zij zeggen - bl. 52. Hij was binnengeleid in de zaal des hoogenpriesters. Jezus voor Kajafas en de meeste leden van den joodschen raad. (Wie was dan hij?’) enz. Dergelijke herhalingen komen zeer veel voor.
Omslagtig is het volgende (bl. 57): door hen die ‘zelve van meening zijn, en door hunne naasten worden geacht, als of zij vast stonden.’
Onduidelijk vinden we bl. 16.: ‘Wel mogen we niet vergeten, zoo terstond als wij verder gaan dan het vaststellen van een enkelen grondslag, loopen wij gevaar, ten minste wij hebben wel toe te zien om niet op de onvergankelijkheid over te dragen wat alleen tot de vergankelijkheid behoort.’
Fraai is niet wat wij lezen bl. 14: zóó weldadig, dat het voor ‘onze verbeelding wezen kan, alsof het daar staat, hemelhoog, uit de wolken over land en zee de armen uitbreidende, om met den gloed van zijn liefdevol hart geheel ons geslacht tot zich te trekken! Die weldadige indruk is ons van Jezus' woorden en daden niet gebleven. 't Is moeijelijk zich te verbeelden, dat Jezus staat hemelhoog, uit de wolken over land en zee de armen uitbreidende, om met den gloed van zijn hart ons tot zich te trekken. Werd dit tafereel op doek gebragt, ik geloof haast, dat de schilderij niet mooi zou zijn.’
Op dezelfde blz. lezen we nog iets vreemds: ‘die op de keurigste wijze en met de fijnste uitvoerigheid zijn Rabbouni stamelt.’ - 't Gebeurt weinig, dat men op keurige wijze stamelt, ook Rabbouni niet met de fijnste uitvoerigheid.
Eene blz. verder wordt gezegd: ‘het onderwijs van Christus behoeft ook voor het scherpzinnigst nadenken niet verborgen te blijven.’ Dat is niet vreemd; want de dingen blijven wel het minst voor scherpzinnig nadenken verborgen.
De woorden zijn ook niet overal even goed gekozen b.v. bl. 35: de vrucht van het kruis, bl. 37: nu eens wordt het opgeladen, hoe hooger wij opstijgen (waarop?) als getrouwen van Christus.
Soms geeft groote naauwkeurigheid aan een zin een onaangenamen klank: bl. 81: ‘Of wij onze hoogste troost bij, onze hoogste wijsheid van, onze hoogste zaligheid met Hem hebben?’ bl. 198. Hij tevens met die vastheid des geloofs in, des vertrouwens op zijn hemelschen Vader, Hij kende hemelsche vreugde.’ - Ware het, dat deze de éénige voorbeelden van minder goeden stijl waren, die men in dezen bundel vinden kan, we zouden er niet over gesproken hebben; dit is, onzes inziens echter niet het geval, de stijl is menigmaal niet aangenaam. - Was een recensent geroepen, wat hij in een ander veroordeelt, zelf altijd goed te doen, we zouden ook dan hebben gezwegen, de ondervinding leert het ons genoeg, l'art est difficile. Hadden wij deze preken slechts gehoord, en niet gedrukt voor ons; we zouden ze niet alzoo durven beoordeelen; immers veel te zwaar is de eisch, dat een predikant elken zondag eene goed bewerkte, met zorg gestileerde preek moet leveren. Wie echter een bundel preken uitgeeft, van hem mag wat meer dan het gewone worden verwacht. - We twijfelen intusschen niet, of de lezing van deze preken, zal, niettegenstaande haar, naar ons oordeel, minder gelukkigen vorm, het doel door de uitgave beoogd kunnen doen bereiken.
Agr.....