nederland vooral, op wie de Schrijfster zich in de éérste plaats beroept, aandachtig te maken op het uitstekende werk, dat zij geleverd heeft. Ziehier een gedeelte van de voorrede, waarin een lid Uwer sexe U oproept om haar te schragen in haar benarden toestand. Ik waag het niet, die regels in het Nederlandsch te vertolken of ze tot een uittreksel te doen inkrimpen. Waar de smart zich zóó uit, maar zich tevens eene grootheid van ziel openbaart, die ons met eerbied vervult, daar past het, aan de eerste haar vrijen loop te laten, en aan de tweede niets van haar oorspronkelijk karakter te ontnemen.

‘Cet ouvrage s' adresse spécialement aux femmes. Sa tendance, son but, le cadre dans lequel il est circonscrit, tout lui imprime le caractère de la position et de la mission qui concernent notre sexe, position et mission admirablement décrites par un des grands écrivains de notre époque, en ces termes aussi simples que profonds: ‘La charité dans l'humilité.’

Or, je ne crois pas m'écarter de notre sphère, en publiant cet ouvrage. Ce n'est point sortir du cercle imposé aux femmes que de chercher par tous les moyens que Dieu a mis à notre portée, à

[p. 52]

remplir les obligations de la carrière spéciale, que la Providence nous assigne.

Ce n'est pas s'éloigner de notre mandat que d'entrependre un travail modeste, mais honorable et consciencieux, dans le but d'y trouver des ressources et un baume salutaire contre le deuil et l'isolement.

Je dois le dire: ce n'est pas l'ambition de me faire un nom retentissant, ni la pensée plus élevée, mais tout aussi vaine, de produire une oeuvre nouvelle ou remarquable, ni le désir de rivaliser avec des personnes d'un talent supérieur, ni la conscience d'un mérite auquel je suis loin de prétendre: ce ne sont pas de pareils motifs qui m'ont fait prendre le pinceau, et qui ont dirigé mes pas vers le seuil du sanctuaire de la science.

Si par un de ces coups terribles qui brisent toute une destinée, l'on se voit un jour dans l'obligation de subvenir aux besoins d'une nombreuse famille et de faire face à des exigences qui pèsent sur l'existence au point de l'accabler: ce n'est pas sortir des limites dans lesquelles est sagement renfermée la vocation des personnes de mon sexe, que de chercher a soulever ce fardeau, par de semblables moyens. Il y a, au contraire, un devoir à remplir en luttant contre ces difficultés si pénibles dans leur secrète amertume.

Tel est le but de cet ouvrage. Je le dis sans scrupule: car ce but seul peut surmonter l'hésitation légitime que j'éprouve au moment de livrer mon travail au public, et cela avec la conviction sincère des imperfections que je suis la première à y reconnaitre.

Est ce que je m'abuse en espérant que ce but franchement exprimé trouvera chez les personnes de mon sexe un écho sympathique et bienveillant? Unies à moi dans cette mission qui nous est commune, femmes de tous les pays, sans distinction de nationalité et de langage, mères surtout, vous qui savez si bien ce qu'un tel nom impose de devoirs aussi variés qu'étendus, me refuserez-vous votre concours et votre appui?

Vous n'avez pas comme moi connu ce qu'a d'amer le pain de l'exil... Environnées de toutes les affections, qui font le bonheur de notre sexe, vous n'avez pas, comme moi, au printemps même de la vie, éprouvé la séparation cruelle de la famille, l'absence de toute main affectueuse, le séjour d'une terre étrangère. La mort inexorable ne vous a point enlevé, comme à moi, les bras qui étaient votre soutien, le coeur qui vous tenait lieu de patrie, de parents, d'amis, en couvrant le reste de vos jours d'un voile funèbre. Le deuil n' a pas franchi le seuil de votre demeure pour briser vos illusions, et vous placer le coeur déchiré, l'esprit abattu, le corps faible et souffrant en face de l'inpitoyable nécessité.

Pour sortir de cette pénible et douloureuse situation, il n'y a d'autre issue que le travail, mais quelle alternative en raison des pré-

[p. 53]

jugés qui sèment de ronces et d'épines la route de la veuve et de l'orphelin. En suivant cette route, les pieds déchirés et sanglants, on voudrait s'arrêter, mais la privation, la misère, que l'on supporterait pour soi, non pour les êtres chéris, qui nous doivent l'existence et qui attendent leur bien-être de nos efforts, tout nous pousse en avant.

Vous ignorez ces cruelles épreuves. Puissiez-vous ne jamais les connaître? Et pourtant quelle est la femme à l'abri des coups du sort et de l'atteinte de la douleur? Qui de vous me refusera cette tendre sympathie, le meilleur attribut de notre sexe?

Mais tout en avouant le but de cet ouvrage, qui est l'accomplissement d'un devoir sacré, laissez-moi vous dire que dans le travail même, exigé par la tâche que je m'imposais, j'ai trouvé un soulagement réel et solide, j'ai éprouvé que l'on ne peut pénétrer dans le domaine des sciences, sans ressentir la douce influence, la pure élévation, le calme salutaire que l'étude de la nature porte en soi comme un baume vivifiant.

