van ziekte, zedelijk en ligchamelijk verval van geheele bevolkingen van fabrieksarbeiders, doordien de fabriekanten niet schromen leven en gezondheid der werkbijen, die voor hen de honig des levens bereiden, aan hunne winzucht op te offeren. Niet op alle fabriekanten is het gezegde van toepassing; er zijn gelukkig uitzonderingen op den regel en gaarne nemen wij aan dat de overige veelal uit onwetendheid zondigen. Waren zij doordrongen van de hoegrootheid van het kwaad dat de weinige zorg voor hunne arbeiders sticht en begrepen zij daarbij dat voldoende zorg voor deze niet nadeelig is voor hen zelven, maar zelfs voordeel aanbrengt, dan voorzeker zouden zij anders handelen en de belangen van hunne onderhoorigen in overeenstemming weten te brengen met de hunne. Want er bestaat inderdaad geen strijd tusschen gezondheidsleer en fabrieksnijverheid; die strijd is slechts schijnbaar en wijkt voor een onbevooroordeeld onderzoek.
Deze of dergelijke overwegingen waren het, die Dr. Coronel aanspoorden tot het onderzoek, waarvan hij de resultaten heeft nedergelegd in het boek, dat wij hier (wel wat laat) aankondigen. Dat die taak goed aan hem was toevertrouwd, had de Schrijver reeds vroeger getoond in zijn ‘Middelburg voorheen en thans,’ een werk dat teregt door bevoegde beoordeelaars werd geprezen. Hij heeft ons ook thans een degelijken en nuttigen arbeid geleverd, die behartigd verdient te worden door allen, wien het welzijn der fabrieksarbeiders ter harte gaat. De titel belooft echter meer dan van den Schrijver redelijkerwijs te vergen was; een handboek toch, waarin geleerd wordt, hoe de gezondheidsleer op de fabrieksnijverheid behoort te worden toegepast, zoude talrijke bijzonderheden moeten bevatten, die hier gemist worden en ook niet in het plan van het werk lagen. Wij vinden er een historisch overzigt van het ontstaan der fabrieksnijverheid, van de nadeelen, die daaruit voor de arbeidende klasse voortvloeiden, van de middelen waardoor men in andere landen, vooral in Engeland en Frankrijk die nadeelen tracht te bestrijden en van hetgeen in ons vaderland in het belang der arbeiders gedaan wordt. Als eene proeve van de wijze waarop men een onderzoek naar den toestand der fabrieksarbeiders zou behooren in te stellen geeft de Schrijver in het tweede gedeelte de resultaten van zijn onderzoek naar den zedelijken, verstandelijken en ligchamelijken toestand der Calicot-fabriekarbeiders in Zeeland en besluit met het aangeven der middelen, die, zijns inziens, aanmerkelijke verbetering in de bestaande gebreken zouden aanbrengen.
Het onderwerp is met vlijt bearbeid; de Schrijver geeft in een aangenamen en bevattelijken stijl een duidelijk beeld van den toestand der fabrieksarbeiders in verschillende landen en bespreekt de belangrijkste vraagstukken, die zich omtrent de stoffelijke, zedelijke en intellectuele belangen van den arbeider, in verband met zijne dagelijksche bezigheden in de fabrieken, voordoen. Hij doet het met warmte en doordrongen van het gewigt zijner taak. De tusschenkomst der Regering ter bescherming van de fabrieksarbeiders wordt door hem noodig geacht, en dringend aanbevolen. Hoe moeijelijk het ook moge zijn om met juistheid te bepalen hoever die inmenging der Regering in bijzondere belangen gaan mag, deelen wij toch geheel het gevoelen van