Jezus Christus, maken wij er ons een genoegen van, de aandacht te vestigen op het werkje van den heer H. ten Brink Hz., bovengenoemd. Aangemoedigd door de goedkeuring en den zegen, op twee vroeger uitgegeven geschriften ondervonden, en wenschende te voorzien in de behoefte van zijne gemeenteleden en in die van vele eenvoudigen elders, die gaarne in den huisselijken kring 's Heeren lijden overdenken, heeft hij dit werkje zamengesteld en opgedragen aan de Hervormde gemeente te Peperga en Blesdijke. In 42 overdenkingen wordt de stof afgehandeld, eenvoudig, geleidelijk en regt stichtelijk, geheel naar de vatbaarheid van de lezers, die de Schrijver zich voorstelde. De toon is warm en gemoedelijk en getuigt van hoogen eerbied voor den Heer en van bewondering van diens goddelijke grootheid en gadelooze liefde. Wij twijfelen niet, of dit werkje zal in menig huisgezin een welkom geschenk wezen en voorzien in een lang gevoelde behoefte, en in de lijdensweken niet alleen maar ook bij menig andere gelegenheid een rijke bron worden van geestelijken zegen.
Wij hebben evenwel een paar aanmerkingen, die wij niet willen achterhouden omdat zij ingrijpen in de geheele voorstelling van den lijdenden Christus, en alzoo betrekking hebben op den geheelen inhoud van deze overdenkingen. Wij spreken er niet van, dat de volkomen harmonie der vier Evangeliën ondersteld wordt en er niet het geringste vermoeden geopperd wordt van de bezwaren, die er zijn, om zich, naar de berigten der Evangeliën, een juiste voorstelling te kunnen maken van de lijdensgeschiedenis - wij houden zulk een onderzoek en vooral het opperen van bezwaren die niet opgelost worden, in een werkje voor eenvoudige gemeenteleden die stichting verlangen, zeer ongepast. Maar wat wij wenschen, juist voor de eenvoudige gemeenteleden, is: bepaaldheid, helderheid van voorstelling en uitdrukkingen, en vermijding van al dat zwevende en hol klinkende dat vragen doet: maar wat is het dan toch, 't geen de schrijver bedoelt? En wij meenen dat de eenvoudige, als hij zoo ernstig en dringend vermaand wordt, om ‘met tranen van berouw zijn zonden te beweenen, tot Gods genade in Christus de toevlugt te nemen, en te zweren, niet weder te willen zondigen, en in te zien hoe vreesselijk de kracht der zonde is, die den Zoon Gods aan het kruis nagelde, en in te zien, welk een offer hare verlossing heeft gekost’, bij eenig nadenken menigmaal de vraag doen zal: hoe word ik door den dood van Christus van de zonde verlost, en verzekerd van Gods genade? - Er wordt gezegd: ‘zien wij daartoe geloovig op het kruis, waaraan Gods zondaarsliefde zich zoo treffend en heerlijk heeft geopenbaard, en Christus ons in zijne opoffering zijne liefde betoonde’; maar het is nog niet veel helderder geworden, wáárin de openbaring van Gods zondaarsliefde eigenlijk bestaat. Misschien wordt elders het antwoord gegeven als wij lezen: ‘Hoezeer Gods ongenoegen over de zonde der menschen in die duisternis en de vreesselijke kracht der zonde in dat
verregaand ligchaams- en zielelijden van onzen Heer zich openbaarde, zoo gelooven wij niet, dat Hij, ofschoon onze zonden in zijn ligchaam gedragen hebbende, voor ons de helsche angsten en pijnen heeft geleden. Verre zij van ons eene gedachte, zóó onteerend voor den God en Vader van onzen Heer Jezus Christus, die de liefde is; maar dat ge-