knoflook veroorzaakt overwonnen hadden, gleed het andere van zelf, en de banketbakker verloor het uitzigt op een goede winst. ‘Zóó, zeide hij, moest men op alle pensions handelen. Mogt dit nog eenmaal de vrucht zijn van de vereeniging van kostschoolhouders, die mijn ouderdom mij niet meer veroorlooft bij te wonen, maar die al mijne sympathie heeft! Niet voeden, maar opvoeden is onze roeping.’ L'appétit vient en mangeant. Die spreuk is mij altijd bijgebleven, Mijnheer de redakteur! En ook nu weder ondervind ik er de waarheid van. Want daar ik eenmaal aan het schrijven ben gegaan, en gij mijne brieven met zooveel welwillendheid in de Tijdspiegel plaatst, en vrienden en buren beginnen op te zien tegen Jan Olij, krijg ik eene ware schrijfjeukte of schrijfwoede, die mij het stilzitten onmogelijk maakt. Maak ik het u wat al te druk of te lastig, plaats dan mijn tien eerstvolgende brieven maar niet, wanneer ik de elfde slechts, al is het dan ook met garmond-, of des noods met nog microscopischer letter gedrukt zie. En nu, waarover kan ik heden schrijven dan over Palsambleu? Waarvan het harte vol is, loopt de mond en ook de pen over. Palsambleu is dood, en niemand beweent hem opregter dan ik; ik hield van hem als van mij zelven. Geen courant heeft die treurige mare aan het publiek medegedeeld; geen rede is bij zijn graf uitgesproken; in geen enkele maatschappij van letter- of andere -kunde is zijn lof verkondigd; niet één gedicht zelfs, waarmeê men anders niet karig is, is ter zijner eere vervaardigd! En toch, hij was een hoogst merkwaardig man. Met hem is een ras, een geslacht, een type uitgestorven. Sprak men vroeger van den laatsten der tribuns, den laatsten der baronnen, ik noem hem den laatsten der Fransche
Monsieurs of Mesjeus, zoo als het eigenlijk in de volkstaal heet. Uitgeweken in den tijd der eerste republiek - hij heeft de tweede nog gekend, pâle reflet d'une grande lumière zoo als hij zeide - vervolgde hij in ons vaderland de carrière, die hij van zijn jeugd af gekozen had, van instituteur de la jeunesse. Grammairien was hij, en niets dan grammairien, van top tot teen. Reeds op zijn gelaat was dit te lezen. Zijn eenigzins scheeve neus geleek volkomen naar een accent grave, zijn mond had den vorm van een circonflexe en zijn onderkin deed kennelijke pogingen om de figuur eener cédille te vertoonen. Reeds van zijn kindschheid af had zich bij hem eene sterke voorkeur voor de spraakkunst geopenbaard, en gedurende zijn gansche leven verloochende ze zich niet. Zijn priktol, zoo heeft hij mij zelf verhaald, noemde hij een substantif, en de zweep om dien te drijven l'impératif. Als knaap, en vrai gamin, kon hij geen bultenaar zien zonder hem te betitelen als een plus que parfait, en een bruidegom was steeds in zijne oogen un subjonctif. Zijn eerste minnebrief begon aldus:
‘Fallait-il que je m'enflammasse
Pour que vous vous glaçassiez, etc’.
En toen ik hem op zijn sterfbed bezocht zeide hij mij: ‘Mon ami, je meurs ou je me meurs, car on dit l'un et l'autre; voyez plutôt Wailly et Rest...’ helaas! het woord Restaut kon er niet meer uit, en met den naam van één der twee afgoden van zijn leven op de lippen, blies hij den adem uit. Goede, brave Palsambleu! Ik alléén heb er geen geld genoeg toe, maar wanneer elk der geäbonneerden van de Tijdspiegel mij één gulden geeft, zal ik op zijn graf een monument doen oprigten, met dit opschrift:
Ci-gît P... Bleu, qui ne fut rien
Qu'un bon et brave grammairien.
‘Maar wat kan nu de lezers van de Tijdspiegel de dood van Palsambleu schelen?’ Veel, dunkt mij, zeer veel; want een man als mijn oude leermeester vertegenwoordigde een geheel tijdvak dat nu gesloten is, en eene rigting waarmede men voor goed schijnt te willen breken. In den tijd toen de mannen van zijn stempel bloeiden, was de opvoeding en het onderwijs iets geheel anders dan nu, en ik kan niet nalaten dien tijd diep te betreuren, en mijn lezers te waarschuwen voor de verderfelijke moderne leer. In die dagen - het waren ook de dagen mijner jeugd - kende men na de maitressen-schooltjes (ze hadden eigenlijk een anderen naam, dien de hoogst fatsoenlijke wereld van deze dagen echter niet meer toelaat uit te spreken) niet anders dan de fransche scholen, gedirigeerd door fransche Monsieurs of Mesjeus. Hier leerde men fransch en niets dan fransch, ja, ook zoo'n klein beetje Mathesis, een paar boeken van Euclides b.v., een klein zweempje van geographie, een soupçonnetje van historie, de stichtelijke geschiedenissen b.v. van La Vallière of Maintenon, van Ninon de l'Enclos of Du-