bekende Needles - is het onmogelijk een volledig denkbeeld te geven, ik zeg niet van al wat in het reusachtige Londen merkwaardigs, maar eigenaardigs is; maar ook de voorstellingen zijn te eenzijdig, bijna alle gegrepen uit het lagere volksleven, en veelal ons het onedele voorstellende, terwijl er toch in de Britsche hoofdstad zooveel goeds, zooveel edels, zooveel voortreffelijks is. Aan dit euvel der eenzijdigheid gaat reeds het titelvignet mank. In het midden de toren van de St. Paulskerk, schuins daarachter die van Westminsterabbey, geflankeerd door twee dômes van het tentoonstellingsgebouw, op den voorgrond een (onmogelijke) roastbeef, voorts schildpadden en oesterschalen, podding en bijbel (zoo het schijnt met het hoedje van Mrs. Gamp), boksers-handschoenen en jockey's-pet enz. - Wij erkennen het, formulier-godsdienst en podding, punch en races spelen een groote rol in het Engelsche level, maar is er dan niets hoogers, niets edelers? wordt er niets, wordt er niet zeer veel gedaan voor ware beschaving, wetenschappelijke opleiding en zedelijke ontwikkeling? Mogt er geen klein plaatsje over zijn voor de philanthropie, die, moge ze somtijds ook al eenzijdig en ziekelijk zijn, toch zulke uitstekende vertegenwoordigers heeft in Engeland? Is de Engelsche literatuur, zoo rijk en vooral zoo invloedrijk op geheel Europa, en niet het minste op ons land, niet geheel voorbijgezien?
Maar ik lees ook nog op den titel: Londen in 1862. Die Londen in 1862 wilde karakteriseren, mogt, dunkt mij, twee dingen niet voorbijzien. Vooreerst de tentoonstelling, en ten tweede de militaire geest, die zich in dat jaar zoo merkwaardig ontwikkeld heeft. Van de tentoonstelling echter bemerken wij in deze schetsen niets, behalve op den titel de twee reeds genoemde koepels van het gebouw, en op de plaat getiteld: Uithangborden-menschen, lezen wij tweemalen het woord Exhibition op de volgeladen omnibussen; et voilà tout. Van de Rifle-men, hunne parades, exercitiën, die verleden jaar zoo in den smaak vielen, ziet men geen spoor; ja, op geen der platen vindt men iets wat naar een soldaat gelijkt. In vroegere jaren zou dat zeer juist gezien zijn, want het grootste contrast tusschen Parijs en Londen was toen, dat men daar altijd, hier nooit een militairen rok zag. In 1862 was dit echter ten eenenmale veranderd, de uniform was à l'ordre du jour, en het was niet alleen bij de exercitiën in Hyde-park, maar overal in Londen zigtbaar, hoezeer de Napoleonophobie de actiën der soldatesque had doen rijzen.
Ik heb nog ééne grief tegen den auteur. De titels zijner teekeningen zijn welligt duidelijk genoeg voor hen die Londen bezocht hebben en die goed Engelsch verstaan, zij die Engeland's bodem niet betraden en zijn taal niet meester zijn, zullen moeite hebben de hun voorgelegde typen te begrijpen. Immers wat moeten zij denken van Alhambra, Drury-lane, en vooral Pit-entrance? Velen hunner, ik houd er mij van overtuigd, zullen bij het hooren van dit laatste woord denken aan den grooten staatsman Pitt en meenen dat hier sprake is van zijn entrée in het parlement of zoo iets dergelijks. Ware het niet beter geweest hier van het parterre in den schouwburg te spreken? Weinigen ook maar weten, dat de naam van Alhambra, het Moorsche paleis te Grenada, in Londen gegeven is aan eene zaal in Moorschen stijl gedecoreerd, en gebezigd voor allerlei voorstellingen (dit jaar gymnastische en acrobatische exercitiën) en