Eenigen tijd vroeger had ik in de levensgeschiedenis van Mr. C. van Lennep, beschreven door Mr. J. van Lennep te Amsterdam, gezien; dat D. van Lennep, overgrootvader van den Schrijver, in tweede huwelijk gehuwd is geweest met Magtelina van Teylingen, en dat deze vrouw, voorgevende de laatste van haar geslacht te zijn, NB. op het sterfbed, haar man verzocht had de papieren, haar afkomst betreffende, te verbranden, hetwelk toen niet geschied zijnde later door twee heeren van Lennep, met behulp van een spookgeschiedenis, zonder inzien dier belangrijke bundels, heeft plaats gehad; een daad die voor de geschiedenis te bejammeren is.
Ziedaar twee personen die als de laatste van het geslacht van Teylingen worden opgegeven, waarom velen van hetzelve, die nog in leven zijn zich verwonderen, dat zij allen levende dood zijn, en mij verzocht hebben den heer Hoogewegen en niet minder den geschiedschrijver Mr. J. van Lennep in te lichten, dat noch de Burgemeester van Rotterdam noch de aangehuwde overgrootmoeder van den heer Mr. J. van Lennep, Magtelina van Teylingen, de laatste van het geslacht zijn geweest.
De afkomst is zoo menigmaal beschreven, dat het voor den lezer vervelend zoude zijn zulks van den beginne af weder op te halen: genoeg is het hier, voor degenen die er prijs op stellen te herinneren: dat na den dood van Graaf Floris het huis Teylingen, tot het eedgespan der Edelen tegen gemelden Graaf behoord hebbende, uit den lande verbannen is en niet vóór de 15de eeuw in het vaderland terug kwam, als wanneer Augustinus van Teylingen, die is geweest rentmeester van Friesland, Gouverneur van Noord-Holland, met zijn oom Lucas weder naar Holland is gekomen en in 1553 overleden.
Gemelde Augustinus is de stamvader geworden van het tegenwoordige geslacht, als hebbende gehad twee zonen met name Floris en Bartholomeus, van welke Floris in Noord-Holland is gebleven en de laatste in den 8sten graad Joh. Lodewijk en Magtelina, gewoonlijk Machteld genoemd, kinderloos overleden zijnde, geen nakomelingen meer aanwezig zijn.
De broeder van Floris, Bartholomeus genaamd, heeft zich in Zuid-Holland en wel speciaal te Rotterdam, met de woon begeven, en is daarom de Rotterdamsche tak genoemd.
Van dezen was afkomstig in den 7den graad Dirick gezegd Theodorus, mijn overgrootvader, die burgermeester was van Rotterdam en van welken afkomstig zijn de heeren en vrouwen van Teylingen, te Rotterdam, in Zeeland, Utrecht en elders woonachtig; en ook afkomstig was de overledene heer IJ. van Teylingen die even als zijn vader Burgemeester van Rotterdam geweest is.
Dit zal genoeg zijn om de vrienden van het geslacht van Teylingen gerust te stellen, dat alle nakomelingen van den huize Teylingen en later van Augustinus, met den dood van Magtilda, door den geschiedschrijver den heer Mr. J. van Lennep de laatste van het geslacht genoemd, of door den dood van den Burgemeester IJ. van Teylingen, door den heer Hoogewegen bij de beschrijving van diens portret, met voorbijzien van zijn zoon, die evenwel kinderloos is overleden, mede als de laatste van zijn geslacht aangewezen, nog niet van dezen aardbol verdwenen zijn.
Rotterdam, 9 September 1863.
D.G. van Teylingen van Kamerik.