poëzy is bij uitnemendheid subjectief: hebben wij, dank de sterk uitgedrukte subjectiviteit van mevrouw G., een blik in haar hart kunnen werpen, hebben wij haar als dochter, vrouw, moeder, vriendin kunnen prijzen, wij weten door die zelfde subjectiviteit welks geestes kind zij is, en daar is het met onze sympathie gedaan. Opgevoed als ze moet geweest zijn in een atmosfeer van regtzinnigheid en mystiek, heeft zij niet kunnen nalaten daarvan de duidelijkste bewijzen in haar verzen te geven.
Kan het met een anderen naam dan dien van ziekelijk mysticisme betiteld worden, wanneer aldus op den kinderlijken leeftijd wordt gewezen?
Oh! thou who from thy infant years dieds learn thy God to love,
Whose little heart with childlike tru thruft Saviours words received,
And early o'er its many sins in secret deeply grieved,
Weeping - while thy sweet infant head on Jesus' breast was laid -
That so much unremitting love so ill should be repaid!
Denken we daarbij niet met een glimlach aan Bilderdijks vroegrijpe ontwikkeling, die toen ‘een dubbele, neen, drie halve zonnebanden zijn leven afgeperkt’ hadden, kennis maakte met Cats, dien hij twaalf maanden later dankt voor de gansch nieuwe wereldbeschouwing, welke de lezing van diens werken hem had gegeven?
Niet minder hinderlijk is de gedurige vermelding van engelenstemmen en engelenverschijningen, ja eenmaal zelfs in een overigens niet onverdienstelijk versje ‘To the Bereaved’ worden wij vergast op ongelukkige strijders hier beneden met vlerkjes die, als een kiekentje in het ei, door het aardsche omhulsel zoeken door te dringen:
‘Ye heavy-laden, bending b'neath the anguishn
Whose suffering hearts in ceaselers cravings languish
With fluttering wings against the boundaries beating
Of this frail tent of clay.’
Wij noemden het vers, in weêrwil van dezen wansmaak, verdienstelijk omdat hier evenmin als elders het mysticisme de dichteres verleidt tot een lijdelijk verzinken in zich zelf, tot een ontkenning van de werkelijkheid, neen, geheel de opwekking aan ‘the Bereaved’ getuigt van een gezond geloof, van een krachtigen geest.
Nog een ander punt waarin wij van de onbekende verschillen is dat, blijkens enkele harer gedichten, zij de leer is toegedaan, dat de beproevingen ons hier treffen om ons langzamerhand van al de aardsche banden los te maken, dat de dood ons onze dierbaren ontneemt, omdat wij ze te zeer beminden. Mijns inziens moet liefde voor vrouw en kinderen, de trouwe vervulling van onze pligten jegens betrekkingen en vrienden, juist gunstig werken op onze ontwikkeling, juist mede helpen om ons meer aan onze bestemming te doen beantwoorden.
v. D.