Voilà ce qui me fait espérer que cet ouvrage aura un double résultat, en m'assurant quelques ressources pour ma famille, et en invitant d'autres personnes de mon sexe à suivre une voie qui offre tant de consolation pour l'àme et d'attrait pour l'esprit.’

Wij vinden, zoo als de titel het reeds uitdrukt, in het werk van Mevr. van Nooten, zoowel bloemen en vruchten als zulke planten afgebeeld, welke zich vooral door de fraaie teekening harer bladen onderscheiden. Tot de eersten behooren die van Amherstia nobilis, Elettaria speciosa, Saraca declinata, Spathiphyllopsis Minahassae, Butea frondosa, Lagerstroemia regia, Strophanthus dichotomus, Jambosa domestica, Musa coccinea, Poincinia regia; terwijl de vruchten ontleend zijn aan Citrus Decumana (Pompelmoes), Theobroma Cacao, Nephelium lappaceum (Ramboetan), Lansium domesticum (Doekoe), Sterculia nobilis, Othophora alata (Pisang tjina), Xanthochymus dulcis (Moendoe), Garcinia Mangostana (Mangies), Anona squamosa (Serikaya), Anona reticulata (Boea nonna), Citrus sarcodactylis, Cynometra cauliflora (Namnam), Artocarpus polyphema (Tjampedak), Anacardium occidentale (Jamboe monjet), Durio Zibethinus (Doerian), Jambosa domestica (Jamboe bol), Mangifera indica (Mangies), Sizygium jambolanum (Djamblang), Musa paradisiaca (Pisang maas), Averrhoa Bilimbi (Bliembing), Zalacca edulis (Salak), Anona muricata (Nanka wolanda), en Carica Papaya (Papaya), en de fraai geteekende bladen betrekking hebben op Codiaeum variegatum, Tradescantia discolor, Caladium bicolor, Amarantus tricolor, Poinsettia pulcherrima, en Pisonia sylvestris en alba.

Over de uitnemende getrouwheid van vele afbeeldingen bij ondervinding kunnende oordeelen (want ook ons mocht het gegeven zijn 5 jaar op Java door te brengen), en overtuigd, dat geene beter uitgevoerde de werkplaats van Severeijns ooit verlaten hebben, gelooven wij gerus-

[p. 54]

telijk te mogen verzekeren, dat het werk van Mevr. van Nooten, wat het artistieke gedeelte betreft, niet alleen den naam van prachtwerk in den volsten zin waardig is, maar ook de eer verdiende, aan H.M. onze geëerbiedigde Koningin te worden opgedragen.

Aan elke imperiaal-folio plaat is een blad tekst toegevoegd, waarop aan de eene zijde, eene korte, in de Engelsche en Fransche talen opgestelde, beschrijving voorkomt van de plant, bloem of vrucht, waartoe het behoort, met vermelding tevens van deze of gene bijzonderheden, die uit een of ander oogpunt de aandacht verdienen. Gaarne hadden wij dien tekst hier en daar wat uitvoeriger gezien; maar als wij aan den anderen kant bedenken, dat de Schrijfster daartoe over bijzondere litterarische hulpmiddelen, en dan nog over den tijd en de gelegenheid had moeten kunnen beschikken, om die te verwerken, dan trekken wij onzen wensch weder in, tevreden met hetgeen ons gegeven werd.

Aan het slot harer voorrede betuigt Mevr. van Nooten, dat woorden van aanmoediging, als uiting der openbare meening, haar aangenamer in het oor zouden klinken dan die van goedkeuring. Behoeven wij het te zeggen, dat wij beiden voor de begaafde kunstenaresse over hebben? Voor hem of haar, die de Natuur zóó weet weêr te geven; die zoo met tinten weet te spelen en ze dooreen te mengelen tot een harmonisch geheel; aan wie het gegeven is zoo veel smaak ten toon te spreiden in de keuze der voorwerpen, hunne houding en wat daar verder meê in verband staat - voor die zijn woorden van goedkeuring misschien overbodig; maar ook de woorden van aanmoediging, die Mevr. van Nooten verdient, brengen wij haar toe in de vaste overtuiging - althans in de hoop - dat zij niet meer noodig zijn. Het zou ons verwonderen, het zou ons treffen, indien de roerende toespraak der Schrijfster aan hare zusteren, bij deze geen gehoor had gevonden, en indien zij, gesterkt door eene algemeene deelneming in haar lot, en opgebeurd door woorden van aandrang om op het ingeslagen spoor voort te gaan, niet reeds op nieuws aan den arbeid was getogen, met de door haar zelve gekozen woorden op de lippen: ‘C'est assez, c'est tout ce que je voulais obtenir, plus que je n'osais espérer.’

C.A.J.A. Oudemans.